Citaten uitDe blasfemie van de ontkenningFrank Furedi, Trouw 24 februari 2007
’Ontkenning’ is de afgelopen twee decennia uitgegroeid tot het
eenentwintigste-eeuwse equivalent voor ketterij. Wie bijvoorbeeld
sceptisch staat tegenover de milieuwijsheid van tegenwoordig wordt al
snel op een lijn gezet met ontkenners van de Holocaust. Deze seculiere
inquisitie staat het vrije denken in de weg, betoogt de socioloog Frank
Furedi.
De Joodse wijsgeer Spinoza werd beticht van ketterij en uit de synagoge gebannen omdat hij de openbaring ontkende. In 1633 werd Galileo door de katholieke inquisitie berecht voor zijn kritiek op de kerkelijke kosmologie. Bedreigd met marteling en met de dood zag hij zich gedwongen om zijn overtuigingen af te zweren, en hij werd veroordeeld tot gevangenschap voor de rest van zijn leven. [...] De wetenschapper Isaac Newton stond voor het dilemma of hij publiekelijk zou verklaren dat hij niet in het bestaan van een persoonlijke duivel en van demonen geloofde. Maar hij had veel te verliezen als men hem van ketterij zou betichten. Collega’s van hem die de Drie-eenheid loochenden, raakten in sommige gevallen hun academische posities kwijt. Een tijdgenoot beweerde dat Newton zijn opvattingen voor zich hield omdat
Ook anderen probeerden aan de gramschap van de ketterjagers te ontkomen. Copernicus, die ontkende dat de aarde het middelpunt van het universum was, ontliep zijn straf door de publicatie van zijn boek uit te stellen tot aan zijn dood. De meesten van zijn collega’s en andere wetenschappers volgden zijn voorbeeld, zodat de copernicaanse astronomie haast een eeuw lang praktisch tot stilzwijgen was veroordeeld. Maar niet iedereen was bereid om dat spelletje mee te spelen. Giordano Bruno was de dapperste loochenaar van de kerkelijke dogmatiek en een pleitbezorger van de copernicaanse theorie. Hij weigerde zich de mond te laten snoeren en nam het en plein public op voor Copernicus’ ideeën. Zelfs nadat hij zeven jaar in het cachot van de inquisitie had doorgebracht, weigerde hij in te binden. Het kostte hem zijn leven. Deze ketter durfde zich tot het bittere einde op zijn ketterij te laten voorstaan.
[...] Toen de vroege humanist Michael Servetus, die werd opgejaagd door de katholieke inquisitie, naar het protestantse Genève vluchtte, werd hij door het calvinistische bewind terechtgesteld omdat hij de leerstellingen van de Drie-eenheid en de erfzonde loochende. Zelfs in Engeland gingen de ketterverbrandingen nog door na de Reformatie. Tijdens het bewind van Jacobus I trok Bartholomew Legatt de aandacht van de anglicaanse kerk omdat hij de goddelijkheid van Christus ontkende. Hij werd uitgemaakt voor ’obstinate, weerspannige en onverbeterlijke’ ketter en vond de dood op de brandstapel. Zijn broeder in de zonde, Edward Wightnan, werd terechtgesteld op 11 april 1612 – de laatste ketter die in Engeland werd verbrand. Ook in Schotland was het een riskante zaak om de Drie-eenheid te loochenen. In 1697 werd Thomas Aikenhead opgehangen vanwege deze godslastering. [... ...] Paradoxaal genoeg geeft de afwezigheid van morele helderheid vandaag de dag aanleiding tot een klimaat van geborneerdheid en onverdraagzaamheid. In een tijd dat moralisten het moeilijk vinden om duidelijk onderscheid te maken tussen goed en kwaad, worden ze gedwongen om de grens tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag op een andere manier te trekken. Dus grijpen ze naar voorbeelden van ondubbelzinnig kwaad – pedofilie, de Holocaust, milieuvervuiling – om potentiële morele overtredingen te definiëren. De tegenwoordige ketterjagers proberen nieuwe taboes te construeren. Het meest geritualiseerde en geïnstitutionaliseerde taboe in de westerse samenleving is de twijfel aan de Holocaust, of de weigering om je tegen de Holocaust uit te spreken. Talloze landen beschikken inmiddels over wetten tegen de ontkenning van de Holocaust. In Oostenrijk kan het ontkennen ervan je komen te staan op een gevangenisstraf van tien jaar. [... ...] Ontkenning is de afgelopen twee decennia uitgegroeid tot het eenentwintigste-eeuwse equivalent voor ketterij. Wie het oneens is met de beweringen van modieuze actievoerders kan rekenen op censuur en onverdraagzaamheid. Als gevolg van het precedent dat werd geschapen door wetten tegen de ontkenning van de Holocaust, nam het Franse parlement oktober vorig jaar een wet aan waardoor iedereen die de Armeense genocide ontkent met een jaar gevangenis kan worden bestraft. Ontkennen is getransformeerd tot het algemene kwaad. [...] Als ontkenning eenmaal is gestigmatiseerd, wordt er censuur geëist. [... Voorbeelden uit het klimaatdebat ...] De ketter wordt veroordeeld omdat hij een gezag heeft durven bekritiseren dat onder geen beding mag worden bekritiseerd. De ’overweldigende bewijzen’ dienen hier als equivalent voor de godsdienstige openbaringswaarheid, en zij die twijfelen aan ’wetenschappers van onbetwiste reputatie’ – de nieuwe priesterkaste dus – maken zich schuldig aan godslastering. [... Voorbeeld uit het klimaat debat: „Er moeten oorlogsmisdrijfprocessen tegen die ellendelingen (de ontkenners) komen. Een soort klimaat-Neurenberg.” ...] Ontkenning lijkt het hedendaagse equivalent te zijn voor wat de traditionele godsdienst ooit placht aan te duiden als een zondig of gevaarlijk idee. [...] De tegenwoordige inquisiteurs hebben die benadering overgenomen wanneer ze nadrukkelijk stellen dat je je ’verantwoord gedraagt’ als je opvattingen onderdrukt omdat je mensen daarmee beschermt tegen ’verkeerde opvattingen’ en ongeloof. De transformatie van ontkenning tot taboe weerspiegelt het tegenwoordig wijdverbreide conformistisch dogmatisme. Ik wijs er hier graag op dat het Engelse woord ’heresy’ (ketterij) is afgeleid van het Griekse woord dat ’kiezen’ betekent. Arthur Versluis laat ons dat nog eens weten in zijn belangrijke boek ’The New Inquisitions’.
[...] Vandaag de dag is het woord ontkenning ontdaan van zijn radicale en kritische boventonen. Het wordt gebruikt als synoniem voor de weigering om de waarheid te erkennen – zoals bij de ontkenning van de Holocaust. In het alledaagse spraakgebruik wordt ontkenning gezien als een uiting waaraan lage, oneerzame motieven ten grondslag liggen. In de psychoanalyse staat ontkenning voor het onderdrukken van pijnlijke en beschamende herinneringen en ervaringen. In de huidige therapiecultuur krijgen mensen die gedachten uiten die in tegenspraak zijn met onze eigen gedachten vaak te horen dat ze ’in een ontkenningsfase’ zitten. Het is een manier geworden om hun standpunt in diskrediet te brengen, om hun het zwijgen op te leggen. [... Voorbeelden uit de therapiecultuur ...] En als die ontkenning dan wordt gekoppeld aan een pijnlijke historische gebeurtenis als de Holocaust, is ze niet meer louter zelfdestructief en wordt ze klaarblijkelijk ook een bedreiging voor anderen. Ontkenning is niet zomaar de psychische eigenschap van een individu – het is een culturele kracht geworden die het welzijn van mensen bedreigt. De criminalisering van de ontkenning is het sterkst ontwikkeld in genocide-discussies. Volgens Gregory Stanton, de vroegere voorzitter van Genocide Watch, vertegenwoordigt ontkenning het laatste stadium van wat hij de ’acht stadia der genocide’ noemt en behoort het bovendien tot de ’zekerste indicatoren van toekomstige genocidale massamoorden’. Vanuit dit perspectief is ontkenning geen simpele meningsuiting, maar onderdeel van de massamoord. [...] Deze transformatie van woorden en metaforen tot massavernietigingswapens is deel gaan uitmaken van de strategie der groene paniekzaaiers. Psychotherapeutisch jargon over mensen die in een ontkenningsfase verkeren en de waarheid niet kunnen accepteren wordt als verklaring gebruikt voor het feit dat iedereen niet voortdurend in een staat van paniek verkeert vanwege de naderende milieuapocalyps. De Indiase journalist Mihir Shah heeft hiervoor de term ’milieuontkenningssyndroom’ gemunt. [...] Is het ooit legitiem om de vrijheid van meningsuiting te
criminaliseren? Er is weinig twijfel dat mensen die de betekenis van de
Holocaust ontkennen of proberen te bagatelliseren worden gedreven door
de minderwaardigste motieven. Maar er bestaan ook een paar heel slechte redenen om tegen de
Holocaustontkenning in het geweer te komen. Een ervan is het idee dat de
ontkenning de gevoelens van de Joodse overlevenden kwetst. Sommigen [...] zijn bang dat jonge mensen die op internet surfen onvermijdelijk op antisemitische websites stuiten en dan het historisch besef missen om door de propaganda heen te kijken. Toch kun je met bureaucratische interventie en censuur niet voorkomen dat zulke ideeën de aandacht trekken. Zelfs vanuit een beperkt pragmatisch perspectief bezien werkt zoiets niet. In de eeuw van het internet krijg je ideeën de wereld niet uit. Maar vrijheid van meningsuiting is geen zaak van pragmatisch gemak; het is een fundamenteel democratisch principe. Dit werd ingezien door de Franse Assemblée Nationale in 1789, toen die stelde:
Dit recht lijkt opdeelbaar te zijn geworden. Westerse samenlevingen vinden het moeilijk om hun principes na te leven. Pragmatische politici en rechtsgeleerden peperen ons voortdurend in dat vrijheid van meningsuiting geen absoluut recht is. Anderen beweren dat vrijheid van meningsuiting een overschatte mythe is. We besteden meer tijd aan discussies over het intomen van de vrijheid van meningsuiting dan aan het uitbreiden ervan. En elke keer dat één vorm van meningsuiting aan banden is gelegd, fungeert dat als ouverture op de censuur op een andere. Zo heeft de criminalisering van de Holocaustontkenning geleid tot de onderdrukking van andere ontkenningen van conventionele wijsheden. Vooral betreurenswaardig is het dat de wetenschap wordt gemobiliseerd om de vrije gedachte te helpen intomen. Delen van het wetenschappelijk establishment stellen dat het debat over het broeikaseffect voorbij is, en dat zij die de zogenaamde wetenschappelijke consensus ontkennen moeten worden uitgestoten. Maar het is onacceptabel de wetenschap te gebruiken om debatten te beëindigen. Het is hooguit zo dat wetenschappelijk onderzoek kan bewijzen dat er belangrijke problemen bestaan – maar hoe de samenleving die bewijzen interpreteert, is een zaak van polemiek en debat, van politieke, morele en culturele factoren. Uitspraken over veilige seks, verantwoorde omgang met kinderen en milieuvervuiling zijn het product van culturele interpretatie, net als de vele bedreigingen waar de wereld kennelijk mee wordt geconfronteerd. De wetenschap heeft een aantal heel belangrijke dingen over deze problemen te zeggen waaraan we niet kunnen en moeten voorbijgaan. Maar de wetenschap vertelt ons niet wat een probleem voor de samenleving betekent en hoe we daarmee moeten omgaan. Daarom moet geen enkel onderwerp als taboe worden behandeld. En daarom mag de wetenschap niet worden gebruikt om een discussie te beëindigen. Op onze zoektocht naar betekenis hebben we het recht om over alles te twisten en te debatteren en om onze opvattingen vrijelijk te uiten. En in ons conformistische tijdperk is een gezonde dosis wantrouwen geen slechte zaak. [...] |