Aan het begin van onze lezing bespraken wij de problemen die aan de term seksueel misbruik van kinderen kleven. In het licht van de empirische bevindingen die wij u zojuist gepresenteerd hebben, is het gepast om hier naar dit onderwerp terug te keren. Onze bevindingen impliceren dat het buitengewoon misleidend is om zowel de herhaaldelijke verkrachting van een jong meisjes in een incestueuze context en een gewenste seksuele ontmoeting tussen een volwassen mannelijke adolescent en een niet verwante volwassene, beide van het label SMK te voorzien. Het is misleidend omdat misbruik impliceert dat iemand beschadigd wordt. De empirische gegevens die wij u gepresenteerd hebben, en die gebaseerd zijn op generaliseerbare steekproeven, wijzen er duidelijk op dat alleen de eerste van de twee scenario's wellicht tot beschadiging van de betrokken persoon zal leiden. Het tweede scenario is uitsluitend misbruik omdat het de maatschappelijke normen van onze huidige samenleving schendt. Wanneer in dit geval de term SMK toegepast wordt, is dat bij uitstek problematisch omdat, of dit nu door de media, de wetgever of personen uit de geestelijke gezondheidszorg gedaan wordt, hiermee niet de perceptie van schade in de zin van schending van maatschappelijk normen, maar van daadwerkelijke schade aan een persoon overgedragen wordt. Op haar beurt versterkt dit de onterechte notie dat de adolescent door de gebeurtenissen daadwerkelijk psychisch of emotioneel geschaad is. De betreffende adolescent wordt dan als slachtoffer beschouwd en behandeld, wat tot een 'zichzelf waarmakende voorspelling' kan leiden, in de zin dat hij het slachtoffer zal worden dat hij geacht wordt te zijn.
De realiteit van de gevolgen van het opplakken van etiketten is in de psychologie en sociologie vele malen gestaafd. De geschiedenis van ideeën en opvattingen omtrent seksualiteit geeft daar vele voorbeelden van. Masturbatie werd tot "zelfbevlekking" bestempeld nadat de achttiende-eeuwse Zwitserse arts Tissot het van een moreel probleem tot een medisch probleem getransformeerd had. Van het midden van de achttiende eeuw tot aan het begin van de twintigste eeuw werd de medische stand gedomineerd door artsen die van mening waren, dat masturbatie een hele verzameling aan ellende tot gevolg had, variërend van jeugdpuistjes tot de dood. Masturbatie werd in het Amerika van de negentiende eeuw zo zeer als bedreiging beschouwd, dat uitvinders speciale kooiconstructies ontwierpen om maar te zorgen dat kinderen met hun handen van hun genitaliën afbleven. Jongens werden massaal besneden om te voorkomen dat zij zich onder de voorhuid zouden moeten wassen en zichzelf hierdoor mogelijkerwijs zouden kunnen "bevlekken". Artsen als J.H. Kellogg kwamen met speciale producten zoals Kellogg's Cornflakes op de markt om de neiging tot "zelfbevlekking" bij jongens te onderdrukken. Talloze mensen gingen om deze reden onder schuldgevoelens gebukt en waren als de dood voor de mogelijkheid dat zij hierdoor ziektes of stoornissen zouden oplopen. De beroemde seksuoloog Havelock Ellis beschreef ooit het geval van een keurige, getrouwde dame die zich, toen ze een boekje las waar masturbatie in omschreven werd, bewust werd van het feit dat zij zich regelmatig onwetend aan dergelijke gedragingen had overgegeven. Zoals Ellis opmerkte: "De diepe pijn en wanhoop van deze vrouw die geloofde dat haar hele leven moreel kapot was, valt nauwelijks te beschrijven."
De seksonderzoeker Alfred Kinsey klaagde een halve eeuw geleden dat de wetenschappelijke classificaties van seksueel gedrag niet op de biologie, maar op theologie gestoeld waren. In de eerste editie van de uitgave van de American Psychiatric Association, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (1952) - beter bekend als DSM - werden seksuele gedragingen als masturbatie, homoseksualiteit, fellatio, cunnilingus en seksuele promiscuïteit als pathologisch gecodificeerd. Talloze homoseksuelen gingen er onder gebukt dat hun verlangens door de medische stand, hand in hand met de rest van de samenleving, als perversies bestempeld werden. De geschiedenis van de seksuele opvattingen toont ons dat het bestempelen van seksueel gedrag gewoonlijk op morele overwegingen berustte, en niet op wetenschappelijke, zelfs wanneer het eerder de wetenschappers dan de leken waren die de etiketten opplakten, en dat ditopplakken negatieve gevolgen kan hebben.
In de wetenschap impliceert de term misbruik dat een bepaald gedrag tot schade leidt. De resultaten uit de studentensteekproeven voor mannen die ervaringen hadden gehad die met SMK bestempeld worden, benadrukken de dubieuze validiteit van het begrip seksueel misbruik van kinderen, zoals dat in de beroepsliteratuur gedefinieerd en gebruikt wordt. Van deze mannelijke subjecten beschouwde 37% hun SMK-ervaringen als positief op het moment dat het plaatsvond. In de twee onderzoeken waarin naar zelf-waargenomen positieve effecten gevraagd werd, was 24% tot 37% van mening dat hun SMK-ervaringen een positieve invloed op hun huidige seksuele leven hebben. Belangrijk is het ook te vermelden dat mannen die vrijwillig aan hun SMK-episoden deelgenomen hadden, een zelfde mate van psychisch welbevinden vertonen als de controlegroepen. De positieve rapportages met betrekking tot reacties en gevolgen, alsmede een normaal welbevinden onder mannen met vrijwillige SMK-ervaringen zijn wetenschappelijk gezien niet consistent met de classificatie van deze mannelijke studenten als slachtoffers van misbruik. Hun ervaringen worden niet geassocieerd met schade en er blijkt geen wetenschappelijk gegronde reden te zijn om een dergelijk verband te postuleren. Een minderheid van de mannelijke rapporteerde anderzijds wel degelijk negatieve reacties en zelf-waargenomen negatieve effecten. Bovendien bleek er bij hen een verband te bestaan tussen ongewenste SMK-ervaringen en verminderd welbevinden. Het gebruik van de term misbruik lijkt bij deze studenten meer op zijn plaats.
Een aantal onderzoekers is na het bestuderen van de resultaten uit hun onderzoeken vraagtekens gaan plaatsten bij hun oorspronkelijke definities van SMK. Fishman bijvoorbeeld definieerde SMK bij jongens voornamelijk op basis van leeftijdsdiscrepanties (dat wil zeggen seks tussen een jongen van 12 of jonger en iemand die ten minste vijf jaar ouder is, of tussen een jongen van 13 tot 16 met een persoon die ten minste 10 jaar ouder is), waarbij hij stelde dat leeftijdsverschillen een voldoende mate van discrepantie in ontwikkeling en kennis impliceren, dat hier van een slachtoffer gesproken kan worden. Uit zijn onderzoek bleek echter dat jongens met SMK-ervaringen qua welbevinden niet afweken van de controlegroepen, en dat zij op uiteenlopende (doch op voornamelijk positieve of neutrale) wijze op hun SMK-ervaringen reageerden. Nadat deze kwantitatieve bevindingen in diepte-interviews bevestigd werden, begon Fishman vraagtekens te plaatsen bij zijn aanvankelijke uitgangspunten. Hij merkte daarbij op dat de verhalen van de mannen zijn vaste overtuigingen aangaande de invloed van ongepaste seksuele ervaringen op kinderen aan het wankelen brachten, en schreef dat: "je wel een beperkte definitie aan iemands ervaringen kan opdringen, maar dat dit niet verandert hoe die persoon de werkelijkheid ervaren heeft." Fishman maakte zich tenslotte sterk voor een meer neutraal taalgebruik, in plaats van etiketten zoals misbruik, slachtoffer en ontucht - kortom, voor het gebruik van empirische en fenomenologische criteria bij het benoemen van vroege seksuele relaties, tegenover het gebruik van juridische en morele criteria.
De bovenstaande bespreking impliceert niet dat het begrip seksuele mishandeling van kinderen overboord gezet moet worden, maar alleen dat het minder ongericht gebruikt zou moeten worden, opdat er een grotere mate van wetenschappelijke validiteit bereikt kan worden. Het nut van dit concept is wetenschappelijk gezien meer valide wanneer de vroege seksuele episodes ongewenst zijn en als negatief ervaren worden - een combinatie die vaak gerapporteerd wordt bij bijvoorbeeld vader-dochter incest. Over het algemeen genomen wijzen de bevindingen uit de onderzoeken naar studenten er op dat de sociaal-juridische definities van SMK een grotere mate van wetenschappelijke validiteit bezitten, wanneer deze op jonge meisjes en vrouwelijke adolescenten toegepast worden, gegeven de hogere graad van ongewenste negatieve ervaringen onder vrouwen. Omdat sommige vrouwen hun vroege ervaringen als positief ervaren, zichzelf niet als slachtoffer beschouwen en geen tekenen van verminderd psychisch welbevinden vertonen, is het niettemin van belang om, als men werkelijk wil proberen de validiteit van deze seksuele ervaringen te begrijpen, terughoudendheid te betrachten bij het definiëren van misbruik voor zowel mannen als vrouwen.