"Het is duidelijk dat het hier gaat om een van de belangrijkste om niet te zeggen de belangrijkste zedenzaken van de afgelopen jaren. Het onderzoek startte in feite enkele maanden geleden en richtte zich aanvankelijk op de activiteiten van het CRIES, een vereniging gevestigd aan de Elsenesteenweg te Brussel, waarvan het doel naar eigen zeggen was hulp te bieden aan jongeren en volwassenen met pedofiele neigingen. In werkelijkheid had dit centrum blijkbaar geen andere roeping dan het in de hand werken van homoseksuele relaties tussen volwassenen en zeer jonge kinderen."
Met dit bericht op het televisienieuws van 10 maart 1987 van de Belgische Franstalige omroep RTBF startte een zedenzaak die maandenlang stof leverde voor sensationele artikelen in de pers, die zou leiden tot zware gevangenisstraffen voor een aantal betrokkenen en die bovendien het einde inluidde van de enige Franstalige pedofiele emancipatiegroep in België.
Als gevolg van een klacht van een persoon die verontwaardigd was over de positieve manier waarop het CRIES pedofilie benaderde, en van de ongefundeerde aantijgingen van een gedetineerde er was geen klacht van kinderen of ouders begon de gerechtelijke politie van Brussel het CRIES ervan te verdenken als dekmantel te fungeren voor een internationaal netwerk van kinderporno en -prostitutie.
Eind februari 1987 werden alle actieve medewerkers van het CRIES gearresteerd op beschuldiging van aanranding van de eerbaarheid en van ophitsing tot ontucht met minderjarigen. Het adressenbestand van de vierhonderd abonnees en correspondenten van het tijdschrift L' Espoir werd door het parket in beslag genomen en gebruikt om over te gaan tot talloze huiszoekingen in België en in het buitenland.
Zonder aandacht te besteden aan de bescherming van het privéleven meldde de politie de identiteit van de gearresteerde personen aan de pers waarna deze werd gepubliceerd. Gewaagde en onbevestigde hypothesen van de onderzoekers werden voorgesteld als vaststaande feiten: het CRIES zou gediend hebben om honderden kinderen tegen betaling uit te leveren aan de perverse praktijken van honderden klanten in binnen- en buitenland.
Het parket verwees bovendien naar de publieke opinie om de voorlopige hechtenis te rechtvaardigen: het publiek zou niet kunnen begrijpen dat personen die zich aan dergelijke weerzinwekkende praktijken schuldig hadden gemaakt, in vrijheid zouden worden gesteld. Na een maandenlang onderzoek, waarbij de zaak teruggebracht werd tot aanzienlijk kleinere proporties dan de aanvankelijk geuite "honderden" betrokkenen, werden in januari 1988 uiteindelijk achttien personen voor de correctionele rechtbank gebracht.
Het werd een incidentrijk proces, tijdens hetwelk de voorzitter, mevrouw Voorspoels, haar vooringenomenheid en haar afkeer herhaaldelijk liet blijken. Het gebrek aan beheersing, sereniteit en objectiviteit van de rechtbank liet vermoeden dat er zware straffen zouden uitgesproken worden, en die kwamen er dan ook: op 7 maart 1988 incasseerden de beschuldigden samen 78 jaar en 6 maanden gevangenisstraf, grotendeels effectief uit te zitten. Slechts twee personen kwamen er zonder straf van af.
Twaalf veroordeelden accepteerden de zware bestraffing niet en tekenden beroep aan tegen het vonnis van de correctionele rechtbank, daarin gevolgd door het openbaar ministerie, dat van oordeel was dat de straffen nog veel te licht waren.
Hoewel het proces voor het hof van beroep in een rustiger atmosfeer verliep dan in eerste aanleg, was het resultaat voor de meeste betrokkenen nog ernstiger: van strafvermindering was geen sprake; integendeel, voor de meesten kwamen er nog enkele jaren gevangenisstraf bij. Enkel de voormalige UNICEF-directeur Jozef V., wiens omstreden betrokkenheid door de correctionele rechtbank zwaar was bestraft, kreeg van het hof van beroep vrijspraak bij gebrek aan concrete bewijzen van zijn schuld.
Voor een beter begrip van de draagwijdte van de beschuldigingen en de betrokkenheid van het CRIES is het wellicht nuttig eerst even nader in te gaan op de maatschappelijke discussie rond pedofilie in België.