Doodstraf voor Saddam Hussein: begrijpelijk, maar verwerpelijkTegenwicht weblog # 75, 10 januari 2006 Het deed denken aan Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog: een tirannieke massamoordenaar werd onlangs veroordeeld tot de dood door ophanging vanwege zijn misdaden tegen de menselijkheid. Inmiddels is het vonnis ook ten uitvoer gebracht. Zijn naam was Saddam Hussein en alleen verstokte aanhangers van de dictator zullen ontkennen dat hij allerlei gruweldaden op zijn kerfstok had, zoals het laten ombrengen van 148 inwoners van het dorp Al-Dujail nadat hij daar aan een moordaanslag was ontsnapt. Het verlangen naar wraak is zo oud als de mensheid en komt in zekere mate ook voor onder andere sociale diersoorten zoals mensapen. Het heeft te maken met een principe van wederkerigheid: als iemand mij een gunst bewijst heeft hij recht op een wederdienst, maar als ik word benadeeld door een ander dan heb ik ook het recht om hem met gelijke munt terug te betalen. Oog om oog, tand om tand is de kernachtige uitdrukking van dit basale beginsel. Een machthebber als Saddam terechtstellen vanwege de moorden waartoe hij opdracht heeft gegeven, is volkomen gerechtvaardigd als je alleen uitgaat van dit oerprincipe. Eigenlijk zou hij voor elke moord zelf een keer moeten sterven of in elk geval fysiek of psychisch gemarteld moeten worden, en in die zin is het zelfs de vraag of hij in deze wereld ooit de straf kan krijgen die hem binnen dit perspectief zou toekomen. Onder invloed van joods-christelijke en humanistische idealen (met parallellen in andere levensbeschouwelijke tradities binnen onder meer de islam, het hindoeďsme en het boeddhisme) heeft men echter de zogeheten mensenrechten geformuleerd. De mensenrechten zijn in het algemeen geworteld in de notie van een onvervreemdbare menselijke waardigheid waar men zelfs niet aan mag tornen als een specifieke persoon zich zelf wreed en onmenselijk gedraagt. Ze hoeven overigens niet per se gekoppeld te zijn aan de gedachte dat misdadigers vooral slachtoffers zijn van onbeheersbare factoren zoals maatschappelijke verhoudingen, opvoeding, psychiatrische aandoeningen, genetische aanleg of het lot. Maar ze verklaren bepaalde straffen wel als onverenigbaar met een basaal respect voor de mens als mens. Ze leggen met andere woorden grenzen op aan het natuurlijke verlangen naar wraak. Sommige vormen van bestraffing, zoals lijfstraffen en natuurlijk de doodstraf, kunnen weliswaar gelegitimeerd worden door een principe van wederkerigheid, maar nu eenmaal niet vanuit een concept van mensenrechten. Uitzonderingen?Nu kan men zich voorstellen dat iemand over het algemeen tegen de doodstraf is, en bijvoorbeeld zelfs lid is van een organisatie als Amnesty International, maar de doodstraf voor een man als Saddam toch echt in een andere categorie plaatst en daardoor bij wijze van uitzondering moreel geoorloofd (of zelfs geboden) acht. Hij zou als volgt kunnen redeneren: “De Iraakse potentaat heeft de levens van zoveel mensen verwoest dat het bijna van een gebrek aan respect voor al die slachtoffers zou getuigen als je hem niet zou executeren. We mogen in zo'n extreem geval best een uitzondering maken, zonder dat dit gevolgen heeft voor alledaagsere toepassingen van de doodstraf. Vanuit onze natuurlijke gevoelens rond recht en wraak lijkt dit een beschaafde, tamelijk milde stellingname, maar toch is zij onhoudbaar. De voornaamste gedachte achter het afwijzen van de doodstraf voor minder machtige criminelen is zoals gezegd dat het doden van een medemens - zonder dat dit acuut noodzakelijk zou zijn om een misdaad te verhinderen - immoreel is, omdat het per definitie voorbij gaat aan de waardigheid van die medemens, dat wil zeggen ongeacht zijn of haar daden en ongeacht onze eigen gevoelens jegens de persoon in kwestie. Zodra je uitzonderingen maakt ten nadele van grote jongens als Saddam, is het hek van de dam. Het valt dan niet meer in te zien waarom wraakgevoelens wel zouden mogen prevaleren in zijn specifieke geval, en niet in 'lichtere' gevallen (van moord, etc.) die voor de direct betrokkenen in een zelfde mate gruwelijk kunnen uitpakken. Willen we de mensenrechten geloofwaardig uitdragen, dan zullen we consequent moeten zijn. |