Vorige Start Omhoog

EPILOOG

[Blz. 367]

Het meest zichtbare maatschappelijke gevolg van de CRIES-affaire is dat ze de
problematiek van seksuele contacten tussen volwassenen en kinderen in het
centrum van de openbare belangstelling heeft geplaatst en daarvan in het publie-
ke bewustzijn een ongenuanceerd zwart beeld heeft achtergelaten. Van belang is
daarbij dat, anders dan voorheen, het hebben of wensen van dergelijke contacten
wordt toegeschreven aan een specifieke bevolkingsgroep: het Belgische publiek
heeft de volksduivel ontdekt. Waar vroeger meestal werd geschreven in termen
van "ontucht met kinderen", of "seksueel misbruik van kinderen", zonder naar
een bepaalde bevolkingsgroep te verwijzen, worden nu in soortgelijke gevallen
steeds de woorden "pedofiel" en "pedofilie" gebruikt. Nemen we bij voorbeeld
de kranten van september 1990, dan vinden we daarin binnen enkele weken tijd
de volgende titels: "Zware straffen geëist voor pedofielen" (Het Volk), "Pedofiel
lokte kinderen met computerspelletjes" (Het Volk), "Twee leraars voor de rechter
voor pedofilie" (Het Belang van Limburg), "Pedofiel van 35 lokte jongens met
speelgoed" (Het Laatste Nieuws), "Zaàk van pedofilie" (Het Laatste Nieuws),
"Vader verkracht dochters en ronselt zelf pedofielen" (Het Laatste Nieuws).

Dat ook bekende persoonlijkheden vatbaar zijn voor de pejoratieve strekking die
hierdoor het publiek wordt bijgebracht, blijkt uit een uitroep van de voormalige
minister Paul van den Boeynants, wiens naam in de afgelopen jaren in verschil-
lende schandalen is gevallen. Geconfronteerd met berichten waarin gesuggereerd
werd dat hij betrokken zou zijn geweest bij "roze balletten met minderjarige
kinderen", riep hij uit: "Nu beschuldigt men er mij zelfs van een pedofiel te zijn!"

[Blz. 368]

Het verloop van de affaire kan voorts een zorgelijk precedent betekenen voor de
kwaliteit van de Belgische rechtsstaat. Om twee redenen. Ten eerste de wijze
waarop het proces in eerste aanleg is gevoerd. Het schofferen van de verdachten,
hun advocaten en getuigen à décharge, de bedreiging van Philippe C.'s advocaat,
het niet ingrijpen tegen mishandeling van verdachten en het vonnis dat bepaald
niet op een solide bewijsvoering berustte, houden de indruk levend dat hier een
schijnproces werd gevoerd. Ten tweede vanwege het vonnis van het hof van
beroep, dat, meer nog dan dat van de lagere rechter, neerkwam op een veroorde-
ling van mensen wegens de maatschappelijke visie die zij via hun vereniging
uitdroegen. 

Deze jurisprudentie heeft opgeleverd dat het vormen en instandhou-
den van een groep die de aanvaardbaarheid van bepaalde seksuele contacten van
en met jeugdigen uitdraagt, een veroordeling wegens het vormen van een misda-
digersbende kan opleveren, in elk geval indien sommige leden van deze groep
individueel zulke contacten inderdaad aangaan. Dit is in verregaande mate wat
het Vlaams Blok beoogde met zijn nooit behandelde wetsvoorstel dat strekte tot
een verbod op het "propageren, uitbeelden, stimuleren of de toelaatbaarheid
uitdragen" van voornoemde seksuele contacten. In het CRIES-proces stond een
maatschappelijke opvatting terecht en het is die opvatting die bepalend is ge-
weest voor de exorbitante straffen die zijn uitgedeeld.

Dat heeft uiteraard een weerslag gehad op de drie pedofilie-groepjes die na de
teloorgang van het CRIES nog resteerden, alle drie in Vlaanderen. De Gentse
actiegroep Stiekum werd gereduceerd tot een kleine kern die stand-by staat voor
het geval iemand contact zoekt, maar die zelf geen activiteiten meer initieert. De
Studiegroep en de Oecumenische Werkgroep Pedofilie werden geconfronteerd
met een grote terugloop in het aantal bereidwillige medewerkers, met een grotere
weerstand en argwaan bij de publieke opinie, en met een toename van angst en
onzekerheid bij vele pedofielen. 

De Documentatiedienst zag zich genoodzaakt,
bij haar infofolder een "waarschuwing" te voegen waarin werd gesteld dat deze
dienst seksuele handelingen met jeugdigen niet a priori goedkeurt of personen
wil aanzetten tot het plegen ervan. Hoewel deze groepen met de CRIES-zaak
niets te maken hadden, heeft deze hun geloofwaardigheid tegenover derden uiter-
aard aangetast. Zouden deze groepen "in werkelijkheid ook niet zoiets zijn als
CRIES: mooie doelstellingen om in werkelijkheid een netwerk van illegale acti-
viteiten te camoufleren"? Het teruglopen van dergelijke groepen, en vooral het
geheel verdwijnen daarvan in Franstalig België, moet het isolement van potenti-
ele hulpvragers versterkt hebben en kan daarom de problematiek van de pedofilie
eerder verzwaard dan verminderd hebben.

Het Vlaams Blok boekte tijdens de CRIES-affaire grote stemmen-winst: bij de
parlementsverkiezingen van 13 december 1987, maar vooral bij de verkiezingen
voor de gemeenteraden op 9 oktober 1988 (tijdens de behandeling door het Hof
van Beroep): het Vlaams Blok scoorde meer dan 100.000 stemmen en wist aldus

[Blz. 369]

zijn stemmenaantal meer dan te verdubbelen. Alleen al in de Antwerpse agglo-
meratie wist de partij 17,5 procent van de stemmen te behalen, waardoor ze van
een naar tien raadsleden opklom. Vanzelfsprekend ligt hieraan een complex van
factoren ten grondslag, niet in de laatste plaats het onverholen inspelen door het
Blok op racistische sentimenten. Maar de CRIES-affaire moet sommige kiezers
hebben gesuggereerd dat het fulmineren van het Vlaams Blok tegen CRIES (en
trouwens ook tegen "vieze homo's en lesbische geiten, alle gespuis, op hol gesla-
gen pastoors, mislukkelingen, marginalen en al wat geen kinderen heeft" [*8] te-
recht was geweest.

[*8] Passage uit een kettingbrief van het Vlaams Blok voor de gemeenteraadsverkie-
zingen van 9 oktober 1988. De hier aangeduide "vieze, onbenullige, doch ge-
vaarlijke bende" werd verzocht, niet op het Vlaams Blok te stemmen.

De CRIES-affaire vormde voedsel voor hen die meenden dat de toegenomen
permissiviteit inzake seks te ver was doorgeschoten en diende te worden terugge-
draaid. Mevrouw Talon, openbaar aanklager in de zaak, had in haar requisitoir
herhaaldelijk vraagtekens gezet bij de permissiviteit in de maatschappij. In zijn
blad De Bond noemde Frans van Mechelen, voorzitter van de Belgische Bond
voor Grote en Jonge Gezinnen, de CRIES-affaire naast seks en geweld op televi-
sie en video, alsmede het toenemende drugsgebruik, als voorbeeld van onvol-
doende waardenbesef. Een herwaardering van waarden was volgens hem hard nodig:

"Toch is het wel eens nodig om nadrukkelijker dan gewoonlijk op de
excessen in de samenleving te wijzen een zekere algemene laksheid aan
te klagen. We weten nu haast we dat we een 'permissieve' samenleving
zijn ingetreden en dat hierbij een aantal taboes werden omver gehaald is
niet altijd nadelig geweest. Maar! Er zijn grenzen in die permissiviteit die
niet overtreden kunnen worden. Wie zomaar een krant op een willekeuri-
ge dag neemt, stelt vast hoever die permissiviteit gaat en hoe ze de sa-
menleving naar een verderfelijke ondergang voert." [*9]

[*9] De Bond, 11 maart 1988.

 

Vorige Start Omhoog