Citaten uitDemocratie als redelijke hartstochtGesloten geesten brengen Nederland niet verderGraa Boomsma, De Groene Amsterdammer 11 november 2005 De VVD heeft haar steun aan de apologiewetgeving
van het kabinet ingetrokken. Maar er is meer aan de hand dan alleen vrijheid van
meningsuiting in formele zin. Gesloten geesten brengen Nederland niet verder.
Democratie is rationele passie. Ze is maakbaar dus ook afbreekbaar. Niets van dat alles. Doodse stilte. Hoe komt dat? Leest nog iemand HP/De Tijd? Wegen de woorden van dat bekende kamerlid, Geert Wilders, tegenwoordig minder zwaar omdat hij allang niet meer kan bogen op vijftien virtuele zetels? Of is Nederland na de moord op Theo van Gogh weer slap en sloom geworden en is het fel opgelaaide debat al weer uitgedoofd? Een land dat onverschillig staat tegenover welke bedreiging dan ook van onze open samenleving en de vrijheid van meningsuiting, die zo moeizaam bevochten zijn, moet goed blijven opletten. [...] Generaliserende uitspraken («de westerse cultuur is superieur») of scherpe persoonlijke aanvallen (Job Cohen is «onverschillig en incompetent») kweken eerder wederzijds wantrouwen en ondermijnen elk serieus gesprek. Het debat moet niet gaan over de literaire kwaliteit van de koran, over westerse hoogmoed en arrogantie van de macht, over het karakter van Cohen of over een voortdurend blunderende AIVD (de geheime dienst doet het de laatste tijd trouwens zo slecht nog niet). Urgent is het gesprek over de tolerantie potentie en de flexibiliteit van de islam in Holland [...]. Geert Mak schreef geen onzin toen hij (onder meer in De Groene Amsterdammer van 13 mei) de handelaren in angst kritiseerde, handelaren die schijnbaar baat hebben bij een permanente crisis situatie zodat ze om «drastische maatregelen» kunnen roepen die op gespannen voet staan met de vrijheid van meningsuiting. Wie de veerkracht van de democratie negeert of wantrouwt, neigt al snel tot overdrijvingen, die lardeert zijn betogen met bedenkelijke hyperbolen en een dubieuze denktrant. [...] Voorzitter Bart Jan Spruyt van de neoconservatieve Edmund Burke Stichting ontpopte zich in een geheime voorjaarsnotitie als een pikzwarte romanticus en nihilist. De stichting moest volgens Spruyt, die dicht bij Wilders staat, alert zijn op een «ultieme provocatie of een crisis» die voor de neoconservatieven een geweldige politieke speelruimte zou scheppen. Voor het hopelijk zo ver kwam, moest er een «leger» en veel geld komen. De Burke Stichting werd al gesponsord door de farmaceutische multinational Pfizer (De Groene Amsterdammer, 14 en 21 oktober). Op het eerste gezicht een kwajongensgedachte van Spruyt, bij nader inzien een gevaarlijke denkexercitie van een ongeleid politiek projectiel. Ik moest denken aan een opmerking in The New York Review of Books (3 november) over de overeenkomst tussen Komintern-activisten uit de jaren dertig en enkele neoconservatieven van nu. Kunnen de laatsten «ideologische afstammelingen» van die politieke radicalen zijn? [...] Gelukkig zijn er in Nederland meer verstandige, en behoedzamere, deelnemers aan het debat. Tijdens een discussieavond in de Amsterdamse Rode Hoed (waar De terugkeer van de geschiedenis ten doop werd gehouden, een bundel Trouw-stukken over migratie en moeizame integratie in de moderne maatschappij) stelde Paul Scheffer de cruciale vraag:
[...] Hirsi Ali staat zeer sceptisch tegenover de mogelijkheid van een sterk verdunde islam die strookt met de binnendijkse samenleving. Het geloof waarvan zij afscheid heeft genomen steunt immers op principes die haaks staan op de democratische grondbeginselen:
Natuurlijk heeft ze gelijk als ze zegt dat islam en moderniteit op zeer gespannen voet met elkaar staan, en zeker heeft deze godsdienst vol «verduistering» (Afshin Ellian) een verlichte ketter als Voltaire nodig zoals het christendom door Nietzsche is gegeseld (God is dood, en wij hebben hem doodgemaakt). De islam uit het oeroude bastion van de clan halen en individualiseren, zodat iedere gelovige zelf kan en mag bepalen wat «zuiver geloven» betekent: dat is een mooi maar moeizaam streven. [...] Is een individualistische, Europese islam mogelijk of een hersenschim? [...] Wie gelooft in de maakbaarheid van de samenleving kan niet ontkennend op die vraag antwoorden en dient streng, rechtvaardig en zonder superieur gedrag de dialoog aan te gaan. Duidelijk is wel dat er met de democratie niet gesjoemeld kan worden en dat de scheiding tussen kerk en staat alleen ter discussie mag staan als die niet consequent door gevoerd wordt, bijvoorbeeld door de staatssubsidies aan bijzondere (lees: christelijke en islamitische) scholen. [...] Wie de geschiedenis van menselijk ingrijpen in de historie negeert of ontkent en al te gretig terugvalt op het natuurrechtdenken van Plato, Socrates en Thucydides (De Peloponnesische oorlog), hoort zichzelf al snel pseudo-moedige kreten slaken als «weg met het cultuurrelativisme» of «onze cultuur is de beste» (Rutenfrans en Cliteur in De terugkeer van de geschiedenis). Wie redeneert dat er, buiten of boven de historie, een natuurlijke orde der dingen bestaat waarin deugden en recht liggen besloten die «superieur» zouden zijn aan tijd- en plaatsgebonden conventies (zoals de goeroe voor neoconservatieven Leo Strauss doet), speelt zelf voor God en keert zich af van de moderne tijd waarin de mens steeds nadrukkelijker ingrijpt in het bestaan. [...] Wie als Strauss-aanhanger het goddelijke boven het menselijke wenst te plaatsen, zit binnen de kortste keren op dezelfde golflengte als rigide islamieten: anti-modern, Allah is groter dan de mens, mijn geloof is superieur. Wie profileren zich als nihilisten: de zogenaamde cultuur relativisten of de straussiaanse neoconservatieven? [...] Scheffer schrijft al te gemakkelijk dat de
onderschatting van het terrorisme een grotere bedreiging vormt voor de open
samenleving dan de huidige privacybeperkingen. Onveiligheid zou tot onvrijheid
leiden. Maar diezelfde vrijheid (van meningsuiting) is de pijler onder de
democratie. Wie die vrijheid aantast, tast de essentie van de open samenleving
aan. Als de democratie overdreven reageert op terroristisch gevaar en de
vrijheid opschort, brengt ze zichzelf in gevaar. Dat is precies wat
nihilistische terroristen willen. Wat hij schrijft over superioriteitsgevoelens is een verademing vergeleken bij de zelfingenomen non-empathie van enkele neoconservatieven. In navolging van de Italiaanse marxist Gramsci heeft Said het over hegemonie van de westerse cultuur. Die kleurt het oriëntalisme, wat geen empirische werkelijkheid is maar een
Oriëntalisme en «de idee van Europa» liggen dicht bij elkaar: het collectieve beeld dat «ons» Europeanen identificeert en afzet tegen «die» niet-Europeanen. Het beeld van Europa is dan superieur als je een vergelijking maakt met alle niet-Europese volkeren en culturen. Terrorisme en islam één pot nat? Said plaatst daar een reeks kanttekeningen bij. Hij is «wij» en «zij» tegelijkertijd. Orientalism nuanceert en relativeert en probeert bruggen te bouwen tussen Oost en West, Europa en het Verre Oosten. Gesloten geesten brengen het debat niet verder. Wie het terroristische kwaad wil bestrijden moet blijven zoeken naar «het kleinste kwaad» (Michael Ignatieff). Het oog om oog en tand om tand kan zich juist keren tegen de democratie die men in bescherming wil nemen. Het islamdebat is geen botsing van superieure (westerse) en inferieure (oosterse) culturen maar van botsende meningen die van overal komen, een woordenstrijd met hopelijk vruchtbare uitkomsten. Democratie is geen laissez-faire, geen desinteresse en onverschilligheid, een houding die nog maar kort geleden voor tolerantie werd aangezien. Democratie is rationele passie, redelijke hartstocht, ze is maakbaar dus ook veranderbaar.
|