Opiniestuk nr. 11Intimiteit: gevaar of groeikans?In het kortHier is meerdere malen gewezen op het belang van intimiteit,
ook die tussen de jonge en de volwassen mens. Hoe minder intimiteit, hoe groter
de kans op later geweld. Dus: ruimte voor intimiteit. Hier valt iets te onderzoeken. Wij beperken ons hierbij nu tot
vrijwillige contacten buiten het gezin. Op de discussie die over incest woedt,
komen we later nog eens terug. Het artikelIntimiteit IntimiteitIn opiniestuk 5 werd gepleit voor het behoud van warmte en intimiteit in de kindertijd. In opiniestuk 6 werd gesteld dat dit ook zeker voor jongens geldt. In opiniestuk 7 werd gesproken over het recht op intimiteit, ook voor kinderen. In opiniestuk 8 zagen we dat gewelddadigheid van jeugd samen kan hangen met gebrek aan juiste en voldoende intimiteit in de kindertijd. In opiniestuk 9 lazen we over doorgeschoten individualisering en over gebrek aan sociale infrastructuur, aan buur-, buurt- en wijkcontacten. In opiniestuk 10 werd gemeld dat in de engels-sprekende landen geen raad weet met jeugd, met seks en al helemaal niet met de combinatie daarvan. Intussen kwamen we het onderzoek van Prescott tegen. Deze toont het verband aan tussen intimiteit en gewelddadigheid: hoe meer intimiteit een samenleving zijn jeugd toestaat, hoe vreedzamer deze samenleving is; hoe meer men intimiteit onthoudt aan de jeugd, hoe meer geweld men mag verwachten. We hebben nogal wat geweld tegenwoordig. Nu zou je zeggen: OK, dan scheppen we ruimte voor intimiteit, ook die tussen de generaties, ook buiten het gezin (waar we ons hier toe beperken). Maar dan heb je een probleem: intimiteit is verdacht geworden. Intimiteit is verdacht gewordenEr was al een hele poos de angst voor homoseksualiteit als een man en een jongen iets intiems met elkaar hadden. Maar er kwamen andere angsten bij. De feministen wezen, terecht, op de onderdrukking van de vrouw door de man en op het bestaan van verkrachting binnen het huwelijk. Zij wezen op meer: op het bestaan van afgedwongen vader-dochter incest en de gevolgen daarvan. Bij de analyse van dit verschijnsel gebruikte men hetzelfde model. dat van 'verkrachting van de onmachtige vrouw door de machtige man binnen het huwelijk'; nu werd het 'verkrachting van de onmachtige dochter door de machtige vader'. De mannelijke seksualiteit bleef de kwade en foute factor, de man was de dader; vrouw en dochter kregen de rol van het slachtoffer toebedeeld. In de genoemde verhoudingen, man-vrouw en vader-dochter, valt hier wellicht veel voor te zeggen. Het duidingsproces met behulp van dit model ging echter door en werd ook toegepast op intieme verhoudingen buiten het gezin: onderwijzer-leerling, sporttrainer-pupil, groepsleider-kind, buurman-buurkind en op vriendschappen tussen volwassenen en kinderen of jongeren. Al die verhoudingen werden, als er intimiteit plaats vond, nu ook gezien door de bril van het feministische onderdrukkingsmodel. Men kon de een slechts zien als de dader en de ander slechts als het slachtoffer. Intimiteit werd uitsluitend bezien als seksueel misbruik. Even automatisch werd hieraan de notie van blijvende schade gekoppeld. Sindsdien is er een verkilling opgetreden in de gezinnen, de scholen, de tehuizen en de clubs. Men durft kinderen niet meer aan te raken of men mag het helemaal niet. We wezen hier al op in het eerste opiniestuk, in de daarbij gevoegde artikelen over de aanrakingsangst en over de verkramping in de scholen. Alle reden om die intieme verhoudingen tussen de generaties eens nader te gaan onderzoeken: Hoe zit het nu met die schade? Hoe juist zijn de gebruikelijke oordelen en manieren van denken daarover? Meta-analyse: onderzoek van onderzoekProf. Dr Bruce Rind en zijn team kwamen in 1997 al met een onderzoeksverslag naar buiten. Onderzoek naar Child Sexual Abuse (CSA) - Seksueel Misbruik van Kinderen (SMK) - was voordien vrijwel uitsluitend verricht onder een erg eenzijdige populatie, namelijk degenen die de klinieken en de gevangenissen bevolkten. Dan kom je natuurlijk juist de schade-gevallen tegen. Die schade-hypothese werd echter zonder blikken of blozen ook toegepast op de bevolking in het algemeen: ook daar zou altijd van schade sprake zijn. Rind c.s. onderzochten nu juist eens de bevolking in het algemeen en kwamen (dus) tot geheel andere conclusies. In 1998 volgde er een volgende publicatie. Deze doet verslag van het onderzoek naar die onderzoeken die er hadden plaatsgevonden in studenten-populaties. Ook hier kwamen andere conclusies uit dan men voordien voor waar had gehouden.
Het onderzoeksverslag van 1997 heeft niet eens veel aandacht gekregen, dat van 1998 des te meer. We komen daar nog op terug in de opiniestukken 12 en 13. Vooralsnog hebben we een aanknopingspunt in de lezing die Rind eind 1998 heeft gegeven in de Pauluskerk te Rotterdam. We beschikken in elk geval over een Nederlandse versie daarvan die bovendien dat onderzoek, die meta-analyse, goed uitlegt en bespreekt. In de "Lees meer ..." map van dit opiniestuk zijn nog
drie stukken opgenomen, alle in het Nederlands, die alle drie de onderzoeken van
Rind c.s. bespreken en uitleggen in wat kortere, samenvattende bewoordingen: de
artikelen van Vrijwillige contacten buiten het gezinHet team van Rind c.s. onderzocht alle en wel alle seksuele ervaringen, die binnen en die buiten het gezin. Echter, lang niet alle ervaringen met intimiteit zijn ook seksueel van aard en er zijn ook zulke verhoudingen buiten het gezin.
Van Lieshhout gaf een boekje uit, geschreven voor kinderen (en volwassenen), met brieven en gedichten over een verhouding die hij vroeger had gehad met een meneer. Wij mogen verwijzen naar de bespreking hiervan door Jaap Friso en naar de pagina "mijn meneer" die we uit het boekje over hebben genomen. Waar komt de weerstand vandaan?Toch blijft er veel weerstand tegen de hier besproken verhoudingen. Waar komt die toch vandaan? Het mag immers, zeker bij seksuologen, psychologen e.d. intussen wel bekend zijn dat het met die schade wel meevalt. Vanwaar dan toch steeds weer die weerstand? Wij noemden al een bron in opiniestuk 4: seksuele intolerantie, de intolerantie voor was 'anders' is of lijkt te zijn. Op zoek naar ethiek: criteria en grenzenWij presenteren nog drie auteurs die op zoek zijn gegaan naar ethiek in dit soort verhoudingen: wat kan, wat mag, wat mag niet, waar liggen de grenzen, wat zijn de criteria? Uiteindelijk komen de drie auteurs uit bij vrijwel dezelfde criteria waarmee men dergelijke verhoudingen zou kunnen beoordelen op ethische juistheid. In zijn stuk "Voorzichtige
verkenningen van de grens tussen gewensteen ongewenste intimiteit Frans Gieles blijft in zijn stuk "Ik
wist er geen raad mee" van 1997 ook aan de meest voorzichtige
kant. Hij schreef dit stuk in de Nieuwsbrief van de NVSH Landelijke Werkgroep
JORis, welke groep juist een langdurige discussie voerde over dit onderwerp.
Gieles zet de rem een beetje aan of, anders gezegd, gooit een anker uit:
belevingen en uitspraken van jongeren die achteraf spraken over destijds vrijwillig
aangegane intieme relaties met, naar hij zegt, betrouwbare volwassenen. Die
verhoudingen werden vroeger als gewenst beleefd, maar achteraf, vaak
vele jaren later, toch weer niet.
Gieles concludeert dan als persoon en schrijven van zijn stuk dat het vierde principe, openheid, in de huidige maatschappij niet waar gemaakt kan worden. Hij trekt dan voor zichzelf in elk geval de conclusie dat seksuele verhoudingen tussen volwassenen en kinderen in de huidige samenleving niet juist zijn en dus vermeden dienen te worden. Psychiater Gerard Roelofs pikt de draad op. Hij vermeldt althans dezelfde vier beginselen en hetzelfde PS is een interview in De Limburger van 8 augustus 1999, zonder overigens de oorspronkelijke bron ervan te noemen. Roelofs bestrijd zo veel mogelijk bestaande vooroordelen als in een interview in een krant maar mogelijk is. Hij geeft zijn criteria aan [De in vierkante haken gestelde nummers of letters verwijzen naar de vier beginselen en het PSvan hierboven]:
Ook psychiater Frank van Ree pakt de draad op, eind 1999, dit maal wel met vermelding van de bron en een vrij uitvoerige bespreking van Gieles' stuk. Ook Van Ree vermeldt dezelfde beginselen:
Het voert te ver om alle vier criteria te bespreken. Maar ik geef tot slot aandacht aan het vierde, dat van de openheid. De noodzaak ervan is overduidelijk. Maar, zoals Gieles zelf aangeeft: ‘bespreekbaarheid is nergens mogelijk. Ik constateer’, zo vervolgt de schrijver, ‘dat dit vierde criterium nu, in deze tijd en deze samenleving niet (meer) waar te maken is.’ En hij besluit: ‘Dit impliceert dat ik mijzelf seksuele contacten met jongeren niet toesta.’ Een uiterst gewetensvolle en te respecteren conclusie, gebaseerd op een reële analyse van de huidige werkelijkheid. Maar deze conclusie betekent in feite het respecteren en handhaven van een ongewenst taboe! Misschien kunnen de vier criteria een rol spelen in een breder maarschappelijk debat over deze zaken. Wetenschap en moraalHet bovenstaande ging over de inhoud van de vragen in kwestie en wat onderzoek daarover inhoudelijk te zeggen had. Deze inhoud is echter niet altijd in dank aanvaard. Er rees, althans in de engels-talige wereld, nogal wat verzet tegen. Wij willen beide onderwerpen splitsen en apart bespreken. Het bovenstaande ging over volwassenen, kinderen en jongeren en over onderzoek dienaangaande. Het volgende opiniestuk, nummer 12, zal gaan over de mensen die dit lazen (of er alleen van hoorden zonder zelf te lezen) en wat zij er vervolgens mee deden. Daarbij beperken we ons eerst tot wat er aan Nederlandse versies of vertalingen beschikbaar is - dit is niet zo veel. Omdat de meeste stukken hierover in het Engels zijn, zal Opiniestuk 13 in het Engels zijn en de beschikbare Engelstalige stukken als bijlagen geven: de meta-analyse en de diverse reacties daarop.
|