Citaten uitAl-Kaida is sterker dan vóór 9/11Gert Jan Rohmensen, Trouw, 11 september 2007 Zes jaar geleden werd het World Trade Center in New York met de grond
gelijk gemaakt door negentien terroristen van Al-Kaida. De journalist
Abdel Bari Atwan schreef een boek over het terreurnetwerk, als een van
de weinige journalisten die ooit in Osama bin Ladens grot logeerde. Over Bin Ladens schuilplaats wordt als jaren gespeculeerd. [...]
Atwan is er ook van overtuigd dat Bin Laden en zijn rechterhand Al-Zawahiri niet samen zijn.
Abdel Bari Atwan geeft een stevige handdruk. Het is dezelfde hand die bijna elf jaar geleden rustte in de hand van Osama bin Laden in het ruige Tora Bora gebergte in Afghanistan. [...] De ontmoeting met de man die inmiddels is uitgegroeid tot de meest
gezochte terrorist ter wereld heeft een bepalende rol gespeeld in het
leven van de journalist Abdel Bari Atwan (57). [... ...] Hij omschrijft de Saoediër niet alleen als massamoordenaar, maar ook als een vriendelijke, ’enorm bescheiden’, ’beleefde’ man met ’veel gevoel voor humor’, als iemand die een gast op zijn gemak weet te stellen en respectvol behandelt. De journalist stelt er zekerheidshalve bij geen enkele sympathie te koesteren voor de idealen van Al-Kaida, en de aanvallen op onschuldige burgers in het Westen met kracht te veroordelen.
[...] Het werd de gevreesde barre tocht, die in het diepste geheim moest worden gemaakt. Atwan reist naar Peshawar in West-Pakistan waar een contactpersoon hem in de kledij van een lokaal stamhoofd hijst, compleet met tulband. Met een escorte van twee talibanstrijders en een doldrieste chauffeur, belandt Atwan via de Khyberpas in het Afghaanse Jalalabad. Hier wordt hij overgedragen aan een nieuwe contactpersoon die hem de volgende avond in een auto zet voor een nachtelijke rit naar Tora Bora, de bergketen waar Bin Laden eind 2001 voor het laatst is gezien. Er volgt opnieuw een dodemansrit door de bergen, tot Atwan ’s avonds laat het ’Adelaarsnest’ bereikt, het hoofdkwartier van de Afghaans-Arabische moedjahedienstrijders. Bin Laden ontvangt hem in een kale, koude grot van vier bij zes meter. Het belangrijkste meubelstuk is een boekenkast met werken over de islam. De twee spreken over Bin Ladens rijkdom als telg uit een familie van bouwondernemers. Hij zegt niets om geld te geven en zich prima te voelen onder de primitieve omstandigheden. Het martelaarsschap komt ter sprake. Bin Laden vertelt dat hij niet bang is voor de dood, dat hij een martelaar wil worden. Het spijt hem spijt dat hij nog in leven is. Atwan krijgt een bed aangeboden in de grot. [...] Sinds die ontmoeting is Atwan de ontwikkeling van Al-Kaida en Bin Laden blijven volgen. Cruciaal daarin is de rol van Bin Ladens rechterhand, de Egyptenaar Ayman al-Zawahiri. Hij zet de beweging in 1998 op een nieuwe koers. Al-Kaida (de Basis) was tot dan toe vooral gericht tegen de Amerikaanse militaire aanwezigheid op het Arabische schiereiland.
Voorheen was Al-Kaida een gecentraliseerde organisatie: met een leider, zijn rechterhand, een derde leidinggevende laag en de leden.
De journalist wijst op krantenvoorpagina’s die melding maken van in Duitsland gearresteerde terreurverdachten.
[... ...]
Atwan bepleit onderhandelingen met groeperingen als de taliban. Samenwerking in plaats van confrontatie is de enige manier om vooruit te komen, vindt hij.
|