Citaten uit:Onderhuids onbegripEmma Brunt, HP De Tijd, 13 juni 2003 Zal een westerling de islamitische wereld ooit echt begrijpen
ook als hij die cultuur door en door kent? Maurits S. Berger: Islam onder mijn huid. Contact.14,90. Na de aanslag van 11 september op de Twin Towers is het tot de Amerikanen doorgedrongen dat ze niet bepaald populair zijn in de Arabische wereld. En niet alleen tot de Amerikanen, want ook in Europa maakt men zich zorgen over de anti-westerse gezindheid van veel moslims. Met name als die moslims op het eigen grondgebied wonen en de verdenking rijst dat er ook in de buitenwijken van Enschede fundamentalisten rondlopen die joden haten, homo's verketteren en argeloze Hollandse jongens willen overhalen om deel te nemen aan de jihad. Het wantrouwen werd dus al gauw wederkerig, en er ontstond een dringende behoefte aan Arabisten die deze sinistere clash of cultures konden verklaren. "Waarom haten ze ons toch zo?" was de verbijsterde vraag die het publieke debat in het Westen beheerste. En dus gingen de media naarstig op zoek naar islamexegeten die ze een microfoon onder hun neus konden duwen. Want dat het allemaal met die vermaledijde islam te maken had, werd eigenlijk door niemand betwijfeld. Behalve dan door de geraadpleegde deskundigen zelf, die erop wezen dat er grote verschillen binnen de Arabische wereld bestaan en dat je onderscheid moet maken tussen de 'politieke islam' van allerlei extremistische organisaties en de alledaagse geloofspraktijk van gewone moslims. Maurits Berger is ook zo'n roepende in polder en woestijn, want zijn jarenlange verblijf in het Midden-Oosten, eerst in Caïro en later in Damascus, gekoppeld aan zijn studie van het Arabische recht, hebben hem inmiddels wel geleerd dat er niet zoiets bestaat als 'de islam' . In zijn laatste boek, Islam onder mijn huid, keert Berger dan ook de rollen om en stelt hij dat het juist de Nederlanders zijn die zich vaak als 'rasfundamentalisten' gedragen: het soort volk dat zelf '...uit de bronnen wil kunnen afleiden wat voor ons de waarheid is, zonder dat een of andere religieuze autoriteit ons vertelt hoe het zit'. Dat is waarschijnlijk een loffelijk principe, maar het heeft er in dit geval toe geleid dat de Nederlandse media zich niet zozeer richten op de moslims als mensen, maar alleen op datgene wat hen bindt: hun religie. En om daar iets van te begrijpen moest er dus naar goedcalvinistisch gebruik worden gestudeerd op 'het heilige boek' en werd de koran door gevlooid. Met ingehouden spot schrijft Berger: "Het NRC Handelsblad had dagen achtereen besprekingen van koranpassages afgedrukt. Het was alsof een boeddhistische monnik in Japan het Oude Testament er eens op naslaat om een idee te krijgen van wie die Europeanen toch zijn - want dat zijn immers christenen?" Maar met ironie alleen kon hij zich toch niet uit de verlegenheid redden, want zodra hij van een van zijn bezoekjes aan Nederland was teruggekeerd, sloegen zijn Syrische vrienden in Damascus hem met dezelfde vraag om de oren: "Waarom haten jullie ons toch zo?" . Berger constateert dat het Westen dacht dat 'de moslims waren begonnen', terwijl zijn Syrische vrienden ervan overtuigd waren dat het precies andersom was, en dat de Amerikanen al tientallen jaren een verdeel-en-heers-politiek in de Arabische wereld hadden bedreven met slechts twee belangen voor ogen: Israël en olie. [... H]et enige dat hij begint te begrijpen, is hoe weinig hij in feite van de mensen in zijn omgeving begrijpt. Net genoeg om te beseffen hoe ge1compliceerd de innerlijke verscheurdheid is van de islamieten, die hij als zijn vrienden beschouwt, maar bij lange na niet genoeg om zich te kunnen verplaatsen in hun 'vanzelfsprekendheden' . Pas als hij met zijn Syrische vriend Noeredien door Utrecht wandelt en nu eens niet de outsider is die iets over Syrië te weten probeert te komen, maar 'iemand die , spreekt vanuit zijn eigen wereld', dringt het ten volle tot hem door dat hij al die tijd naar een 'valse integratie' heeft gestreefd. "Opnieuw besefte ik dat het te maken had met het verschil tussen thuis voelen en thuishoren," schrijft Berger dan. "Ik voelde me thuis in het Midden-Oosten, en had al heimwee als ik dacht dat ik daar weg zou moeten. Maar Nederland - daar hoorde ik thuis." En dan staat zijn besluit ook meteen vast: hij moet terug naar zijn eigen 'vanzelfsprekendheden'. Het is een mooi thema, en ongetwijfeld hoogst herkenbaar voor alle eerste, tweede en derde-generatie migranten in Nederland die zich hier best 'thuis voelen' maar desondanks wel eens bekropen worden door de verwarrende sensatie dat ze eigenlijk dáár 'thuishoren'. Begreep ik de moslims eigenlijk wel?" vraagt Maurits Berger zich aan het eind van zijn boek af. "Maar wie waren dat dan, 'de moslims'? (-) Als ik alleen al dacht aan de moslims die ik kende, kon ik er nauwelijks gemeenschappelijke kenmerken in ontdekken [...]. Je kunt het slechts met Berger eens zijn: van echt begrip is voorlopig geen sprake. Maurits S. Berger: Islam onder mijn huid. Contact.14,90.
|