Citaten uitGeen begrip voor de Marokkaanse boefjesRob Pietersen, Trouw, 7 april 2007
Eigen schuld, of ligt het aan anderen? Fleur Jurgens vindt dat
Marokkaanse jongeren in Amsterdam hun achterstandssituatie óók aan
zichzelf te danken hebben. Helaas heeft ze niet met de prinsjes zelf
gesproken. In de epiloog van haar boek oordeelt Fleur Jurgens (1972) keihard over de Marokkaanse probleemjongeren in Amsterdam-West. Veel harder dan de deskundigen die ze sprak. Die zijn veelal ’redelijk optimistisch’ over de toekomst. „Het is tijd de fluwelen handschoentjes uit te trekken”, concludeert de auteur die haar boek schreef in opdracht van ’Politie en Wetenschap’, een onafhankelijk onderzoeksprogramma van de Politieacademie. De statistieken stemmen inderdaad somber. In Amsterdam verlaten bijna zeven op de tien Marokkaanse jongens het onderwijs zonder bruikbaar diploma, veertig procent is werkloos, en een op de tien staat bij de politie als verdachte geregistreerd. Bijna een op de drie jongens in justitiële jeugdinrichtingen is van Marokkaanse afkomst. Een snel groeiende onderklasse van Marokkaanse jongemannen zorgt in de grote steden voortdurend voor overlast: van tasjesroof tot intimidatie van buurtbewoners. Ze willen en doen niets, ze hebben een hekel aan alles, en willen van eigen schuld niets weten. Het slachtofferdenken is ze lange tijd goed van pas gekomen, schrijft Jurgens.
Ze plegen geen misdrijven omdat zij door racisme achtervolgde schepsels zijn, gaat de schrijfster verder. Het wordt tijd Marokkaanse jongens en hun ouders serieus te nemen: beoordeel hen op hun keuzes, daden en prestaties, net als elke andere Nederlander. [...] ’Het Marokkanendrama’ gaat over een kleine duizend probleemgevallen – er wonen in Nederland ruim 320.000 Marokkanen. Het verhaal over de ’prinsen van niemandsland’ betreft dus een
relatief kleine groep. Het is ook spijtig dat het een verhaal uit de
tweede hand is. In hoeverre speelt de gezinssituatie van Marokkaanse jongens een rol in hun kans op ontsporen? Die vraag is zeer beladen, merkte Jurgens.
[... ...] Jurgens noemt in het slothoofdstuk tien drogredenen, mythes over
Marokkaanse criminele jongeren. |