Citaten uitOp een dag kom je op school en hij is wegOpgetekend door Frederiek Weeda, NRC 7 mei 2005 Juf Judith (Holtzer) over een plattelandsschool met een leerling die het land uit moet [...] Toen Sandzjar twee was, is hij met zijn ouders uit Oezbekistan gevlucht. Hij heeft in drie asielzoekerscentra gewoond, de laatste was hier in Wolvega. Hier is hij drie jaar gebleven met zijn ouders en broertje. Maar wel in een caravan met telkens een ander gezin uit een ander land. Zijn ouders leven al vijf jaar onder spanning: worden we geloofd? Mogen we blijven of niet? Sinds vorige week zitten zijn ouders in het uitzettingscentrum Ter Apel. Het gaat slecht met hen. Over tien weken zijn hun juridische mogelijkheden uitgeput - onze laatste hoop is een zaak in hoger beroep om het gezin op medische gronden hier te laten blijven. Ze zijn psychiatrisch patiënt: ernstig getraumatiseerd en depressief. Tot over tien weken woont Sandzjar bij mijn gezin, hier in Wolvega. Mijn man en dochters vinden het geweldig dat hij bij ons logeert. Hij heeft een eigen kamertje en gaat door de week naar deze school, waar hij zich prettig voelt. De IND heeft een uitzondering gemaakt, want meestal mag dat niet. Meestal moeten de kinderen ook naar Ter Apel. [...] We hebben Sandzjar het afgelopen jaar op school zien opbloeien. Toen hij binnenkwam had hij een verbeten uitstraling, hij was voortdurend op zijn hoede. Hij had zich twee jaar staande moeten houden op een asielzoekersschool. Daar is het een komen en gaan van kinderen. Ben je net bevriend met iemand en dan floeps: op een dag kom je op school en dan is-ie er niet meer. Uitgeprocedeerd. Of de illegaliteit ingedoken. Of naar een ander asielzoekerscentrum overgeplaatst. [...] Hier voelt Sandzjar zich thuis. In de loop van dit jaar hebben we hem zich zien ontspannen. Hij spreekt nu goed Nederlands en dat komt omdat kinderen hem één-op-één taalles gaven door opdrachtjes met hem te maken. Hij is ook slim. Rekenen gaat uitstekend. En hij is populair, iedereen speelt met hem. Maar hij moet weer weg, het land uit, over tien weken. We kregen hier op school een folder van de overheid voor 4 en 5 mei. Dit is het voorwoord van premier Balkenende:
Sorry, maar ik kan deze tekst gewoon niet serieus met onze leerlingen bespreken. Mijn collega's ook niet. En collega's op andere scholen in Wolvega evenmin, die óók met uitgeprocedeerde leerlingen te maken hebben. [...] De uitzetting van mensen die hier al vijf jaar wonen, is een klap in het gezicht van het hele dorp, niet alleen van de asielzoekers. Want wij zijn allemaal tegen. En wat leren onze kinderen hiervan? Dat de overheid niet te vertrouwen is. Dat Sandzjar weg moet, dat kan ik - het hele team - de kinderen niet uitleggen. Echt niet. We hebben hier geen antwoord op.
Wolvega is nog zo'n positieve gemeenschap - iedereen wil de asielzoekers helpen. We zouden met een aantal ouders zó genoeg geld bij elkaar hebben om een paar jaar financieel garant te staan voor het gezin, tot de ouders hersteld zijn en werk hebben. Maar dat mag niet, we mógen hen niet helpen. De kinderen zeggen ook:
Van dat laatste schrokken we eerst wel. Maar kinderen redeneren nu eenmaal eenvoudig: zij vrezen dat hun vriendje Sandzjar doodgaat als hij het land uit moet. En dus willen ze degene uitschakelen die zij verantwoordelijk houden voor zijn uitzetting. [...] Ouders komen wel eens vertellen dat hun kind die nacht weer zo slecht heeft geslapen omdat ze bang zijn dat Sandzjar de volgende dag wordt weggevoerd. Of ze hebben nachtmerries. Dat is meestal rond beslissingsmomenten - als er weer een uitkomst wordt verwacht in de zaak van Sandzjars ouders. We willen ze dan graag geruststellen maar dat kan alleen voor het moment, niet voor de toekomst. We hebben hier weleens meegemaakt dat de ouder van een leerling doodging. Dat vonden de kinderen ook erg, maar dat kunnen ze beter accepteren. Omdat niemand er iets aan kan doen. Aan het lot van Sandzjar kan iemand wél iets aan doen. Sandzjar, maar vooral zijn ouders, zijn ervan overtuigd dat ze doodgaan als ze terugkeren naar Oezbekistan. [...] Sandzjars vader is econoom en had in een boek gepleit voor de vrije markt. Dat namen de Oezbeekse autoriteiten hem kwalijk. Hij zegt te zijn gearresteerd en gemarteld in de gevangenis. Hij staat nog steeds op een lijst van `gezochte mensen'. Hij heeft littekens maar die gelden niet als bewijs, want littekens kun je overal oplopen. [...] Sandzjar moet het land uit omdat de ambtenaren niet geloven dat zijn ouders werden vervolgd. [...] Overigens: zelfs al hadden ze het hele vluchtverhaal verzonnen, dan nóg zou ik het inhumaan vinden ze na vijf jaar ellende dit land uit te zetten. Ze zijn alleen al door de asielprocedure getraumatiseerd. Altijd maar wachten op een antwoord. Je staat vijf jaar onder druk. Je bent vijf jaar onvrij. Ze mochten niet werken terwijl dit echt harde werkers zijn. De vader van Sandzjar heeft hier het afgelopen jaar het hele schoolterrein gespit en opgeknapt. Om maar iets te doen te hebben. Hij slaapt zo slecht dat hij zei: `Geef me iets zwaars te doen. Dan val ik tenminste van pure fysieke vermoeidheid in slaap.' Het gaat beter met Sandzjar maar hij heeft nog steeds sociaal-emotionele problemen. Hij klapt snel dicht, wil niet over zijn ouders praten of over de terugkeer naar Oezbekistan. Hij slaapt onrustig, heeft nachtmerries, wordt 's nachts vaak wakker. Dan is hij geëmotioneerd en spreekt hij alleen Oezbeeks. De leerkrachten op deze school zijn erg betrokken. De een koopt een broek voor Sandzjar, de ander rijdt met hem op en neer naar zijn ouders in Ter Apel. Onze inspanningen voor Sandzjar gaan misschien onze professionaliteit te boven. Maar ook weer niet. Wij zijn het onderwijs ingegaan om kinderen te helpen. En ze te laten leren en waarden en normen bij te brengen. Ook andere ouders spannen zich in. We hebben een paar weken geleden met alle scholen, leerlingen en ouders een optocht naar het gemeentehuis gehouden, tegen het uitzettingsbeleid. We móesten iets ondernemen, het zit ons zo hoog. De burgemeester heeft ons ontvangen en ook hij leeft met ons mee. Hij heeft een speciale brief voor Sandzjars familie aan mevrouw Verdonk geschreven. Ik weet niet of het nog iets oplevert. Wat doen we over tien weken als het zwaard valt? We hebben gezegd dat we ons aan hun lichamen vastketenen. Maar als vijf zware marechaussees dat verhinderen, lukt dat natuurlijk niet. We kunnen ze in elk geval niet zomaar het land laten verlaten. Daarvoor hebben we te veel meegemaakt. Daarvoor is deze hele school te betrokken. Zij moeten dan kiezen of ze de illegaliteit induiken of dit land weer ontvluchten. We zoeken nu naar wegen om hen alsnog asiel te laten krijgen in een ander land. Want ze gaan niet terug naar Oezbekistan. Als ze hier bij ons zouden logeren in Wolvega - waar ze zeer welkom zijn - zijn ze makkelijk op te sporen, dus dat kan niet.' NRC 14 mei, brieven:
|