Start Omhoog

Citaten uit

Last van ontlastend bewijs

Nicolaas Meijering, De Volkskrant 23 september 2005

Bij de zaak Cees B. was Nederland ontzet over het feit dat ontlastend bewijs was achtergehouden. Dat gebeurt zo vaak, beweert Nicolaas Meijering.

[...]

Iedere strafadvocaat die al een tijdje meeloopt, heeft met dit fenomeen de nodige ervaring opgedaan.

[...]

De vraag is hoe het zover kon komen. 

[...]

Soms wordt er zelfs geen woord aan vuil gemaakt. 

Nog niet zo lang geleden had ik het geluk dat een gewetensvolle politieambtenaar mij geheim gehouden stukken toespeelde waaruit bleek dat een cliënt volstrekt ten onrechte werd beschuldigd van betrokkenheid bij invoer van ruim twaalfhonderd kilo cocaïne. Voordat ik die stukken inbracht, vroeg ik meermalen de officier naar het bestaan van dergelijke stukken, hetgeen telkens met kracht ten overstaan van de rechtbank werd ontkend.

De rechtbank reageerde slechts in het vonnis met de overweging dat het niet noodzakelijk was in te gaan op de verweren van de verdediging rondom opzettelijke misleiding, nu de rechtbank toch al voornemens was de verdachte voor dit feit vrij te spreken. Het OM kwam er zonder problemen mee weg, mijn cliënt en mij vertwijfeld achterlatend.

Andere keren wordt er wel door de rechter aandacht besteed aan dergelijk handelen van het OM, maar dan weer in sauverende bewoordingen. Ieder strafadvocaat kent wel de overwegingen van de rechter die ongeveer beginnen met 'weliswaar (...) onvolkomenheden' en eindigend met 'echter niet zodanig dat ...' 

Zo is daar die cliënt die ik in hoger beroep mocht bijstaan nadat hij eerder, door de rechtbank was veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf, voor invoer van een grote hoeveelheid cocaïne.

Bij het Hof bleek dat het Openbaar Ministerie een halve meter uiterst relevante telefoontapverslagen had achtergehouden. Uit die verslagen was zonneklaar op te maken dat mijn cliënt niet datgene had gedaan waarop de veroordeling van de rechtbank volledig was gestoeld. Hoewel hij direct in vrijheid werd gesteld en kort daarna werd vrijgesproken, kwam het Hof niet verder dan vast te stellen dat

'aan het onderzoek in deze zaak onvolkomenheden kleven'

maar die waren

'niet te beschouwen als ernstige inbreuken op de beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan'. 

Hoewel dit slechts enkele voorbeelden zijn, hebben we het ook weer kunnen zien in de zaak tegen Cees B. Indien we de conclusies en uitlatingen van de commissie-Posthumus, procureur-generaal Brouwer en minister Donner bezien, is men blijven steken in kwalificaties als

'(beoordelings)fouten',

'geen sprake van opzettelijk achterhouden' van ontlastend bewijsmateriaal

en het overbekende 'geen twijfel aan integriteit' van betrokkenen.

Dat zijn reacties die onder de maat zijn en tot veelonbegrip leiden bij degenen die zijn betrokken bij het rechtsbedrijf of daarmee te maken hebben gekregen. Al diegenen weten immers dat het achterhouden van ontlastend bewijsmateriaal een doodzonde is in het strafproces. En dat is het echt niet alleen omdat het Wetboek van Strafrecht dergelijk handelen in artikel 361 als ambtsmisdrijf kwalificeert en het met een maximale gevangenisstraf van viereneenhalf jaar bedreigt.

De toelichting op dit artikel leert trouwens dat er geen sprake kan zijn van twijfel aan opzet aan de zijde van betrokken politie- en justitieambtenaren:

'geen bijzonder oogmerk is hier vereist. Wel moet de dader zich bewust zijn van de bewijsbestemming van de stukken die hij onder zich heeft. Dat bewustzijn zal bij ambtenaren zeer zelden ontbreken. In ieder geval volstaat voorwaardelijk opzet'.

Dat de betrokken ambtenaren zich bewust waren van de bewijsbestemming in de zaak tegen Cees B. zal ook bij genoemde commissie tot en met Donner geen twijfel hebben geleden. Toch is het weer sterker dan henzelf en zijn de zalvende kwalificaties niet van de lucht en worden de betrokken politie- en justitieambtenaren zelfs ongemoeid gelaten. Naar ik vrees
zullen ze hooguit uit elkaar worden gepromoveerd. In de ogen van hun meerderen hebben ze immers toch niet opzettelijk de echte dader willen laten lopen?

[...] Alsof het daar allemaal om zou gaan.

Zolang de onderhavige problematiek niet in volle omvang wordt onderkend door de autoriteiten die daar bij uitstek over gaan, terwijl passende reacties uitblijven, zal de ziekte steeds verder uitzaaien. Politieambtenaren en officieren van justitie die het weer in hun hoofd willen halen, weten dat ze er zowel in als buiten de rechtszaal toch wel mee weg kunnen komen, als ze al de pech hebben dat het uitkomt. Misschien dat het Hof dat de zaak van Cees B. opnieuw zal behandelen een eerste aanzet kan geven tot het wegnemen van de cultuur van ontkennen en verbloemen.

Interessant is de vraag of het Hof - in tegenstelling tot topjuristen als Posthumus, Brouwer en Donner - het wel aandurft te oordelen dat doelbewust Cees B.'s recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.

Nicolaas C.J. Meijering is advocaat te Amsterdam en werkzaam bij Seegers, Meijering, Ficq & Van Kleef Advocaten.

 

Start Omhoog