Citaten uit
De school moet kinderen weer opvoeden
Gonny ten Haaft, Trouw 12 januari 2005
Eén jaar na het drama op het Terra College dringt Jaap Westbroek,
directievoorzitter van zes Haagse middelbare scholen, aan op een
pedagogisch debat.
,,Scholen moeten weer gaan opvoeden. Onderwijs is aandacht; van
docenten vraagt dit vooral dat ze van kinderen houden.''
Morgen is het een jaar geleden dat Hans van Wieren, conrector van het
Terra College in Den Haag, door een leerling werd neergeschoten. Elf
maanden later volgde de brute moord op Van Gogh. In dit zware jaar heeft
Jaap Westbroek, directievoorzitter van de Esloo Onderwijsgroep in Den
Haag, veel nagedacht over zijn scholen en het onderwijs dat gegeven
wordt. Het meest dacht hij na over zijn leerlingen.
,,Als ik één ding heb geleerd, is het wel dat we niet om het
verleden van onze leerlingen heen kunnen. Scholen zijn te veel
uitgegaan van het kind als tabula rasa, een onbeschreven blad.
In een multiculturele samenleving kan dat niet meer. Onze leerlingen
zitten midden in de puberteit, ze ontwikkelen hun identiteit en daarin
speelt hun verleden een heel grote rol. Hoe ga je om met een jongen
die kindsoldaat is geweest, of een meisje dat haar jongste zusje
tijdens een vlucht moest achterlaten? Dat speelt bij ons op school.''
[... ... ...]
Scholen moeten weer gaan opvoeden, is de vaste overtuiging van
Westbroek. Het primaat van de pedagogiek moet worden hersteld. Hoe
moeilijk dat is, realiseerde hij zich pas goed toen hij de
inventarisatie las van alle incidenten die op één van zijn scholen
waren gebeurd in de weken na de moord op conrector Van Wieren. Westbroek
gaf zelf de opdracht tot een onderzoek.
,,Het is een praktijkschool, waar kinderen extra begeleiding nodig
hebben. Ik vond het opvallend hoeveel tijd de docenten aan kleine en
grote voorvallen moesten besteden. Jongens die aan een meisje zitten,
vechtpartijtjes, dat soort dingen. Kijk, ik zet mijn mobiel tijdens
dit gesprek uit en word dan niet meer gestoord. Deze docenten worden
echter voortdurend in hun normale werk onderbroken, omdat zij op de
incidenten moeten reageren.''
Zulke kinderen, vindt Westbroek, moeten op de eerste plaats worden
begeleid.
,,De scheiding tussen woordjes leren, het primaire proces van een
school, en leerlingbegeleiding, het secundaire proces, is bij veel
vmbo- en praktijkscholen niet houdbaar. Onderwijs
is aandacht; van docenten vraagt dit vooral dat ze van kinderen
houden.''
[...]
Op een papier schetst hij de zogeheten piramide van Maslov, de
Amerikaanse psycholoog die menselijke behoeften in een piramidevorm
voorstelde. Aan behoeften hoog in de (smalle) top, zoals
zelfontplooiing, komen mensen pas toe als de behoeften in de brede
onderlaag zijn vervuld. De behoefte aan veiligheid zit helemaal onderin.
,,Bij veel van onze kinderen klopt er iets niet in die basis, ze
voelen zich onvoldoende veilig en geborgen. Eerst moet er onder in die
piramide iets gebeuren, zodat het bovenin kan lukken. Dat 'iets' is
pedagogiek: docenten moeten veel meer met een pedagogisch oog gaan
kijken.''
Het huidige onderwijs geeft de docenten daarvoor onvoldoende ruimte,
beseft Westbroek.
,,Leerkrachten moeten hun werk doen in een heel mechanisch systeem.
Het is net een industrieel complex: dit moet, dat moet, enzovoort.
Scholen lijken nog te veel op koekjesfabrieken. Je stopt er
ingrediënten - kinderen - in en er komen koekjes - kinderen met
kennis - uit. In zo'n systeem is het moeilijk je pedagogische rol te
pakken.''
Toch zijn veel scholen, merkt Westbroek, al op de goede weg. Steeds
meer docenten pakken hun pedagogische taken op en verdiepen zich bewust
in de achtergronden van hun leerlingen.
[...]
[... Het is] bepaald niet makkelijk om (allochtone) jongeren te
begeleiden. Hóe lastig dit voor docenten is, realiseerde hij zich na
lezing van het boek 'Als niemand luistert' van de journalist Hans Krikke.
Krikke liep, nog vóór Van Wieren werd doodgeschoten, een jaar lang mee
met een vertrouwenspersonen van het Terra College in Den Haag.
,,Kinderen met grote psychische en emotionele problemen leren van
zo'n vertrouwenspersoon hoe zij zich veilig kunnen gaan voelen. Even
later gaan deze kinderen de klas weer in, maar ze zitten nog veel te
vol met hun problemen om Nederlands of wiskunde te kunnen leren.''
Zulke kinderen, analyseert Westbroek, worden ten onrechte voor hun
uitblijvende (school-)prestaties gestraft.
,,Weet je waar ze leren? Bij de vertrouwenspersoon. Daar leren ze
hoe ze met hun identiteitsproblemen moeten omgaan, hoe ze in een
situatie kunnen komen waarin ze wel weer in staat zijn zich in
Nederlands of wiskunde te verdiepen.''
Krikke citeert in zijn boek de Amerikaanse psycholoog Salman Akhtar.
Voor Westbroek was Akhtars theorie een eye-opener, zegt hij.
,,In de psychologie worden altijd twee identiteitscrisissen
gedefinieerd'', licht Westbroek toe. ,,Eén bij de geboorte, het
loskomen van de moeder, en één bij de puberteit, het loskomen van
het gezin. Akhtar voegt daar nog een derde crisis aan toe voor mensen
die emigreren: het loskomen van het vaderland.''
Soms lukt het niet om goed uit die derde crisis te komen.
,,Als de emigratie niet goed wordt verwerkt, gaan mensen soms
júist hun oude cultuur aanhangen. Hun oude waarden en normen worden
dan nog belangrijker dan toen ze in hun land van herkomst woonden.''
Krikke beschrijft dit voor meisjes uit niet-westerse culturen, die
door hun vaders strak gehouden worden, uit angst dat ze hun eerbaarheid
verliezen. Relatief veel van deze meisjes plegen zelfmoord, of lopen met
zelfmoordplannen rond. Ook op de Esloo-scholen zitten deze
leerlingen.
,,Zulke meisjes voelen zich onveilig. Hoe kunnen ze op school dan,
in klassieke zin, gaan leren?''
Veel scholieren die met deze botsing der culturen worstelen hebben de
neiging zich te verzetten. Tegen hun ouders, school, noem maar op.
Tegelijkertijd willen ze er graag bij horen.
[... ... ...]
,,De identiteitsontwikkeling van de leerlingen staat centraal'',
benadrukt Westbroek nogmaals. ,,De opleiding is daarin ondersteunend.
In de discussies over het onderwijs mis ik dat. Het gaat eindeloos
over het curriculum, of allerlei didactische inzichten. Maar het echte
pedagogische debat ontbreekt.''