Citaten uitLiever een onzeker idee van NederlandDick Pels, Trouw 25 oktober 2003
[... ...] Het gist en broeit weer in intellectueel Nederland. Alleen niet aan de linkerkant. Daar heerst nog steeds de leegte en het ongemak. De PvdA bezat traditioneel 'het beste van het intellect', maar Wouter Bos lijkt druk bezig om de laatste restjes hiervan weg te jagen. De beste denkers zitten op dit moment bij GroenLinks, maar op één of andere manier lukt het ze niet om ideologisch smoel te krijgen. De SP heeft alleen Karel Glastra van Loon. Daarentegen is ideologisch rechts, in het spoor van ijsbreker Fortuyn, spectaculair in beweging gekomen. Het idealisme komt nu duidelijk van de rechterkant. In recordtijd heeft zich een klein legertje Verlichtingsfundamentalisten aangediend (Ayaan Hirsi Ali, Paul Cliteur, Herman Philipse, Leon de Winter, Afshin Ellian enz.) die het islam-fundamentalisme met zijn eigen middelen willen bestrijden. [...] Het eerste opvallende kenmerk van [ ... het Conservatief Manifest] is dat het
in al zijn hoofdpunten door en door fortuynistisch is. Er zijn wat kleine
verschillen Net als Fortuyn haken onze conservatieven naar een nieuw Groot Verhaal in de politiek, dat een antwoord geeft op de diepgaande cultuurcrisis die de wortel is van al onze overige misère. Net als Fortuyn verwoorden zij een radicale kritiek op de gevestigde partijendemocratie en bepleiten zij direct-democratische verkiezingen en personalisering van de politiek, daarbij hopend op de komst van 'intelligente, energieke, ambitieuze, natuurlijke leiders' die durven 'ruziemaken' en die zeggen (en doen) wat ze denken.
Net als Fortuyn staan de conservatieven voor de 'onvoorwaardelijke' verdediging van 'de' westerse beschaving en de Nederlandse identiteit tegen 'wezenvreemde' en 'achterlijke' culturen zoals met name 'de' islam. Dit streven krijgt praktische vorm in een streng assimilatie- en immigratiebeleid, waarbij de grenzen moeten worden dichtgegooid, zonodig internationale verdragen moeten worden opgezegd, en een actieve remigratie moet worden bevorderd (zover ging Fortuyn niet eens!). Toegegeven: hier wordt nagedacht op enig niveau, met de filosofische allure en de politieke urgentie die op links node wordt gemist. Links kan zich hier dan ook niet van afmaken door net zo te reageren als op Fortuyn: de ideeën die ons niet bevallen ontzeggen wij de status van ideeën. [...] Maar het is wél duidelijk dat we ons bevinden in het gezelschap van ideologische scherpslijpers, van Prinzipienreiter die zweren bij Grote Woorden en die nauwelijks twijfelen aan hun eigen gelijk. Het gaat hun om niets minder dan de verdediging van de Beschaving tegen de oprukkende Barbarij. Opvallend is dan ook de stellige, apodictische toon van het manifest, dat zwelgt in de hyperbolische uitdrukkingen.
Dat is dezelfde intellectuele hysterie die ook zo kenmerkend is voor doorgeschoten westerlingen als Fortuyn, Philipse, Hirsi Ali en Ellian. De conservatieve filosofie begint met een dogma: dat van 's mensens geneigdheid tot alle kwaad.De ontkenning van die 'erfzonde', die natuurlijke, aangeboren conditie is de bron van alle sociale en politieke ellende. De Verlichting, en in haar voetspoor het liberalisme en het socialisme, lijdt aan een misplaatst optimisme over de menselijke natuur. Volgens deze ideologieën schuilt het kwaad niet in de mens maar in de maatschappij. Een verbetering van de maatschappij leidt dan automatisch tot een betere mens. Maar dat is een ontkenning van de 'zondeval', dat wil zeggen van het natuurlijke overwicht van het kwade op het goede in de menselijke natuur. Het goede vraagt daarentegen onophoudelijk onderhoud en inspanning. [...] Dat de mens is geneigd tot alle kwaad wordt in elk geval bewezen door de conservatieven zelf, die onmiddellijk ten prooi vallen aan de eerste der zeven hoofdzonden: die van de hoogmoed (ze lijden zoals we zagen ook aan een andere doodzonde, die van de toorn). Terwijl zij de Verlichting afschilderen als een vorm van hubris, werpen zij zichzelf hooghartig op als spreekbuizen van 'de' menselijke natuur en van 'de' westerse beschaving. Het idee van de natuurlijke slechtheid van de mens is natuurlijk even dogmatisch als het tegenovergestelde idee over zijn natuurlijke goedheid. In feite wordt hier een bepaalde gevoelsstemming (pessimisme) verheven tot een universele filosofie. [...] Dat is merkwaardig als je ziet hoe krampachtig de conservatieven zich verweren tegen de 'modieuze' links-postmoderne opvatting 'dat de waarheid niet bestaat', dat zij slechts een smaakkwestie is, en dat elke mening (of elke cultuur) dus evenveel waard is als de andere. Die karikatuur van het relativisme kan alleen maar worden gehanteerd door fundamentalistische denkers die elke nuancering van hun eigen absolutistische waarheidsbegrip interpreteren als een afschaffing van elk redelijk oordeel over andersdenkenden of andere culturen. Het zegt dan ook veel meer over hun eigen rationalistische geloofskramp en hun zekerheidswoede dan over de vermaledijde linkse relativisten waarop zij het hebben gemunt. Net als de Verlichtingsdenkers koesteren zij trouwens het intellectualistische vooroordeel dat het verval van de beschaving vooral het gevolg is van filosofische achteruitgang, van onvergeeflijke denkfouten, van het verloren gaan van 'de grote inzichten van onze westerse traditie', van 'vergetelheid' over onze eigen wezenlijke erfenis, van kennis die onze falende elite niet langer bezit. [...] Die 'westerse' erfenis wordt vooral gezocht in de Grieks-Romeinse en joods-christelijke beschavingstradities. Dat wil zeggen dat de nieuwe conservatieven een zeer dubbelzinnige houding aannemen tegenover de Verlichting en de moderniteit.
Het ongeluk wil daarbij dat de antieke en de christelijke tradities bij uitstek hiërarchische en patriarchale tradities zijn, zodat het niet verbaast dat de emancipatie van vrouwen in dit rijtje door onze conservatieven ongenoemd blijft.
Meer in het algemeen is het conservatisme een typische macho-ideologie, waarin zwakheid (vrouwelijkheid? onzekerheid? relativering?) niet wordt geduld, slapheid en afhankelijkheid (zoals die bijvoorbeeld worden geproduceerd door de verzorgingsstaat) worden gehoond, en een 'Romeinse' pose van hardheid en fierheid wordt gecultiveerd. Een rauw voorbeeld van die conservatieve arrogantie is te vinden in het voorstel voor een strengere immigratiepolitiek waarin alleen mensen die 'nuttig' zijn voor de Nederlandse samenleving nog welkom zijn. Nuttig zijn hoogopgeleide mensen die gemakkelijk Nederlands leren, snel aan een baan kunnen komen en daardoor 'een positieve bijdrage' leveren aan de Nederlandse samenleving. Ons Soort Mensen dus. [...] Kortom: het Conservatief Manifest is een evangelie van de onverdraagzaamheid.Het is een oefening in essentialistisch blokdenken, die een karikatuur maakt van de linkse tegenstander en van de multiculturele tolerantie. De hele verzorgingsstaat wordt met één pennenstreek uit de westerse cultuurgeschiedenis verwijderd. In plaats daarvan treedt een vorm van 'volks' cultuurnationalisme dat zweert bij een sterke Nederlandse identiteit die van vreemde smetten moet worden vrijgemaakt. Eindelijk snap ik dan ook wat conservatieven bedoelen als zij, in navolging van De Gaulle over Frankrijk, spreken over een 'een zeker idee van Nederland'. Dat is niet zozeer een perspectief op de Nederlandse identiteit dat uit de aard der zaak selectief en omstreden is. Het is een idee dat zich wentelt in de zekerheid van het eigen gelijk. Tegenover die intellectuele heerszucht stel ik liever een zelfbewuste onzekerheid, een zwakke identiteit. Een onzeker idee van Nederland: dat is wat we nodig hebben om in vrede en verdraagzaamheid met elkaar te leven.
|