Citaten uit
Meer opvoeder dan onderwijzer
VMBO-scholen
Gonny ten Haaft, Trouw 23 januari 2004
Volgens vmbo-docent Robert Pinter voelden zijn collega's het aankomen
dat een leerling een keer een leraar zou neerschieten. Hij kent de
boefjes van zijn school, net zoals zijn collega's van andere scholen hun
boefjes kennen.
[...]
Natuurlijk, zegt vmbo-docent Robert Pinter (36), had het ook een
leerling van zijn school kunnen zijn die een docent neerschoot. Kijk
naar zijn leerlingen, kijk naar de incidenten die de afgelopen jaren op
zijn school plaatsvonden.
,,Sommige - niet alle - leerlingen zijn nauwelijks bij te sturen.
Ze hebben hun eigen omgangsvormen en codes. [...]''
[...]
Net als veel andere vmbo-scholen werkt het Kemenade College met
zogeheten kernteams. Een klein team van docenten geeft dagelijks les aan
een vaste groep, zodat leerling en docent elkaar goed kennen.
[...]
Als geen ander weet hij wat voor kinderen zijn school bevolken.
,,Twee jaar geleden heb ik eens geteld: in elke klas zaten vijf
probleemleerlingen. Op een klas van vijfentwintig is dat een
minderheid, maar voor een docent is vijf ronduit zwaar. Eén boefje
kan samen met vier andere boefjes voor grote problemen zorgen. In de
pauze zoeken al die boefjes elkaar op. Daar kan een grote dreiging van
uitgaan.''
[...]
,,Ik heb net zoveel last van witte kinderen als van zwarte, en net
zoveel last van witte ouders als van zwarte. Sterker nog, van witte
ouders heb ik méér last dan van zwarte.''
Wat voor kinderen dit zijn, wat voor last geven ze?
Om daar meer over te weten, startte het Kemenade College twee jaar
geleden het project 'Veilig op school'. De eerste stap bestond uit een
inventarisatie waarvan de uitkomsten schokkender waren dan ook Pinter
had gedacht.
,,Ruim éénderde van de docenten bleek zich onveilig te voelen. De
docenten maakten melding van steeds ruwere omgangsvormen, terwijl ze -
ik mag het eigenlijk niet hardop zeggen - verbale agressie al min of
meer accepteren. Sommige docenten waren ook fysiek bedreigd, al is het
soms lastig aan te geven waar de grens ligt. Wanneer is een duw
bedreigend? Ook buiten de school voelen docenten zich niet veilig: er
waren en zijn incidenten met auto's - krassen, bandjes, dat soort
dingen.''
Na dit onderzoek nam de school tal van maatregelen om de school
veiliger te maken, zoals méér uren voor de mentoren (waardoor de
leerlingen beter kunnen worden begeleid), een anti-discriminatie project
en een meldingsplicht voor docenten die een gewelddadig of bedreigend
incident meemaken.
Als leider van het project 'Veilig op school' krijgt Pinter deze
meldingen binnen.
[...]
Alle tien keren ging het om 'fors uit de hand lopende bedreigingen
rechtstreeks richting docent'. [...]
[...]
,,Ik zie [...]ook de cijfers over het aantal keren dat een leerling
wordt verwijderd uit de les; dit gebeurt als een leerling bij
herhaling een les verstoort. Vaak gaan daar forse incidenten aan
vooraf, dus dit betekent dat docenten lang niet alles melden. De
belangrijkste reden daarvoor is angst. Leerkrachten zijn bang voor wat
er kan gebeuren als zij een leerling aangeven; ze durven het conflict
niet meer aan te gaan op de manier die ze eigenlijk willen.''
Op zijn locatie werken vijfendertig mensen. Ruim twintig procent op
deze locatie is bang.
[...]
De angst van zijn collega's is begrijpelijk, benadrukt Pinter. Zelf
werd hij laatst met de dood bedreigd toen hij een collega in een
conflict bijstond.
,,De agressie richt zich dan tegen degene die het conflict moet
oplossen. Omdat de docent en ik beiden de inschatting maakten dat de
scholier met zijn mobieltje het thuisfront in zou schakelen, hebben we
de politie ingeschakeld.''
[...]
,,Als een vader, oom, tante, neef of nicht de drempel overstapt,
weet je nooit wat je te wachten staat. Familieleden komen binnen bij
schorsingen en verwijderingen, maar ook als leerlingen aan het eind
van het tweede jaar de leerweg moeten kiezen, of bij een gewone
rapportbespreking. Zo'n situatie kan explosief worden, dat weet iedere
docent.''
De school wordt ook steeds vaker geconfronteerd met ruzies, vetes, en
conflicten die niets met de school te maken hebben. Kinderen die elkaar
in het weekend via msn-berichten bestoken, gaan daar op maandagochtend
in de klas mee verder. Vervolgens wordt de een zo boos dat hij vier
maatjes inroept om de ander er flink van langs te geven.
,,Dan komt er een ouder met een print van alle boodschappen die ze
elkaar hebben toegewenst'', vertelt Pinter. ,,Eerst kan ik nog zeggen
dat het niet mijn probleem is, maar die vlieger gaat niet meer op als
dit msn-verkeer ontaardt in een vechtpartij op school.''
Kinderen halen verhaal op kinderen, merkt Pinter, maar ouders net zo
goed op ouders. Als hij geluk heeft, speelt zich dit buiten de
schoolmuren af, als hij pech heeft, erbinnen.
Pinter noemt het opvallend hoe goed en snel deze kinderen hun strijd
'organiseren'.
,,Ze bellen elkaar met mobieltjes, zetten elkaar op het spoor van
degene die ze zoeken en spreken af wanneer ze toeslaan. Als je dit als
docent eenmaal weet, word je bang. Je wéét met welke kinderen, met
welke families op de achtergrond, je te maken hebt. 'Het is nog niet
gebeurd', denk je dan, 'Maar het zou zo goed kunnen ....'.''
Twee jaar geleden was de nood zo hoog dat de school besloot dat er
hardere, striktere regels moesten komen. Alles is nu omschreven: wat is
normaal gedrag en wat niet en wat zijn de sancties als met name genoemde
grenzen worden overschreden.
[... ... ...]
,,Een vmbo-docent wordt meer opvoeder dan onderwijzer, de ouders
verwachten ook dat we opvoeden. Maar opvoeder zijn in een
onderwijssysteem waar veel kinderen uit zwakke milieus bij elkaar
zitten, is niet iedereen gegeven. Politici en bestuurders hebben vaak
geen idee hoe moeilijk dit is.''
Toch moet de school in deze leerlingen blijven investeren, vindt
Pinter. Dat kan ook helpen om de school veiliger te maken.
,,Als opvoeder moet je weten waar een kind vandaan komt, hoe zijn
thuissituatie is. Docenten moeten vader of moeder niet op school laten
komen, maar hen thuis opzoeken. Het helpt als je weet hoe Achmed op
drie hoog achter woont, uitkijkend op een luxe villa waar een blank
kind in een grote tuin van de glijbaan glijdt.''
Zelf is hij mentor van een klas van vijfentwintig kinderen. Het
liefst zoekt hij ze alle vijfentwintig thuis op, bij sommigen is hij al
geweest.
,,Als een kind drie dagen niet gedouched heeft, wil ik weten hoe
dat komt. Is er niemand die op hem let, kunnen ze de rekening niet
betalen? Soms denk ik 'ik moet er niet aan denken dat ik hier met vier
kinderen zou wonen, laat staan dat mijn auto hier zou staan'. Door
zo'n huisbezoek krijg je als mentor inzicht in de situatie, zodat je
ook aanknopingspunten hebt hoe je met deze leerling en zijn familie
kan omgaan.''
'Zero tolerance met liefde' noemt hij deze aanpak. Probleemjongeren
moeten worden gestraft als ze iets doen, maar ze moeten ook weer op de
been geholpen worden. Een school moet kinderen nooit het idee geven dat
ze afgeschreven zijn. Daar is een goede samenwerking met jeugdzorg,
geestelijke gezondheidszorg, jongerenwerkers, en leerplichtambtenaren
voor nodig.
,,De school is dé plek om signalen op te vangen. Ik weet precies
wie de boefjes zijn, mijn collega's weten dat ook. Voor deze kinderen
moeten we, samen met andere instanties, oplossingen zoeken. Ik geloof
in preventie, niet in detectiepoortjes of bewakingscamera's.
Veiligheid zit in mensen, niet in protocollen. Als ik doodgeschoten
word, heb ik er niets aan dat de dader op videobeelden staat.''