Citaten uitEen diploma is een pepernootHeldere studies naar de fatale gevolgen van stille en zachte onderwijsrevolutie
Kees Beekmans, NRC Handelsblad 14 december 2007
De gelukkig klas van Theo Thijssen komt nooit meer terug. Leraren zijn gedemotiveerd, met dank aan heerszuchtige managers. Kunnen ouders en leraren het roer omgooien? [... ... ...] In de bundel opstellen met de goed gekozen titel Van wie is het onderwijs? leggen de samenstellers, Pieter Hettema en Leo Lenssen, helder uit dat de verzelfstandiging en professionalisering van de school een stille revolutie is geweest die grotendeels langs de leraren is heengegaan, en dat, zeggen ze er eerlijk bij, mag je schooldirecties en -besturen verwijten. Die hebben verzuimd uit te leggen welk proces gaande was, en zitten nu met de gebakken peren: een ontevreden, mokkend en rebellerend docentencorps. Een veelgehoorde klacht van leraren is dat de nieuwe school te veel geld zou besteden aan bureaucratie en managers, geld dat dus niet naar het onderwijs gaat. Uit het stuk van Leo Lenssen blijkt dat dat waar is: Scholen hebben noodgedwongen hun eigen bureaucratie ingericht. Ze moeten nu immers zelf regelen wat de overheid vroeger voor ze deed, en trekken daarvoor de vereiste deskundigheid aan:
Zeker voor leraren is Van wie is het onderwijs? een verhelderend boek, juist omdat de school waar zij (vaker dan hij) werkt, niet meer de school is van Thijssen, of de school waarop zij zelf vroeger zat. Maar betekent dat ook dat het onderwijs niet meer van de leraar is maar van, godbetert, de managers? Volgens de klassieke economiedocent Ton van Haperen wel. In de bundel legt hij in een goed geschreven stuk uit dat die manager bezig is de leraar te wurgen. [...] Van Haperen pleit voor een herwaardering van de erudiete vakleraar, die op veel scholen inmiddels is verdreven door tweede-graders die tijdens hun opleiding vooral hebben geleerd het leerproces te begeleiden. Deze dunne leraren die weinig anders zouden kunnen dan voordragen uit het schoolboek, staan met het zweet op de rug voor de klas en zoeken verlichting in managementtaken. [...] Van Haperen is pessimistisch: Managers beheren de portemonnee, zijn op een missie, verwijten leraren leerlinggedrag (de meest gehoorde klacht van onderwijsmanagers over hun personeel) en kiezen voor een personeelsbeleid dat meedenkers beloont en opponenten kwalificeert als terroristen. [...] Wie voor dat zwarte VMBO kiest, leze eerst Ruggengraat van ongelijkheid van Jaap Dronkers. Deze hoogleraar schrijft over de mogelijkheden de tweedeling in het onderwijs - kansrijk, kansloos - te verkleinen, maar somt ook de beperkingen op. De grote waarde van zijn beknopte maar doorwrochte, op onderzoek gebaseerde tekst, is dat er vooroordelen sneuvelen. Zo wijst Dronkers onder meer op de acht fouten die de afgelopen vijftig jaar in dit opzicht door vooral sociaal-democraten zijn gemaakt. Bijvoorbeeld de invoering, vanaf de jaren zeventig, van de zogenaamde zachte didactische werkvormen, die onderwijsmethoden waarbij de startniveaus en de ontplooiingsmogelijkheden van de individuele leerling centraal staan [...]. Bij de harde didactische werkvormen staan juist de gewenste eindniveaus centraal - klassiek, frontaal onderwijs. Wel, die zachtere werkvormen blijken de arbeiders- of migrantenkinderen dus niet te helpen. Dronkers:
Integendeel, de nieuwe werkvormen zetten de kinderen 'zonder culturele bagage' op achterstand, zoals 'uitstel van differentiatie' (de middenschool) dat ook bleek te doen. Kinderen uit de lagere klassen werden zo gestimuleerd langer algemeen vormend onderwijs te volgen, waardoor meer bevoorrechte leeftijdsgenoten een grotere voorsprong namen. Omdat ook op die middenscholen weer zachte werkvormen werden ingevoerd, werd het voor arbeiderskinderen steeds moeilijker het onderwijs succesvol te volgen. Tenslotte werden de arbeiderskinderen ook nog eens afgesneden van een beroepsopleiding, terwijl ze tot dan toe vooral met zon opleiding hogerop kwamen. En er is nog een goede reden eindtermen en eindniveaus niet te snel bij het grofvuil te zetten. Juist op scholen met moeilijke leerlingen, die van huis minder hebben meegekregen, hebben leerkrachten de neiging, onder druk van de vergelijkende beoordeling, hun onderwijsdoelen onbewust naar beneden bij te stellen. Dus heeft dat soort scholen baat bij duidelijke maatstaven voor het te bereiken niveau. Maar nog nog meer baat hebben ze, zo blijkt uit Dronkers boek, bij optimale onderwijscondities. Waarom? Omdat dit soort leerlingen meer onderwijstijd nodig heeft (om iets te leren) dan bevoorrechte kinderen, en juist op deze scholen kostbare onderwijstijd verloren gaat aan het oplossen van allerhande problemen, zowel in als buiten de klas. Dat werkt demoraliserend voor docenten. De goede vertrekken, er komen minder goede voor terug, de achtergeblevenen raken nog meer gedemoraliseerd, en zo hollen onderwijsproces en schoolklimaat achteruit. [...] Dronkers pleit ervoor juist op deze moeilijke scholen de onderwijscondities te verbeteren, want hier valt bij het bestrijden van ongelijke onderwijskansen het hoogste rendement te halen. Hoe nu verder? Er valt, deze boeken lezend, wel een synthese te maken.Het onderwijs kampt met
Daar worden diploma's uitgereikt als pepernoten, ze hebben geen enkele betekenis meer, iets dat werkgevers op termijn wel doorkrijgen en waar die leerlingen uiteindelijk dus niet mee geholpen zijn. Er moeten voor leerlingen uit kansarme milieus dus weer ruime mogelijkheden komen om te stapelen en omwegen te maken, want daarmee zijn vooral zij geholpen.
Dronkers, en ik ben het met hem eens, pleit voor
En als het ergens aan lijkt te ontbreken, sinds die stille revolutie, dan is het die eigen verantwoordelijkheid. |