99dec10b Onmogelijk Verlangen (dVk)
Door Ellen de Visser
Uit de Volkskrant van 10 december 1999
Jochim leefde in 'een wereld vol mooie jongetjes', waain zijn pedofiele gevoelens niet mochten bestaan. Nadat hij bij een brand in zijn studentenkamer om het leven kwam, beseft zijn moeder pas goed hoe wanhopig hij was geweest. Nu de discussie over pedofilie soms hetze-achtige trekken krijgt, wil ze Jochims worsteling vertellen: 'Al wil bijna niemand dat horen.'
'A lifelong cold shower', een levenslange koude douche. Zo had Jochim de verzameling overpeinzingen en gedichten genoemd die hij tijdens zijn studietijd had geschreven. Vijftig bladzijden in uiteenlopend handschrift, met doorhalingen, uitroeptekens en woest neergekalkte hoofdletters, manuscripten waaruit onzekerheid spreekt.
'Afslaan is onmogelijk, een ander spoor onbereikbaar.'
'Ik hoor er niet bij, het leven is een grote aanpassing.'
'Je bent altijd anders en anders is alleen.'
Op de kopieen zijn de zwartgeblakerde randen nog duidelijk zichtbaar. 'Ik ben altijd bang geweest dat hij later eenzaam zou worden', zegt zijn moeder.
Hij was al heel jong een apart kind. Fijngevoelig, bang voor andere kinderen en veel meer op zijn gemak bij volwassenen. Het gezin verhuisde veel, contacten kreeg hij pas toen hij zich aan het begin van de middelbare school bij een natuurvereniging aansloot. Op zijn achttiende ging hij het huis uit om te studeren. Eens in de zes weken kwam hij thuis. Hij nam nooit iemand mee, vertelde weinig over zijn leven.
Zijn ouders hadden al langer het vermoeden dat hij homoseksueel was, maar hij praatte er niet over. Tot op die zaterdagavond, een paar maanden voor zijn 26ste verjaardag. Zijn moeder zat boven op haar studeerkamer verslagen uit te werken. Hij had een briefje in haar hand gestopt met de mededeling: 'Ik ben homoseksueel, maar dat niet alleen, ik voel me ook pedofiel. Als jullie willen, kunnen we erover praten.'
Zijn vader voelde zich daar niet toe in staat. 'Hij zei: ik accepteer je zoals je bent, maar met pedofilie heb ik moeite. Het was onmacht. Hij ging de kamer uit als het onderwerp ter sprake kwam.' Zijn moeder sprak wel met hem. Vroeg hem of hij zekerheid had over zijn geaardheid, wat hij ermee wilde, hoe hij de toekomst zag. 'Jongen, ik hou ook van kinderen', zei ze. 'Maar ik raak seksueel opgewonden', andtwoordde hij.
Ze kocht het boek 'Pedofiele relaties,' las het, gaf het voor zijn verjaardag en zei dat ze berip voor hem had. 'Je houdt van je kind zonde voorwaarden te stellen,' zegt ze. In de maanden na zijn bekentenis kwam ze er langzamerhand achter hoe wanhopig hij zich voelde, doodsbang om iets met zijn gevoelens te doen. Bang voor maatschappelijke verwerping. 'Hij was een opvallend figuur, lang, met een grote bos krullen. Ik vreesde dat hij in elkaar zou worden geslagen als zijn omgeving er lucht van zou krijgen.'
Bang ook om een kind iets aan te doen. 'Voor Jochim lag de aantrekkingskracht van kinderen in hun onbevangenheid. Met hun kritiekloze houding en hun sereniteit vertegenwoordigden ze voor hem een beetje de ideale wereld. Maar hij was een intelligente jongen, hij zag heel goed dat er sprake was van een machtsverschil. Hij wilde zo graag een relatie met een kind, maar hij kon het niet. Hij zei: de wereld is vol mooie jongetjes, maar ik durf er niet eens naar te kijken.'
Zijn studiegenoten vertelden haar later dat hi in het begin altijd zijn kamerdeur open had. Later was de deur vaak dicht en als de muziek dan hard aan stond, mocht niemand hem storen. Pas na zijn dood hoorde ze dat hij een paar goede vrienden had, die wisten van zijn pedofilie en hem accepteerden zoals hij was. 'Desondanks hield hij een soort existentiele eenzaamheid.'
Ze voelde zijn doodsverlangen, 'Niets doen is ook zelfmoord,' schreef hij. 'Hun normen zijn de mijne niet.' En: 'Jouw mening is strafbaar, ze komen je halen.' Ze zegt: 'Hij kon geen kant meer op.'
In een januarinacht maakte een felle, uitslaande brand in zijn studentenkamer een einde aan zijn leven. Een ongeluk, het noodlot? Het maakt niet uit, zegt zijn moeder. 'Hij was anders ook gegaan.' Na de begrafenis kreeg ze van zijn vrienden zijn door het vuur aangevreten dagboeken en manuscripten die ze in zijn kamer hadden aangetroffen.
Niemand mocht die dagboeken lezen, dat stond voorin. Ze deed het toch. 'Ik wilde zo graag weten wat hem bezielde.' Jarenlang had hij elke dag geschreven, aanvaknelijk over uiteenlopende onderwerpen. De laatste twee jaar van zijn leven kwam langzamerhand de pijnlijke bewustwording van zijn liefde voor kinderen. Toen pas ontdekte ze hoe diep eenzaam hij moest zijn geweest. Hij schreef: 'Hulpeloos door enigheid, eenzaam door onbegrip.' Ze zegt: 'Het doet me pijn als ik denk aan het gevecht dat hij heeft geleverd.'
In een periode waarin de nuance zoek lijkt en alle pedofielen worden beschouwd als potentiele kinderverkrachters, wordt het tijd voor een tegengeluid, vindt ze. De hetze jegens pedofielen die sinds de golf van recente kindermoorden is losgebarsten, stemt haar bitter. 'Ik wil niet beweren dat er geen ernstige dingen gebeuren, maar door wat er de laatste tijd allemaal over pedofielen wordt gezegd, voel ik me enorm op mijn ziel getrapt. Ik ben begaan met de slachtoffers en hun familie. Maar ook met het lot van mijn zoon.
'Pedofilie is slechts een aspect van een persoonlijkheid. Als iemand daarom wordt afgewezen, is het des te moeilijker ermee om te gaan. Dat kan leiden tot een obsessie, met alle gevolgen van dien. Ik denk dat intolerantie tot grotere immoraliteit kan leiden dan een afwijking op seksueel gebied.'
Sinds de dood van haar zoon woerstelt ze met ambivalente gevoelens. Was Jochim door zijn geaardheid per definitie een slecht mens? Uit de boekenkast bij het raam haalt ze twee boeken die haar tot nadenken hebben gestemd.
'Een verloren soldaat' (De arbeiderspers), waarin de choreograaf Rudi van Dantzig een beklemmend verslag doet van de relatie die een elfjarige Amsterdamse jongen in mei 1945 onderhield met een Amerikaanse soldaat. En 'Zeer kleine liefde' (Leopold) van Ted van Lieshout, een bundel brieven en gedichten die terugblikken op de verhouding tussen een twaalfjarige jongen en een pedofiel.
Het zijn geen herinneringen aan afschuw en pijn. Van Lieshout heeft het bijna met liefde over 'mijn meneer' en schrijft: 'Ik ben nooit de mooie kanten van toen uit het oog verloren.' Van Dantzig vertelt hoe hopeloos verlaten de jongen zich voelde toen zijn soldaat van de ene op andere dag verdween. 'Geen naam heb ik, geen land, geen bestemming, zijn geur niet, zijn smaak... ik proef paniek, ruik de angst: waar ben je, waar moet ik naar toe?'
Uit de boeken spreekt weliswaar een gevoel van weerloosheid en verwarring, maar ook een onverholen trots te zijn uitverkoren. Van Lieshout schrijft:
'En achter de gordijnen was ons groot geheim. Ik wilde wel aan iedereen verklappen hoe bijzonder ik was en mooi en meer.'
Die woorden halen de scherpe kantjes van haar verdriet. Hoopvol: 'Het geeft toch aan dat een intieme relatie tussen een kind en een volwasene niet alleen maar slecht hoeft te zijn.'
Aan het einde van de middag komt het herinneringsalbum op tafel dat ze na zijn dood samenstelde: foto's van Jochim als kind, in de schoolbanken, op het huwelijk van zijn zus, in het studentenhuis. Na de brand vonden zijn vrienden in zijn kamer ook een stapel nooit verstuurde brieven aan jongetjes op wie hij heimelijk verliefd was. Ze heeft ze na lezing onmiddelijk verbrand, net als zijn dagboek.
'Om te voorkomen dat ze ooit in verkeerde handen vallen.'
De manuscripten heeft ze gekopieerd en ingebonden. Er zitten gedichten bij die een lofzang vormen op jongetjes die hij zomaar ergens was tegengekomen:
'Een engeltje in de bus de vleugeltjes devoot in het kruis twinkelend de blauwe ogen bleekhuidig wonderwezentje goedlachs ruimdenkend godje eenzaam op zijn grote hoogte in stilte diep bemind.'
Het vormt een nalatenschap voor de vrienden en familie die van Jochims verleden op de hoogte zijn. Dat zijn er maar weinig. Ooit bezocht ze een contactavond van ouders van homoseksuele kinderen, een initatief van de kerk. Daar vertelde ze dat haar overleden zoon ook pedofiel was. 'Er viel een doodse stilte en de gespreksleider walste zo snel mogelijk over haar opmerking heen. Dat moest wel, vertelde hij na afloop, want het onderwerp paste niet in het kader van de avond.'
Als ze het al tegen bekenden vertelde, dan proefde ze soms een vreemde vorm van kritiek jegens haar, zijn moeder. Zij had hem immers opgevoed, zij was medeschuldig aan de vorming van zijn persoonlijkheid. 'Buitenstaanders denken soms dat pedofilie een kwestie is van vrije keuze of van opvoeding.'
Vroeger, toen ze zich zorgen maakte omdat Jochim als klein jongetje zo op zichzelf was, opperde ze bij haar huisaarts dat ze misschien eens met hem naar een kindepsycholoog moest gaan. Hij lachte haar uit. 'Zou professionele hulp een ander mense van hem hebben gemaakt?' vraagt ze zich af.
Nu de houding in de samenleving jegens pedofielen is verhard en vormen van eigenrichting toegenomen, spreekt ze zich in het openbaar niet meer uit over haar persoonlijke ervaringen. 'Het is goed dat hij al die opwinding niet meer hoef mee te maken. Jochim was een goed mens. Hij was meer dan alleen pedofiel. Maar dat wil bijna niemand horen. Nu hoeven ze nooit meer bang te voor hem te zijn.'
{De naam Jochim is op verzoek van zijn moeder gefingeerd}