Citaten uitMulticultureel ManifestMohammed Benzakour, Nanda Oudejans en Harald van Veghel Trouw, 1 november 2003
De publicist Mohammed Benzakour en de filosofen Nanda Oudejans en Harald van Veghel reageren op het Conservatief Manifest van Bart Jan Spruyt en Michiel Visser (Letter & Geest, 18 oktober) met een Multicultureel Manifest:
Als kinderen van de Verlichting zijn we het aan onszelf verplicht om een langere gedachtegang in de plaats te stellen van de korte uitbarstingen van polemische woede die ons denken zo verlammen en ons gevangen houden in etiketten en vijandige discussies die eerder een krijgszuchtige uniformering dan introspectie en intellectuele gedachtewisseling tot doel hebben. De auteurs van het Conservatief Manifest doen een poging dit intellectuele parcours te bewandelen, zij het op krukken. Wie zich namelijk vergaloppeert door allereerst te beginnen met het maken van een onderscheid tussen het liberalisme en het conservatisme om vervolgens de meest onversneden liberale waarden - individuele vrijheid, de rechtsstaat, de onderzoekende geest, het eigendomsrecht, de vrije markt en de nachtwakersstaat - centraal te stellen, om dáárna volledig afstand te nemen van precies deze liberale geest, die kan moeilijk serieus genomen worden. [...] Het [Conservatief Manifest] ...... komt neer op repressie en discriminatie van het andere ras en de andere godsdienst en het enige wat men wil behouden is de welvaart in eigen kring. Waarmee zich meteen de crux van het manifest openbaart: totalitair egoïsme verpakt als conservatisme. Een vruchtbare gedachtewisseling wordt overigens bij voorbaat onmogelijk gemaakt daar de auteurs niet verder terugblikken dan 1968 zodat hun duik in de geschiedenis meer weg heeft van pootje baden in troebel water. Los van het a-historische karakter van het manifest (...) is zij onwaarachtig op het moment dat twee volstrekt ongelijke grootheden tegenover elkaar worden uitgespeeld. Een godsdienst ('de Islam') wordt opgevoerd als antagonist tegenover een demografische en geografische entiteit ('het Westen'). Hier spreekt niet een godsdienst tot een godsdienst, maar een geseculariseerde cultuur (...) tot de islam. Deze redenatie is demagogisch omdat ze de suggestie wekt dat 'het Westen' het achterlijke stadium van de godsdienst reeds verlaten heeft, terwijl de term 'Islam' associaties oproept met een veel primitievere fase. [...] De schrijvers van het manifest presenteren de westerse cultuur [...] als godsdienstig onverschillig. Iedere verwijzing naar het christendom ontbreekt, behalve in de namen van Pax Christi en het IKV, waarvoor de subsidie 'ogenblikkelijk dient te worden stopgezet'. Hoe kan men bij deze a-historische verblinding ten aanzien van de betekenis van religie voor de cultuur komen tot een eerlijke beschouwing van de rol die godsdienst speelt voor islamieten in het alledaagse leven? Door de eigen religieuze wortels van de westerse beschaving te negeren wordt het pad geëffend waarop het Westen (dat het achterlijke stadium van godsdienst heeft verlaten) en de islam als onverzoenbaar tegenover elkaar worden gesteld. De overtuiging dat de islam irrationeel is en geen verlichting kent is alomtegenwoordig. De gelijkstelling van de islam aan onverdraagzaamheid en fundamentalisme hoort daarbij. De werkelijkheid is echter een andere. De idee dat de islam in essentie gedragen wordt door waarden die haaks op de 'onze' staan, is vanuit alleen al historisch (laat staan theologisch) oogpunt onhoudbaar. De traditie van verlichting en rationaliteit, de Moe'tazila, heeft de islam reeds in de tiende eeuw gekend. De falasifa (filosofie) werd er breed bezongen en het denken was zo vrij als een jonge vogel. Grote nadruk werd er gelegd op verdraagzaamheid, humaniteit en menselijke vrijheid waarbij de Koran beschouwd werd als een dialectisch en geschapen (dus niet eeuwig) document. Dat het deze islamitische school was die Plato, Aristoteles en andere Griekse klassiekers voor het Westen openbaarde, wordt vandaag opvallend gemakkelijk over het hoofd gezien. Deze oase van vrijmoedig denken was echter geen lang leven beschoren. Alras opende de tirannieke Abbasidische dynastie de jacht op tal van islamitische vrijdenkers. Denkers als Al Kindi en Al Chawarizimi werden vervolgd en geëxecuteerd, en hun boeken, die een directe bedreiging vormden voor de machthebbers, belandden op de brandstapel. Elk spitsvondig denken werd onmiddellijk afgedaan als 'blasfemie' en er werd een absolute islam opgelegd die volledig in dienst stond van de heerser in plaats van het volk; een stand van zaken die mutatis mutandis gehandhaafd is gebleven tot op de dag van vandaag. Veel huidige Arabische regimes zijn niet minder dan geperverteerde, despotische (en in veel gevallen door de VS in het zadel geholpen én gehandhaafde) entiteiten die zich weliswaar uit lijfsbehoud en legitimatie als 'islamitisch' presenteren, maar zich in hun wezen en praktijk volledig hebben losgezongen van de geest van de islam. Meningsvrijheid en spiritualiteit hebben plaatsgemaakt voor orthodoxie en dogma. De geleidelijke verbanning van de 10de-eeuwse traditie van de islamitische ijtihad (interpretatie, discussie, exegese) is dan ook een grote culturele ramp. Het pad van het reactionaire islamisme werd aldus geëffend, niet door een 'natuurlijke' ontwikkeling van de islam maar door een opeenvolging van onderdrukkende regimes, die later weer gekoloniseerd werden [...]. [...] Terecht erkennen we dat het bewustzijn van onze tijd blijvend is veranderd door de Holocaust. Maar waarom passen we deze bewustzijnsverschuiving niet ook toe op dat wat het eeuwenlange westerse imperialisme teweeg heeft gebracht en wat Amerika en Israël nog altijd doen? Wellicht begrijpen we de houding van moslims in het algemeen en die in Nederland wonen dan stukken beter. Geschiedenis is geschiedenis voor wie de moeite neemt haar te kennen, maar men verkiest de gemakzuchtige U-bocht: In Egypte, Syrië, en Algerije bestaat geen democratie, worden mensenrechten geschonden, hebben vrouwen minder rechten en tiert de corruptie welig. Egypte, Syrië, Algerije zijn islamitische naties, ergo: de islam is anti-democratie, anti-mensenrechten, anti-vrouwen en pro-corruptie. Dit heet de logica van het sofistische syllogisme: 'ik pas in mijn jas, mijn jas past in mijn tas dus ik pas in mijn tas.' Door de islam bewust of onbewust (in)direct te verbinden met het fundamentalisme kan men deze cultuur en godsdienst gemakkelijk afdoen als een verouderd systeem dat niet meer past in onze moderne, democratische epoche. Liever toont men beelden van schuimbekkende baardmannen die Amerikaanse en Israëlische vlaggen verbranden dan de optocht van duizenden moslimintellectuelen door de straten van Damascus en Rabat die zich tegen Rushdie's fatwa keren en oproepen tot een Democratisch Islamitisch Reveil. Natuurlijk heeft iedereen recht op zijn eigen bevangenheid en oogkleppen, maar hoeveel rijker en waarachtiger zou de islam-discussie zijn als meer aandacht werd geschonken aan de actuele discussie in de Arabische wereld. Progressieve moslimdenkers zoals Nasr Aboe Zaid en Abed Djaberi brengen met hun boeken miljoenen moslimjongeren van Jordanië tot Marokko in contact met een islam die openheid en individuele meningsvorming als onmisbaar deel van zijn traditie beschouwt. Beroemde islamitische feministes als Nawal El Sadawi en Fatima Mernissi gebruiken de koran als stok om de patriarchale, tribale en machistische praktijken mee te slaan. Dat kunnen we ons hier nauwelijks meer voorstellen. De winnares van de Nobelprijs voor de Vrede, de Iranese juriste Shirin Ebadi zei bij haar onderscheiding dat ze 'als moslim probeert de democratie en mensenrechten te verdedigen'. [...] In plaats van dergelijke wapenfeiten op hun merites te beoordelen, zwelgt men liever in een inflatoir en naar binnen gekeerd geleuter over een vermeend superieur Westen. Ondertussen heeft de gedachte van het multiculturele drama algemeen postgevat, terwijl elke loslippige amateur-imam of losgeslagen Marokkaanse tasjesdief gretig aangegrepen wordt als bewijs voor het multiculturele failliet. Met een Oost-Indische doofheid overigens die aan het kolderieke grenst. [...] De vraag is fundamenteler:Is alle ellende begonnen met migratie of is alle ellende begonnen toen de mens zijn land ging begrenzen? Rousseau had het juist gezien toen hij opmerkte:
Maar de geschiedenis kent haar eigen wetten, en deze wetten hebben zich weinig van Rousseau aangetrokken. Territorium, openbare ruimte, cultuur, identiteit, oost, west, het zijn duizelingwekkende containerbegrippen geworden. Alles past erin. Wat behoort jou toe, wat behoort mij toe? Wat is goed, wat is fout? De verbijsterende eenvoud waarmee daarover gedacht wordt blijkt onder meer uit de roep om integratie te vervangen door assimilatie en de Nederlandse identiteit als onomstotelijk uitgangspunt te nemen. In de herrie over identiteiten is er nauwelijks nog oor voor de tegenspraken die dit kabaal oplevert. Zo wordt een identiteit opgeworpen als uitgangspunt, als fundament dat tal van assimilatiegrepen vergt van de zogenoemde culturele anderen, echter zonder rekening te houden met de culturele en religieuze identificaties van die anderen die hen maken tot wie ze zijn. Anderzijds worden juist déze identificaties uitvergroot en opgeblazen op het moment dat alle hier aanwezige (sub)culturen met hun specifieke problemen worden geïdentificeerd. Het probleem is uiteraard dat het spreken in termen van massieve identiteiten (de allochtonen, de vrouwen, de moslims, de Antillianen) de complexiteit en pluraliteit van de werkelijkheid ruw toedekt. Als vanzelf wordt elk lid van een groep gereduceerd tot de voor die groep kenmerkende praktijken en eigenschappen, zonder rekening te houden met de mogelijkheid van zelfbepaling als ultieme consequentie van de individuele vrijheid. [...] Hier wringt de schoen.De complexiteit van identiteiten is nu precies dat je er nooit aan voorbij kan gaan dat iemand, bij voorbeeld, Griek is, maar dat je hem tegelijkertijd nooit tot zijn Griek-zijn kan reduceren. [...] Uit vrees voor de islamisering van onze cultuur, aldus het Conservatief Manifest, moet een onmiddellijk einde komen aan immigratie en is er voor asielzoekers geen plaats meer in de Nederlandse samenleving. Maar integratie en immigratie zijn twee verschillende vraagstukken. Het toelaten van asielzoekers is niet afhankelijk van de situatie in Nederland, maar van wat zich buiten onze grenzen afspeelt: de verre wereld waar politiek, sociaal, religieus, etnisch, economisch en seksueel geweld het leven van alledag teistert, als gevolg van een sociaal-politieke toestand waarvan de kiem niet zelden is gelegd door de beschaafde kolonialist. De tegenwerping dat uit hoofde van nationale soevereiniteit een land het recht heeft te bepalen wie het binnen laat (alleen mensen die 'nuttig' zijn, zegt het Conservatief Manifest), negeert de uitzondering op dit recht: namelijk de plicht vluchtelingen op te vangen. De stelling dat internationale verdragen opgezegd moeten worden als zij een dergelijk restrictief toelatingsbeleid tegenwerken is een curieuze positie in het betoog dat zegt de westerse beschaving te verdedigen. Is niet een van de kernwaarden van die beschaving vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, welke belichaamd wordt door het recht op (tijdelijk) asiel? Wanneer we ons houden aan algemeen aanvaarde principes, zoals vrijheid, rechtsbescherming van de persoon en zijn waardigheid, die door een ieder geëerbiedigd moeten worden, dan is bescherming bieden aan vluchtelingen uit landen waar die waarden niet aanvaard zijn niet enkel een morele, maar vooral een voorbeeldige verplichting. Meer en meer echter groeit het verlangen dat met één mond wordt gesproken, en scharen velen zich achter één mening, één identiteit, waardoor de menselijke pluraliteit - die zich uitspreekt in een koor van stemmen - monddood wordt gemaakt. Ziehier de paradox van de monoculturalisten:enerzijds steken zij de loftrompet op het individu, anderzijds beseffen zij niet dat hun sterk uniformerende gedachtegoed (één taal, één geschiedenis, één volk, één land, één loyaliteit) de uniciteit van het individu onbarmhartig de nek omdraait. Jawel, men is voor vrijheid van meningsuiting, zeker, maar niet voor iemand die er anders over denkt. [...] Wanneer de menselijke pluraliteit het zwijgen wordt opgelegd, bevinden we ons politiek in donkere tijden. Het licht van de rede en morele sensitiviteit dooft uit en het gesprek verstomt in een verblinding van onbehagen, angst en haat: het monoculturele drama in volle glorie. [... ...] Zeker, blind cultuurrelativisme houdt slecht stand. Maar etnocentrische navelstaarderij houdt zoniet nóg minder stand, niet op de laatste plaats omdat zij vrijwel altijd leidt tot verstoring van de democratie. [...] Niettemin bestaat er een derde weg.In plaats van één identiteit op te werpen als fundament, kunnen wij onze identiteit en beschaving verdedigen onder aanvaarding van het toevallige en onvoltooide karakter ervan. Dit besef waarborgt een openheid van waaruit contact met andere waardebelevingen mogelijk wordt. [...] Nu de culturele implicaties van migratie een feit zijn, namelijk dat migranten meer hebben meegebracht dan couscous en kebab, komt het aan op een 'politiek van erkenning'. Een erkenning waarbij gelijkheid voor de wet geen punt van discussie is maar een vanzelfsprekendheid. [...] Deze erkenning gaat verder dan de gedachte dat mensen gelijkheid voor de wet eisen, ze verlangt ook naar erkenning van hun verschillen. En daarom kan de enige werkbare eis tot aanpassing een wettelijke zijn, en nimmer een culturele. [...] Een politiek van erkenning vraagt dus om het gesprek.In plaats van de ander te vangen in een imaginair beeld dat wij van hem creëren (achterlijk, onverdraagzaam, fundamentalistisch) moet een begin gemaakt worden met luisteren. Luisteren naar hoe de wereld in al haar duizelingwekkende verscheidenheid voor die ander verschijnt, luisteren met de kracht van een onbevangen verbeelding. De vraag die ons uiteindelijk uitdaagt luidt:Hoe ver reikt de nieuwe methode van inburgering? Wat zijn de onbedoelde gevolgen van een wellicht goedbedoeld idee? Wie een open samenleving wil in een steeds grenzelozer wereld, zal niet alleen moeten nadenken over de voorwaarden van inburgering, maar ook over de grenzen ervan. Of we het leuk vinden of niet, de multicultuur zál het toekomstige brandpunt zijn van de Europese democratie, en elke politieke of sociale kracht die daaraan afbreuk doet, zal het onvermijdelijke tegendeel uitlokken: segregatie; afkering en afsplitsing, in sociaal, psychologisch, cultureel, religieus opzicht, en vaak gaan die dingen samen. [...] De ruimte waarin het verschil in waardebeleving gestalte kan krijgen, is niet de plaatselijke bibliotheek waar in exotische sfeer een informatie-avond wordt georganiseerd. Het is in de publieke ruimte waar de politieke strijd zich afspeelt. Dat betekent dat aan een ieder een politieke stem gegeven wordt. Niet uit correctheid, maar uit democratische plicht. Dat betekent een breuk met de gewoonte een Marokkaan alleen dan in de studio's uit te nodigen zodra het gaat over de Marokkaanse snotneusjes, dat betekent een breuk met de zogenaamde 'representatieve gremia' waarin uitsluitend Ali alibi's figureren, dat betekent een breuk met het integratiedebat waarin de islam pavloviaans gereduceerd wordt tot een homofoob hoofddoekgeloof, dat betekent, kortom, een breuk met het kolonialistische rudiment een allochtoon aan te zien uitsluitend als Allochtoon. Het is dit kleine denken van de kleine burgerman dat de etnische emancipatie te lang in een wurggreep heeft gehouden. Het heeft er alle schijn van dat de opmars van het monoculturalisme een spastische manifestatie is van een verbitterd gevoerde verdedigingsslag tegen het doordringen van een zinderende realiteit in het menselijke bewustzijn. Deze spasme moeten we zien te overwinnen, met als enig wapen: het verstand. Want wie de progressieve liberale democratie wil verdedigen tegen de dreiging van een hoog ommuurd eilandenrijk zal preciezer moeten nadenken over de grenzen en grondslagen van die democratie; grondslagen die zich van oudsher laten omschrijven als vrij, open, pluralistisch, heterogeen. Alleen dan zal zich de kracht openbaren van de Verlichtingstraditie: een institutionele, organische samenleving die met politieke realiteitszin afhankelijkheden, voorkeuren, smaken én belevingen fijntjes op elkaar afstemt. Het monoculturele drama dat zich vandaag lijkt te voltrekken is de grootste bedreiging voor deze kostbare maar kwetsbare Verlichtingstraditie. En daarmee voor de maatschappelijke vrede.
|