Start Omhoog

Een droom die niet uitkwam

Hein-Anton van der Heijden, De Helling, zomer 2002

"De jongensdromen van Pim Fortuyn", 
dat was de kop boven een artikel in de Helling van zomer 1994. 
Hein-Anton van der Heijden portretteerde Fortuyn toen als iemand met goede ideeën maar geen politicus. Acht jaar later veroverde Fortuyn postuum een kamerzetel. 
De droom deel II

Fortuyn pretendeerde het onbehagen een stem te geven, maar hij heeft het omgekeerde bereikt: een mediahype, irrationaliteit, en tenslotte de reactionaire reflex.

Achtjaar geleden schreef ik voor de Helling een artikel over het gedachtegoed van Pim Fortuyn. Mijn stelling was toen dat het te gemakkelijk was Fortuyn af te doen als de belichaming van (extreem) nieuw-rechts in de Nederlandse politiek: daarvoor waren zijn morele opvattingen te libertair, en zijn economische opvattingen te veel gericht op weliswaar selectieve maar zeer gerichte vormen van staatsinterventie. 

In mijn conclusie noemde ik Fortuyn een post-modern fenomeen. Zijn media-imago was alles, maar hij was geen politicus, hij was iemand van de televisie. Als staatsman was hij zelfgeschapen fictie, geen realiteit. Door zijn onwil of onvermogen tot politieke samenwerking zou de verwezenlijking van de titel van een van zijn boeken, Het zakenkabinet-Fortuyn, altijd een droom blijven. Een jongensdroom, want met zijn narcistische persoonlijkheidsstructuur was Fortuyn de kinderschoenen nooit echt ontgroeid.

Nu, acht jaar later, heeft de postmoderniteit zich verder ontvouwd, is Fortuyn, na een campagne die hem een onwaarschijnlijke populariteit bracht, als in een film vermoord en vervolgens als eerste dode lijsttrekker met 26 geestverwanten gekozen tot lid van de Tweede Kamer. Wat
zegt dit over Nederland en de Nederlandse politiek? Naar mijn idee kun je deze vraag op tenminste drie verschillende manieren beantwoorden: op 

een conjunctureel, 

een structureel en 

een cultureel niveau.

In de maanden voorafgaand aan de verkiezingen is de opkomst van het fenomeen Fortuyn tot vervelens toe geanalyseerd in termen van de huidige politieke conjunctuur: de saaiheid van Paars, vreemdelingenhaat en gevoelens van onveiligheid, het falen van de managementklasse om de wachtlijsten in de gezondheidszorg kleiner te maken, de treinen op tijd te laten rijden en het niveau van het onderwijs op peil te houden. De verkiezingscampagne is in deze termen gevoerd en ook in de onderhandelingen over het programma en de samenstelling van de nieuwe regering zullen dit de thema's zijn.

Een meer structurele analyse brengt de opkomst van het Fortuynisme in verband met een crisis van de op politiek partijen gebaseerde parlementaire democratie. 

In de politicologie staat het soort politieke partij zoals Nederland dit kent bekend als de kartelpartij, de laatste fase in de ontwikkeling van politieke partijen. 

Eerst was er de massapartij, de partij die een duidelijk onderscheiden deel van het electoraat (arbeiders, katholieken, protestanten) vertegenwoordigde en de belangen van die groep behartigde. 

Na de massapartij kwam de catch-all-partij: vanaf de tweede helft van de jaren zestig richtten politieke partijen zich steeds meer op het hele electoraat, zij probeerden iedereen aan zich te binden en, in navolging van de VS, werden de personen, de poppetjes, steeds belangrijker, en de programma's minder belangrijk.

SPEKTAKEL 

Met het dominant worden van het neoliberalisme vanaf het begin van de jaren tachtig, werden de ideologische verschillen tussen de grote politieke partijen steeds kleiner. Politiek ging steeds meer over effectief en efficiënt management, over het op orde brengen van de verzorgingsstaat (bezuinigingen, terugdringen financieringstekort, verminderen van de staatsschuld) en steeds minder over maatschappelijke veranderingen. Politiek partijen werden een onderdeel van de staat in plaats van de behartiger van de belangen van de maatschappij; het verdwijnen van de inhoudelijke verschillen vond zijn climax in de vroeger niet voor mogelijk gehouden regeringssamenwerking tussen PvdA en VVD. 

Politieke partijen vormen met elkaar een kartel dat vooral gericht is op stabilisering van de maatschappelijke verhoudingen. Kartelpartijen wisselen elkaar af als regerings- en als oppositiepartij; voor hun overleven is regeringsdeelname niet strikt noodzakelijk want zij worden toch gefinancierd door de staat. 

De gevolgen van de kartelpartijen-democratie zijn door Fortuyn feilloos aan het licht gebracht: stroperigheid, besluiteloosheid, stagnatie, uitstelgedrag en zouteloze compromissen. Zolang een partij in oppositie zit is en geen regeringsverantwoordelijkheid ambieert kan zij hierop met veel succes tamboereren; gaat zij deel uitmaken van het kartel dan is het een bijna onmogelijke opgave om zich te onttrekken aan de innerlijke logica hiervan. 

Een afdoend antwoord op het verschijnsel kartelpartij is door radicaal-links nog niet gegeven. Het re-politiseren van de civil society en het politiek vertalen van de eisen van de anti-globaliseringsbeweging lijkt me voorpartijen als Groenlinks de voor de hand liggende strategie, maar hoe geloofwaardig kun je daarin zijn als je tegelijk ook deel wilt uitmaken van een kartelregering? 

De redenering over kartelpartijen wordt doorgetrokken en geradicaliseerd in de derde en laatste lezing van de opkomst van het fenomeen Fortuyn: de culturele lezing. 

In het postmoderne denken en in de postmoderne wereld zijn veel politieke vanzelfsprekendheden uit de voorgaan de periode op losse schroeven gezet: 

de legitimiteit van 'grote verhalen' zoals Verlichting en socialisme; 

de absolute hegemonie van de rationaliteit en het maakbaarheids denken; 

de natiestaat als belangrijkste identificatiekader en 

politiek als instrument voor het realiseren van maatschappelijke veranderingen. 

Politieke identiteiten en politieke idealen worden vluchtig, en politici spelen een spel dat alleen nog door henzelf serieus wordt genomen. De media bepalen wat politiek relevant is, en dat is toch eerst en vooral spektakel: lijsttrekkersdebatten, opiniepeilingen, aftredende bewindslieden en charismatische nieuwkomers. 

Politiek in de media moet amuseren, moet leven brengen in de brouwerij, en dat is wat Fortuyn tot het moment dat hij werd vermoord als geen ander heeft gedaan. Hij heeft er in zijn eentje voor gezorgd dat de kijkcijfers om hoog gingen, maar het is ook dankzij hem dat nog meer mensen dan voorheen leven in een toeschouwers-democratie. 

Fortuyn zou alles anders maken, maar hij had geen visie op hoe de bevolking een meer actieve rol kon spelen in de politiek, meer zeggenschap zou kunnen krijgen over de vormgeving van de samenleving. Fortuyn pretendeerde het onbehagen een stem te geven, maar hij heeft het omgekeerde bereikt: een mediahype, irrationaliteit, en tenslotte de reactionaire reflex. 

WAARSCHUWING 

Wat zegt de opkomst van het fenomeen Fortuyn over Nederland en de Nederlandse politiek?

Het is mijn overtuiging dat Fortuyn, als hij niet was vermoord, wel veel kamerzetels maar geen regeringsverantwoordelijkheid zou hebben gekregen. Een zakenkabinet-Fortuyn was er niet gekomen. Zelfs niet als zijn partij de grootste was geworden. 

Waarom niet? De invloed van de media in de postmoderniteit is groot genoeg om een charismatische populist de gelegenheid te geven veel stemmen te winnen onder het politiek minst geïnteresseerde deel van de bevolking. Maar politiek wordt niet primair gemaakt in de Tweede Kamer; politiek wordt gemaakt in de regering. 

De ideeën en de politieke cultuur waar Fortuyn voor stond, weken te veel af om geaccommodeerd te kunnen worden in het kartel van politieke partijen. De macht en de belangen van dat kartel en de zucht tot het bewaren van de bestaande orde zijn te groot om Fortuyn, als hij in leven was gebleven, op te nemen in de regering. 

Dat is tegelijk de kracht en de zwakte van de Nederlandse democratie. De 'constructieve' kant van het Fortuynisme stond voor het doorbreken van de versteende politieke structuren, processen en verhoudingen. De waarschuwing van dit Fortuynisme ernstig nemen, is de grote uitdaging voor de Nederlandse politiek in de komende vier jaar.

 

Start Omhoog