Citaten uitWe wíllen geen einde van voedselcrisisVeroorzaakt de Chinese middenklasse de voedselcrisis? De Amerikaanse ethanolboeren? Nee, het is Arie de prijsknaller.Frank Mulder en Freek Koster [*] in Trouw 7 juni 2008
[...] Wie veroorzaakt de huidige voedselcrisis? De Chinese middenklasse? De
Amerikaanse ethanolboeren? Op de top in Rome werd alles weer gesust met
het bekende mantra van productiviteitsgroei. Onze honger strekt zich uit tot ver buiten onze landsgrenzen. Er zijn enorme hoeveelheden land nodig om de katoen te produceren voor onze kleding, biobrandstoffen voor onze energiebehoefte en velden met veevoer omdat we iedere dag een varkenslapje willen van Arie de Prijsknaller. We geven tien euro aan een goed doel, maar vliegen wel naar Barcelona en hopen dat onze regeringen voor voldoende energietoevoer zorgen. Als iedereen zo zou leven als wij, hadden we twee aardbollen nodig. Dat moet ten koste gaan van iemand anders, ergens. Bijvoorbeeld van Motiram, een katoenboer in Midden-India. [...] Elke vijf seconden overlijdt er een kind aan de gevolgen van ondervoeding, maar beleidsmakers vertellen nog steeds dat alles kan worden opgelost met economische groei, door de markt zijn werk te laten doen. [...] Helaas. Onze behoeften worden niet bevredigd. Hoe meer we hebben, des te meer tekorten we zien die vervolgens met nog meer groei moeten worden aangepakt. Men hoopt dat aan het einde van de tunnel de problemen kunnen worden opgelost door technologische vooruitgang. Dit argument ziet echter de onder economen bekende Jevons-paradox over het hoofd: hoe efficiënter een auto wordt, des te meer kilometers mensen gaan maken. Het totale verbruik neemt vaak wel relatief, maar niet absoluut af door efficiëntie. De energieprijs blijft stijgen. Nog zo’n paradox: door efficiënte teelt kunnen arme Zuid-Amerikanen niet zozeer meer voedsel kopen, maar is katoen en veevoer wél goedkoper geworden. Waardoor de welgestelde wereldburgers vaker kunnen shoppen en vaker kunnen barbecuen.
Groeigelovigen hebben echter een merkwaardige blinde vlek voor de werking van macht. Arme producenten profiteren meestal niet van prijsstijgingen. Goede landbouw is ondergeschikt gemaakt aan de groei van de winsten van een paar spelers halverwege de keten die steeds machtiger worden. Driekwart van de wereldmarkt voor graan is in handen van drie of vier bedrijven, die miljarden winst maken. Dat moet ook, van hun aandeelhouders, want die hebben van ons de opdracht om winst te maken, met onze spaarcentjes. [...] [A]ls we willen dat iedereen toegang heeft tot voedsel, moeten we toch het geloof in oneindige consumptiegroei ter discussie stellen, inclusief de handelsregels die daarbij horen. En moeten we leiders gaan kiezen die lef tonen en ons niet naar de mond praten. Het is niet de vraag of dat kan. Het is de vraag of we dat willen. |