Tijd voor jongens
Wegener Dagbladen .. mei 1999, column
"Opvoeding", auteur niet vermeld.
We hoeven voor onze zoons geen poppen meer te kopen. We kunnen ook
ophouden onze dochters technisch lego aan te bieden. Steve Biddulph rekent af
met de theorie dat verschillend tussen jongens en meisjes door de opvoeding in
stand worden gehouden. Jongens zijn gewoon anders dan meisjes door een andere
hormoonhuishouding en een andere hersenontwikkeling, zo betoogt hij in zijn
onlangs verschenen boek "Jongens, hoe voedt je ze op". Alsof ouders
niet al lang hebben ervaren dat jongens meestal wilder zijn, meer bravoure aan
de dag leggen en vaak een dikkere wiskundeknobbel hebben dan meisjes. Maar het
is leuk te weten dat dit verschil nu ook wetenschappelijk is aangetoond en dat
het niet door, ouders, komt dat onze zoons zich zo jongensachtig en onze meisjes
zich zo meisjesachtig gedragen.
Biddulph gaat na zijn constatering echter niet achterover leunen. Het
gegeven heeft consequenties voor de aanpak van de opvoeding van zonen. Dat moet
anders dan bij de meisjes dus. De Australische gezinstherapeut confronteert
ouders, scholen en samenleving keihard met de huidige tekorten. Zijn idee
stoelen op vele onderzoeksresultaten, maar ook put hij uit praktijkervaringen
die hij over de hele wereld opdeed. Biddulph originele gedachten over jongens
zijn niet altijd leuk, maar wel zeer de moeite waard, op z'n minst om eens over
na te denken. Wellicht kan een beter begrip voor onze zoons bijdragen aan een
vermindering van agressie in de samenleving. En dat willen we toch graag, gezien
de vele discussies die op dit moment over dit thema lopen.
Biddulph onderscheidt in de ontwikkeling van jongens drie fasen. Tot
zes jaar is een jongen vooral gericht op zijn moeder. Vanaf zijn zesde tot zijn
veertiende jaar wordt vader belangrijker, hoewel moeder niet naar de achtergrond
verdwijnt. Zij leert haar jongen hoe hij ontspannen met vrouwen kan omgaan. Als
de jongen veertien is richt hij zich meer op andere mannen in de samenleving.
Welnu, uit deze ontwikkeling kunnen we volgens Biddulph belangrijke handvaten
halen voor de opvoeding.
Vroege kinderopvang vindt hij uit den boze, omdat jongens graag de eerste
drie jaar thuis om hun moeder heen drentelen. Dat betekent dus wel dat moeder
aanwezig moet zijn. In het uiterste geval, als moeder werkt, is een gastgezin
beter dan een crèche. Jongens lopen door een andere hersenontwikkeling ongeveer
een jaar in intelligentie achter op meisjes. Daarom zou het volgens Biddulph
geen slecht idee zijn jongens een jaar langer te laten kleuteren.
Rond het zesde jaar steekt de mannelijkheid de kop op en wil een jongen
vele uren doorbrengen met zijn vader. Ook dan geldt dat die er moet zijn. Vaders
die in deze levensfase druk met hun carrière bezig zijn, schieten in de ogen
van Biddulph tekort. Als je iedere week vijfenvijftig tot zestig uur werkt,
reistijden inbegrepen, redt je het niet als vader. Je zoon krijgt problemen in
het leven en dat is aan jou te wijten". Concludeert de auteur dan ook. Au,
dat doet zeer.
Het lichaam van een jongen van veertien begint tot achthonderd keer
zoveel testosteron te produceren, weet Biddulph uit onderzoek. Dat maakt die
puber stapelgek en zij hele omgeving geniet mee. Dit is het moment dat de jongen
de wijde wereld in moet, betoogd Biddulph. Hij moet weg van zijn moeder om een
volwassener beeld van vrouwen te krijgen. Vaders en zoons werken elkaar door het
testosteron op de zenuwen en moeten meer uit elkaar. De zoon is echter nog te
jong om hem vogelvrij te verklaren, hij moet nog onder toezicht blunders kunnen
maken.
Op dit punt gaat de samenleving mank, vindt Biddulph. Want er zijn zo
weinig goede mannelijke voorbeeldfiguren op clubs te vinden, ooms hebben geen
tijd voor hun neven en ook in het onderwijs staan steeds meer vrouwen voor de
klas. Bij gebrek aan volwassen mannelijke mentoren sluit de jongen zich aan bij
hanggroepen. Het slechtste wat we kunnen doen is adolescenten aan elkaar
overlaten. Een gemeenschap van enkel leeftijdgenoten bestaat vaak uit allemaal
verloren zielen die elkaar niet kunnen helpen." Met al dat testosteron in
hun bloed beginnen jongelui te wedijveren om de pikorde. Zonder volwassene in de
buurt worden ze onhandelbaar en loopt het ui de hand, vreest Biddulph. Willen we
dat jongens zich evenwichtig ontwikkelen, dan moeten ouders en samenleving in
hen investeren. En dan niet zozeer in geld, maar vooral in tijd. Dat gaat, mijns
inziens, overigens ook op voor meisjes. Als Biddulph gelijk heeft, en ik geef
hem een goede kans, dan hebben we een probleem. Waar halen we de tijd vandaan.