Citaten uit
Vier waarden
René Diekstra,
Column, Wegener Dagbladen, 3 december 2002
[...]
Honderden jaren voordat het christendom ontstond, spraken Griekse filosofen
als Plato en Aristoteles al over de vier kardinale waarden of deugden, te weten
Dat waren de deugden die de staat haar burgers en ouders hun kinderen moesten
bijbrengen.
Ik had daar al in mijn tijd als seminarist bij mijn leraren, kritiek op. Ik
vond ze, of in ieder geval drie van de vier, a-sociale deugden. Iemand die als
een kluizenaar in de wildernis leeft kan moedig, gematigd en verstandig zijn.
Maar wat hebben andere mensen daaraan?
Ik geloof veel meer in de relationele versie van de vier deugden, zoals die
bijvoorbeeld door de Nederlandse ethicus Fokkink zijn verwoord, namelijk
Ik geloof ook dat opvoeding door ouders. autochtoon en allochtoon. en door
leerkrachten op die
vier waarden gebaseerd moet zijn. Ik zal ze kort uitleggen.
Rechtvaardigheid
is de belangrijkste van de vier.
Veel ouders en leerkrachten realiseren zich niet hoe cruciaal rechtvaardigheid
is voor de ontwikkeling van een kind. Als ze het ene kind constant voortrekken
boven het andere, vanwege geslacht, uiterlijk, afkomst, talent of karakter, dan
ondermijnen ze de ontwikkeling van beide kinderen. Het punt is hier niet of
ouder en leerkracht niet een zekere voorkeur mogen hebben, maar of ze de
rechtvaardigheid kunnen opbrengen om die voorkeur niet het laatste woord te
laten hebben in de behandeling van kinderen. Onrechtvaardig bevoordeelde en
onrechtvaardig benadeelde kinderen zullen vroeg of laat datzelfde bij anderen
doen.
Weldadigheid
is de neiging of bereidheid om schade aan anderen te voorkomen, niet toe te
brengen, te herstellen of om jegens anderen goed te doen. Weldadigheid is
letterlijk en figuurlijk de tegenpool van misdadigheid. [...]
Als je van je vader leert dat hij, boos omdat jij hem ergens op aanspreekt, het
recht heeft om te slaan, dan voedt hij je op tot iemand die, door anderen ergens
op aangesproken, hetzelfde doet.
Menselijke waardigheid
wil zeggen andere mensen waardig, als waardevolle wezens, behandelen.
Een ouder die een kind in gezelschap 'afbekt' of een leerkracht die een kind
voor de hele klas voor schut zet, schendt deze waarde. Die wordt ook geschonden
als je steeds zonder groeten
langs je buren heenloopt, niet omdat je een conflict met hen hebt, maar omdat
hun gezicht, cultuur of aanwezigheid je niet aanstaat.
Waardigheid betekent iemands eigenheid of autonomie respecteren. Iemand
belachelijk maken omdat hij er een mening, smaak of opvatting op nahoudt die
niet de jouwe is, is respectloos. Nogal wat allochtone ouders van de eerste
generatie kunnen geen enkel respect opbrengen voor het feit dat hun kinderen
'Nederlandse' gewoonten en opvattingen ontwikkelen. Ze 'ontwaardigen' die
kinderen en verstoten ze soms zelfs. Ontwaardiging leidt tot verontwaardiging,
en verontwaardiging is een broedbak van agressie.
Vrijheid, tenslotte,
is de waarde van het zelf keuzes kunnen en mogen maken.
Belangrijke vrije keuzes zijn onder meer de vrijheid van meningsuiting, geloof
en partnerkeuze. Mensen die deze waarde hooghouden, accepteren van anderen dat
die een eigen mening over een bepaalde situatie of gedrag hebben. Anderen hebben
daarmee ook het recht om ons op ons gedrag op straat aan te spreken.
Er zijn wel grenzen aan onze vrijheid van meningsuiting. Iemand die zijn mening
of frustratie uit op een manier die iemand anders waardigheid aantast of schade
toebrengt, misbruikt zijn vrijheid. Maar dat geeft die ander nog niet de
vrijheid om daar weer 'onwaardig' of misdadig, bijvoorbeeld met een 'rotschop',
op te reageren. Het waardeloze optreden van de een is nooit een voldoende alibi
voor waardeloos optreden van de ander
[...]