Start Omhoog

Citaten uit

Een hemels genoegen, of de dreigende teloorgang van de onbaatzuchtigheid

Cyrille Offermans, NRC 4 september 2004 

Dinsdag is de eerste door het Nederlandse EU-voorzitterschap georganiseerde conferentie over de waarden van Europa. Wat betekent het begrip Europa behalve een economische eenheid? Zijn er waarden die we over het hoofd dreigen te zien?

Cyrille Offermans schrijft over het belang van onbaatzuchtigheid, en over het steeds minder voorkomen daarvan. Geen amusementsdwang, maar belangeloze aandacht voor de ander, ruimte voor inleving, vanzelfsprekende solidariteit.

[... ...] 

Je hoeft allang geen menswetenschappen meer gestudeerd te hebben om dat te weten: het hele eigentijdse bestaan is immers gebaseerd op een principieel cynisme jegens alle vormen van onbaatzuchtigheid. Niets doen we zomaar, voor elke prestatie verwachten we een tegenprestatie, het oerburgerlijke principe van de ruil domineert al onze `relaties'. Eigenlijk kunnen we ons al niet meer voorstellen dat het ooit anders kan zijn geweest. 

[... ...] 

Van alle kanten krijgen we immers ingepeperd dat we voor onszelf moeten zorgen, dat we zelf verantwoordelijkheid moeten dragen, ook voor de hardste en meest willekeurige slagen van het lot. Dat schijnt niet alleen economisch noodzakelijk te zijn, het komt - aldus de ideologen van de vrije markt - in essentie ook overeen met onze onuitroeibare egoïstische inborst. 

Die sombere hypothese over de aard van de mens is niet nieuw. Het verschil is alleen dat dat egoïsme nu wordt aangemoedigd en beloond, terwijl het in vroeger eeuwen werd bestreden met de bedoeling het aan de pacificerende banden van een hoger, algemeen belang te leggen.

[... Pascal ... Hobbes ... La Rochefoucauld ... Voltaire ... Diderot ... Foucault ...]

In werkelijkheid heeft dat van alle kanten aangemoedigde egocentrisme een zelfuithollend, zelfverterend effect.

[...] 

[... D]e christendemocraten van nu verstrikken zich in een onmogelijke tegenspraak: in economisch opzicht volgen ze de neoliberale profeten van de totale arbeidsdag, die de tucht van de markt, en dus het concurrentieprincipe, liefst zouden uitstrekken tot in de zandbak van de kleuterschool, maar tegelijkertijd verwachten ze dat de aldus maltentig berekenend gemaakte burgers hun armzalige snippertjes vrije tijd ineens vullen met de onbaatzuchtigheid van Pleysiers tante Roza. Dat is een illusie.

Tot het wezen van de onbaatzuchtigheid behoort een spontaan moment: als ze moet worden afgedwongen, is ze al om zeep gebracht. Daarom is de geïnstitutionaliseerde onbaatzuchtigheid op hogere niveaus van sociale organisatie - vereniging, kerk, staat - ook alleen een vitaal leven beschoren als de leden van die organisatie voldoende actieve en passieve ervaring met alledaagse onbaatzuchtigheid hebben. Dat wordt pijnlijk geïllustreerd door het gemak waarmee de verzorgingsstaat momenteel in alle Europese landen wordt afgebroken. 

Maar anders dan de onbaatzuchtigheid kan het egocentrisme wel degelijk georganiseerd worden, zelfs als dat evident onwenselijk is, zoals in de zorg en het onderwijs, waar tot ieders onheil steeds meer bedrijfsmatige organisatiemodellen worden ingevoerd. 

[...] 

De filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995) [...] meent dat ,,de zorg voor de ander'' niet minder is dan een categorische imperatief, een onvoorwaardelijk gebod, zelfs in totalitaire omstandigheden. Als dwingende condities die zorg verhinderen, moet men zich maar aan die condities onttrekken. Hoewel Levinas redeneert in de lijn van Pascal en Hobbes - de mens is een egoïstisch monster - meent hij dat de natuurlijke concentratie op het eigen ik doorbroken kan worden door de plotselinge ontmoeting met `de ander', in het bijzonder met diens gezicht. 

Als dat zo is ziet het er met de kansen voor die ethiek niet best uit. Want het is de vraag of de omstandigheden zo'n ontmoeting à la Levinas nog makkelijk toestaan. Levinas meent dat het gelaat van de ander een ontwapenend effect heeft, dat het ons doet afzien van elke berekening of elke `interpretatie' die het ons toestaat op afstand te blijven. Maar het probleem is dat berekening en distantie inmiddels zozeer tot de voorwaarden van elk eigentijds gedrag behoren dat de ontvankelijkheid voor de stomme welsprekendheid van andermans gezichten nog maar moeilijk ontwikkeld kan worden. Voor die ontwikkeling zijn lege plekken vereist, omstandigheden waarin de aandacht niet geconditioneerd wordt door agenda en klok.

[...]

 

Start Omhoog