Van het verbod op Martijn kan de burger nog spijt krijgendinsdag 22 april 2014 NRC Commentaar Het arrest van de Hoge Raad waarmee de pedofielenvereniging Martijn vrijdag werd verboden, is teleurstellend. Hoewel de doelstelling van de vereniging louter afkeuring verdient, wordt met een verbod toch een te zwaar middel toegepast. In een vrije samenleving moet het ook mogelijk zijn om rondom ongewenste, schokkende en zelfs schadelijke opvattingen een vereniging te organiseren. Zolang de doelstellingen en de feitelijke handelingen van de leden binnen de wet blijven. Of, zoals het criterium tot nu toe luidde: er mag geen sprake zijn van een feitelijke ontwrichting van de samenleving door de vereniging. Of daarvan in de zaak Martijn sprake is, kan betwijfeld worden. De meningen van de leden waren verwerpelijk, maar trok iemand zich er iets van aan? Dat ontwrichtingscriterium betekende tot nu toe dat bijvoorbeeld een motorclub als de Hells Angels door de rechter niet verboden werd, hoewel er in het clubhuis toch wapens, drugs en munitie gevonden werden. Ook de individuele leden van de Hells Angels, net als die van Martijn, konden (en werden) regelmatig vervolgd en opgesloten. Maar op het handelen van de motorclub was niets aan te merken. Van het inperken van grondrechten, zoals vrije vereniging, blijft de rechter bij voorkeur af. Dat evenwicht is precair en het onderscheid subtiel – tussen civiele vrijheden en strafrechtelijke plichten. Maar ook functioneel. In een vrije samenleving heeft het bovengronds en dus zichtbaar houden van groepen burgers met ongewenste opvattingen of activiteiten ook nut. Het houdt de overheid bovendien op afstand en legt een grote verantwoordelijkheid bij de samenleving zelf. Die toont zich ook weerbaar. Voor pedofilie is die grens nu doorbroken – en dat is hoe dan ook een historische stap, waarvan gehoopt mag worden dat die beperkt blijft. Ook Martijn hield zich immers aan de wet. De redenering die de Hoge Raad gebruikt voor een civielrechtelijk verbod, vormt hopelijk geen definitief keerpunt bij het bepalen van de ruimte voor de vrijheid van meningsuiting. De vereniging Martijn wordt namelijk verboden vanwege de mogelijke toekomstige ontwrichtende effecten en de „kennelijke bedoeling” van de leden. Dus niet om wat ze nu doet maar om wat ze zou kunnen veroorzaken, als iedereen mee gaat doen. Daarmee zijn er dus verboden opvattingen vastgesteld. Als die ‘toekomstige ontwrichting’ van de samenleving maar geen algemene maatstaf wordt. En dus een nieuwe stok voor het OM om er ook andere verenigingen preventief mee te slaan. Intussen voegt de Hoge Raad zich naadloos in de publieke afwijzing van pedofilie. Kennelijk moet de kloof met de burger ook weer niet te groot worden. Die burger kan daar nog spijt van krijgen. |