door Malika el Ayadi; Trouw, 27 april 2004
Zedendelinquenten hebben in hun jeugd vaak een nauwe band met hun moeder gehad en zijn daardoor op school veel gepest. Die sociale verstoting draagt bij aan een stoornis in de geestelijke ontwikkeling, zegt psychologe Karola Lehnecke.
Zie ook:
Kamerman, Sheila, 'Te hechte band
moeder heel ongezond'; Gesprek over seksueel misbruik; NRC 28 april
2004
Het is voor het eerst dat aan een verband wordt gedacht tussen pesten op school en latere seksuele stoornissen. Onderzoekster Lehnecke onderzocht dertig dossiers van zedendelinquenten. Zij verzamelde haar informatie in binnen- en buitenland en werkte twee jaar als hoofd van de psychotherapeutengroep in de TBS-kliniek in Oldenkotte te Rekken. Zij promoveert morgen aan de universiteit van Tilburg.
Nagenoeg alle patiënten hadden als kind een sterke maar beknellende band met hun moeder. Het lukte hen niet om onder het juk van hun 'symbiotische moeder' te komen. ,,In de eerste fase van een moeder-kind relatie is zo'n band normaal en geeft het bescherming aan een baby. Moeder voedt, zorgt en geeft warmte. Maar als zo'n symbiose te lang duurt (tot ver in de puberteit) en de moeder het kind nodig heeft voor haar eigen geestelijke welbevinden, dan werkt zij het kind subtiel tegen om op eigen benen te staan.”
De zoon wordt eigenlijk psychisch door moeder bezet, zegt Lehnecke. Ook de vader mag niet tussenbeide komen, of is veelvuldig afwezig. Daardoor mist het kind een belangrijk rolmodel.
Op school zijn deze plegers door die onderdrukkende opvoeding erg agressief, grensoverschrijdend of juist heel teruggetrokken. Leeftijdsgenoten laten hen links liggen of pesten hen juist heel erg. Door die verstoting kunnen zij niet leren om hun gevoelens in de groep te uiten, zegt Lehnecke. De meesten plegers gaan daarop spijbelen en lopen leer- en ontwikkelingsachterstanden op, zegt zij.
Deze jongens komen terecht in een vicieuze cirkel. Enerzijds hebben zij hun leeftijdsgenoten nodigom te socialiseren en weg te komen van thuis, anderzijds worden zij door de verstoting juist teruggeworpen op hun verstikkende thuissituatie, waar moeder wacht.
Lehnecke:
,,Dat kan voor die vrouw om allerlei redenen zijn: eenzaamheid, depressie of een slechte band met haar partner. Deze moeders verdragen het niet dat hun kind zelfstandig de wereld verkent zonder haar nabijheid en toezicht.”
De langdurige bemoeienis leidt tot het isolement van het kind. Het voelt zich gekleineerd en nietig.
,,Die nietigheid roept spanningen op die hij later seksualiseert. Dat levert een kick op. Vooral als hij macht kan uitoefenen over de andere sekse of op kinderen.
Niet alle gepeste kinderen vergrijpen zich later. Lehnecke heeft een psychotherapie-praktijk en behandelt ook mannen met een perversie die nooit met Justitie in aanraking zijn gekomen.
,,Vaak zoeken patiënten pas aan het eind van hun werkende leven hulp, omdat hun driftmatige drang moeilijk te onderdrukken is wanneer het werk wegvalt. Deze mannen hebben veelal twee gezichten; harde werkers, die privé risicovolle fantasieën hebben.”
Omdat Lehnecke slechts dertig dossiers heeft onderzocht, pleit zij voor meer onderzoek naar pesten op school en de gevolgen hiervan.