Citaten uitGoddelijke animeermeisjesHet islamitisch paradijs onttoverdHafid Bouazza, VN 7 september 2002 Volgens de koran voorziet het moslimparadijs in allerlei erotische attracties. Vooral de hoeri's die de gelovige ter beschikking staan spreken tot de verbeelding. Maar wat blijft er van hen over als je de koran niet bestudeert als literair wonder, maar de tekst ervan taalkundig beschouwt? [... ... ...] Een tijdperk van eeuwenlange imaginaire en literaire kruisbestuivingen is voorbij. Het Oosten heeft zich van de seksuele mythe, die het in de ogen van het Westen had, ontdaan. Hiermee heeft het zich zijn eigen seksuele dromen weer toegeëigend: het islamitisch paradijs. [.. ...] Het is nogal ironisch dat moslims, die het Westen beschouwen als een
oord van ontucht en seksueel verderf [...] voorbijgaan aan het
onverbloemd hedonistisch karakter van hun paradijs. Martelaars gaan volgens de islam rechtstreeks naar het paradijs, ze hoeven de Dag des Oordeels niet af te wachten. Ik durf te beweren dat de huidige toename van martelaars ook te maken heeft met de beloning die hen in het vooruitzicht wordt gesteld. Beloning voor goede daden speelt een grote rol in de islam. [...] De grootste attractie van het islamitisch paradijs, dat weten we allemaal, zijn de hoeri's, in het Arabisch 'hoer al-'ayn'. Tot nu toe werd de betekenis van dat woord uitgelegd als: een vrouw met een zeer blanke huid en grote ogen, waarvan het wit sterk contrasteert met de donkere iris. Deze goddelijke animeermeisjes zijn niet alleen liefhebbend en 'gelijk in leeftijd', dat wil zeggen eeuwig jong, maar ze hebben bovendien volle borsten en zijn nimmer betreden, 'door djinn, noch door mens'. De begunstigde gelovige wordt gezegend met de potentie van honderd mannen en krijgt evenveel hoeri's tot zijn beschikking. En alsof dat niet genoeg is, herwinnen deze wonderschepselen na elk liefdesspel hun maagdelijkheid. [...] Een traditionele uitspraak over de : hoeri's luidt:
Dit is een opvallend beeld, omdat de vrouwen niet zozeer als demonische wezens worden voorgesteld, maar als een vrucht: het merg schemert door de doorzichtige huid heen. Dat doet denken aan de zichtbare pitten in witte druiven. En dat is precies wat er aan de hand is, volgens Christoph Luxenberg, de auteur van Die Syro-Aramaische Lesart des Koran. Ein Beitrag zur Entschlüsselung der Koransprache. Daarin betoogt hij dat de gangbare betekenis van de woorden 'hoer al-'ayn' gebaseerd is op een misverstand. De invloeden van het Syro-Aramees op het Arabisch indachtig, zouden ze hier 'uitgelezen witte druiven' betekenen. Ik kan hier niet ingaan op de taalkundige aspecten, want daarvoor is enige kennis van het Arabisch van de lezer vereist, maar ik kan wel zeggen dat hij bijzonder overtuigend is. Dit is niet minder dan een revolutie in ons begrip van de koran. [...] Dankzij zijn linguïstische onderzoek begrijp je hoe de islamitische verbeelding rondom de hoeri's met slordige wiekslag naar de wilde hoogten is gestegen; een misverstand is altijd het wildst als het raakt aan ijdelheden Dankzij Luxenberg wordt de vergelijking van de hoeri's met 'verborgen parels' wat treffender: witte druiven als parels door geen zonlicht beroerd. Er wat dat rondborstige betreft, dat vin den we in soera 78: 33:
Die ronde borsten, hoewel aanlokkelijk, steken nogal vreemd af tussen de eetbare vruchten, maar het woord kawaa'ib (meervoud van kaa'ib) dat hier gebruikt wordt, stamt af van het werkwoord 'vullen' (van een beker en dergelijke) en is daarom geassocieerd met ronde, volle vormen - maar niet die van borsten, maar van vruchten. En 'gelijk in leeftijd (atraab) weet Luxenberg te herleiden naar de betekenis van 'vruchtvlees'. Wat hij hier mist, is het Arabische woord kahb, dat voor druiven wordt gebruikt in een bepaald stadium van hun groei. In elk geval is kawaa'ib hier een bijvoeglijk naamwoord bij druiven en niet een zelfstandig naamwoord. [...] De koran is, als literair wonder, altijd beschouwd in een cultureel en linguïstisch vacuüm. Op een paar uitzonderingen na. Dat de paradijsbeschrijvingen in de koran sterk stoelen op de Hymnen van het Paradijs van de Syrische prediker Efrem (ca. 306~373) heeft, voor Luxenberg, Herman Pleij al betoogd in Dromen van Cockagne. [...] [... H]et is Luxenberg die de invloeden van het Syrische christendom van de eerste eeuwen op de islam taalkundig heeft beschouwd, wat sterke argumenten oplevert voor een totaal nieuwe exegese van de koran. Het is opvallend - maar helaas begrijpelijk genoeg - dat Mohammed bij Luxenberg buiten schot blijft. Hij schuift de misverstanden op rekening van de interpretatoren. Maar is het niet mogelijk dat Mohammed zelf de fout over 'hoer al-'ayn' in het leven heeft geroepen? Dat hij zelf de verwijzingen naar druiven ten onrechte heeft begrepen als verwijzingen naar vrouwenborsten?
Want hoe vallen anders zijn uitspraken te verklaren over die fantastische hoeri's? De boven geciteerde traditionele interpretatie zou uit zijn mond kunnen zijn gekomen. Toegegeven, ik heb een groot wantrouwen jegens de uitspraken die aan Mohammed worden toegedicht: zijn levensbeschrijving kwam pas een eeuw na zijn dood tot stand - een vruchtbare tijd voorverzinsels. Hoe het ook zij: wie zich serieus aan dergelijke taalkundige studies van de koran wil wijden, heeft niks te maken met heiligheid. Het geeft te denken dat we tot de eenentwintigste eeuw hebben moeten wachten voordat er zo'n doorbraak kwam. En het feit dat het een Duitser is die zulke nieuwe onderzoeksterreinen verkent, zou moslims op hun achterhoofd, onder hun tulband, moeten doen krabben. Want nu komt het pikante: stel dat dit boek van Luxenberg onder moslims verspreid zou worden, welk lot zou het dan ten deel vallen? Ik zie de verontwaardiging in de ogen van moslimbroeders al voor me. En het woedend trillen van hun baarden omdat zo'n ongelovige (ongetwijfeld gefinancieerd door Israël) de fundamenten van de islamitische eschatologie belaagt. Een andere reactie heeft een Arabische schrijver uit de elfde eeuw al gegeven. Hij vertelde de volgende anekdote:
Deze christen moet een voorvader zijn geweest van de zeventiende-eeuwse dichter Gordon de Graeuw. De belangrijkste verdienste van Luxenberg, tenslotte, is dat hij met zijn analyse van het machismo paradijs tevens een geluksoord heeft gemaakt voor vrouwen. Het lot van de vrouwen in het paradijs was altijd wat vaag. Je vroeg je af wat zij deden terwijl de mannen zich verpoosden met de hoeri's (op aarde nooit thuis en in het paradijs ontrouw!). Er is wel gedacht dat zijzelf hoeri's zouden worden (op aarde gedienstigheid en in het p~radijs gedienstigheid!). En het is vreemd dat de paradijsknaapjes (wildaan) van de koran nooit voor hen werden gereserveerd. Ook die waren voor de mannen en wel voor de bediening. Het lijkt erop dat we maar bij deze knaapjes soelaas moeten zoeken, wanneer onze hand en niet met maagden borsten worden gevuld, maar met trossen witte druiven, die in elk geval doorzichtigheid en een taai vliesje met de hoeri's gemeen hebben. Aangezien het moslimparadijs nu in een bras- en slemphof is veranderd, begrijpen we ook waarom in de koran staat:
We zullen zelf onze bijslaap mee moeten nemen. Of, met andere woorden: er is geen ontsnappen aan de schroothoop van deze wereld. Christoph Luxenberg, DieSyro- Aramaische Lesart des Koran. Ein Beitrage zur Entschliisselung der Koransprache: DasArabische Buch, 311p., €29,65· |