Islamkritiek vaak niet zonder racistische ondertonen
Hans Feddema, 27 september 2005; Het Parool 28 september 2005, De
Stentor, 12
oktober 2005, - steeds ietsjes anders. Dit is de web versie:
< http://www.geocities.com/hansfeddema/
>
Mijn artikel ‘Een stel gevaarlijke islamofoben’ in Het
Parool van 21 september heeft boze reacties opgeroepen. Ik zou me schuldig
maken aan laster, ophitserij, politieke correctheid, het kwalificeren van
personen als racist en het niet zien van de feilen van de islam (Het Parool, 24
september). Vreemd.
Geen misverstand, ik vind het goed dat de vrouwendiscriminatie in de SGP onlangs
een juridische slag werd toegebracht. En ik heb een broertje dood aan geweld en
geweldsrechtvaardiging. Maar daarmee schrijf ik religie niet af. Religie biedt
hoop en zingeving en kan migranten helpen bij hun integratie. De islam is voor
mij niet louter dogmatiek; hij heeft ook een onderschatte mystieke component.
Anderzijds ben ik me bewust van het negatieve in een godsdienst, zoals politieke
religie en godsdienstig fundamentalisme. Religiekritiek, ‘mits niet eenzijdig
en mits gedoseerd’, wees ik niet af, ook al is dat, zo voeg ik toe, in de
eerste plaats een zaak van de betrokkenen zelf. Waar ik bezwaar tegen maak, is
als mensen erop uit zijn de religie van een minderheid constant in de hoek te
zetten of te stigmatiseren.
Nieuwkomers moeten, zoals Zeyno Baran, directeur van het Nixon Centre in
Washington, de Nederlanders onlangs voorhield, ‘zich veilig voelen’. En dat
kan alleen, als hun de tijd wordt gegund zelf hervormingen aan te brengen in de
meegenomen cultuur en religie, zoals dat de laatste eeuwen ook aan de westerse
christenheid is gegund. In de sociologie heet dat het proces van
zelfcivilisering. Migranten stappen vaak van een agrarische in een industriële
samenleving, wat onder hen tot vervreemding leidt. Dit kan leiden tot tijdelijke
stagnatie van het zelfciviliseringsproces.
Bovendien heerst al enige tijd onder moslims het gevoel dat ‘het Westen de
hele moslimwereld bedreigt’. Tel uit je winst als in Nederland publicisten in
zo’n situatie dat vuurtje nog wat gaan opstoken, als het ware wedijverend in
het bedenken van de meest kritische uitingen jegens de islam. En dat terwijl
gezien genoemde vervreemding het eerder in de lijn zou liggen empathie te hebben
met moslims, of in elk geval respect dan wel aandacht te tonen voor hun cultuur,
al was het uit eigen belang om fundamentalisme te voorkomen.
De een is in zijn islamkritiek fanatieker dan de ander, en sommigen zijn er
zelfs mee gestopt, maar dat het de eerste helft van dit jaar ging lijken op een
hetze is buiten kijf. Dat was en is niet zonder risico in onze multiculturele
samenleving. Ik zie niet in waarom ik hiertegen niet zou mogen waarschuwen, en
evenmin waarom ik degenen die zich daarbij niet onbetuigd lieten – nogmaals de
een veel sterker dan de ander – en een of meerdere keren samenkwamen met of
rond kamerlid Hirsi Ali, niet bij naam en toenaam zou mogen noemen. Trouwens,
tv-rubriek Netwerk bracht ze december 2004 voor het eerst als informele groep
naar buiten. En J.A.A. van Doorn legde de namen van de acht publicisten vast in
zijn column ‘Contouren van de Nederlandse islamologie’, hen daarbij typerend
als ‘de camarilla van het kamerlid Hirsi Ali’ (Trouw, 18 december 2004).
Kortom, ik vertelde niets nieuws.
Ik heb overigens niemand getypeerd als racist. Ook Leon de Winter niet, al meent
hij van wel (De Volkskrant, 24 september). Ik stelde dat het racisme ‘weer de
kop opsteekt in de volkswijken en bij mensen aan de top’. Dus in het algemeen
als trend. Eenieder die geen vreemdeling is in Jeruzalem en die de media het
laatste jaar nauwgezet heeft gevolgd, zal dat algauw beamen. En natuurlijk zijn
islamkritiek, islamofobie en racisme niet hetzelfde. Het is niettemin goed dat
we steeds bij onszelf (ikzelf ook) te rade gaan in hoeverre er in ons spreken en
schrijven over islam en moslims geen ondertonen van islamofobie en racisme
aanwezig zijn. Als we eerlijk zijn, weten we dat dat niet ondenkbeeldig is.
Vooroordelen, angst, demoniseringsretoriek en zondebokuitdrijving zijn vaak
onderdelen van racisme. En niet te vergeten generalisatie, waarbij je het gedrag
van één persoon generaliseert naar de groep waartoe deze behoort. Als in
Ulster IRA-terroristen katholiek waren, hoeft dat niets te zeggen over
katholieken, maar zo’n generalisatie blijft niettemin een mechanisme dat ons
zo maar te pakken heeft. Als men zegt dat Nederland ‘al meer dan vijfhonderd
moskeeën telt’, zoals een columnist nog deze maand schreef, kan daaruit angst
spreken en ook onverdraagzaamheid, zoals men vroeger weleens problemen had met (het
aantal) synagogen in ons land.
Racisme refereert op zich vooral aan lichamelijke kenmerken. Culturele kenmerken
als religie en leefwijze (inclusief hoofddoekjes) betrekken wij er echter wel
vaak bij. We bekijken elkaar veel breder dan via de bril van de huidskleur.
Religiekritiek kan daarom wel racistische ondertonen hebben. De Franse minister
van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarcozy waarschuwde recent in een interview niet
voor niets voor ‘antimoslimracisme’, waarin het sterke antiklerikalisme in
zijn land volgens hem kan overgaan. Ook in ons land acht ik zoiets niet
uitgesloten.
---
Dr. Hans Feddema is antropoloog, publicist en vredesactivist
E-mail: feddema@wish.net
|