Start Omhoog

De Burke Stichting en de Universiteit Leiden

 Maria Trepp
< m.trepp@wanadoo.nl
>, zie ook < www.passagenproject.com
>.

Dit is een korte versie van het artikel “Het achterhaalde conservatisme aan de Universiteit Leiden”, te lezen op 
< www.passagenproject.com/conservatisme.html > waar feiten en citaten met verwijzingen naar artikelen en boeken zijn gedocumenteerd.

In 2004 en 2005 werden bij de Leidse Rechtenfaculteit/Metajuridica drie nieuwe hoogleraren benoemd, die alle drie direct of indirect bij de neoconservatieve Burke-Stichting betrokken zijn en/of tot kort geleden waren: 

Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie; 

Afshin Ellian, hoogleraar sociale cohesie en 

Paul Cliteur hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap.

Een jonge Leidse Burkiaan, Jerker Spits van de opleiding Duits, publiceert een groot aantal artikelen, o.a. in Duitse nieuw-rechtse kranten.

De Burke-Stichting wordt gefinancierd door voornamelijk Amerikaanse bedrijven (een half miljoen dollar van farmaceut Pfizer),  streeft een Ronald Reagan-Agenda na en steunt Geert “Joe” Wilders. In een reeks van artikelen in De Groene Amsterdammer in oktober 2005 werd verslag gedaan van de anti-demokratische doelstellingen van de Burke Stichting.

1. Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie in Leiden

Kinneging is mede-oprichter en bestuursvoorzitter van de Edmund Burke-Stichtung. In het nieuw verschenen boek van Bart Top, Religie en verdraagzaamheid, geeft Kinneging zijn visie op de vrijheid van meningsuiting: deze moet vooral gebruikt worden om anderen te beledigen en de maatschappij te polariseren. 

Kinneging is hoogleraar rechtsfilosofie, maar niet in staat een verschil te maken tussen een formeel-juridische beoordeling van een kwestie en een maatschappelijk-humane. Zijn logica is: wat niet verboden is, is dus wenselijk. Ik denk net andersom: ik vind het onwenselijk dat maatschappelijke problemen juridisch worden opgelost. Juist daarom is het zeer belangrijk, vind ik, dat men in een maatschappelijke discussie weerspreekt, als iemand b.v. homo- of vrouwvijandige of xenofobe opmerkingen maakt. 

Kinneging zegt dat de maatschappelijke discussie extreme meningen vanzelf corrigeert: 

“[...] dat komt vanzelf. [...] je moet afwachten wat er gaat gebeuren, dan zie je dat in het publieke debat uiteindelijk beide kanten aan bod komen [...]” [1]  

Nee, dat moet je niet rustig afwachten, en nee, dat gaat niet vanzelf. Iedereen is opgeroepen om inhoudelijk mee te doen aan het debat en om te weerspreken als dingen gezegd worden, die niet door de beugel kunnen.

Maatschappelijke verdraagzaamheid wordt niet bereikt als men, zoals Kinneging, mensen aanmoedigt om uiterst polariserende uitspraken te doen. Kinneging vindt het zelfs prima, als men zegt dat men het fijn vindt, dat Van Gogh is neergestoken. [2] Kinneging leidt toekomstige Nederlandse juristen op.

In 2005 verscheen ook Kinnegings bundeling van essays Geografie van Goed en Kwaad, waarin Kinneging fel tekeer gaat tegen de Verlichting en de Romantiek. Hij bepleit een antieke deugdenethiek en een ouderwets patriarchaal gezinsleven. 

Vergeefs zoekt man het trefwoord “hypocrisie” in Kinnegings boek. Hij heeft blijkbaar nog nooit gehoord dat mensen graag een deugden-façade opbouwen, en zich achter deze façade verschuilen. 

Vergeefs zoekt men bij Kinneging naar een reflectie over de kwestie dat veel moordenaars een prima huwelijk en gezin hadden en - denk eens aan nazi’s en communisten - graag uitgebreide speeches gaven over MORAAL, vooral de moraal van HET GEZIN. 

Vergeefs zoekt men bij Kinneging naar een reflectie over het feit dat zeer veel geweld juist in gezinnen plaatsvindt, en dat het gezin voor veel mensen, vooral vrouwen en kinderen, nauwelijks “Een haven in een harteloze wereld” (hoofdstuk in Geografie van goed en kwaad) is. 

Kinnegings verdediging van een patriarchaal gezin met een dubbele morele standaard beschouw ik als een voorbeeld van wat Abram de Swaan een “laatste restant” van “een mannelijke superioriteitswaan” noemt.  Het huwelijk kan met zeer goede argumenten verdedigd worden, maar een beroep op patriarchale structuren is een zwaktebod.

Subjectiviteit en zelfreflectie zijn belangrijke verworvenheden van de verlichting. Kinneging wil van subjectiviteit niets weten. Het geweten, dat hij van de mensen vraagt, komt dus neer op een pure verinnerlijking van door anderen opgelegde normen. Hij vraagt zelfbeheersing in plaats van zelfreflectie; hij wil sturing van buiten in plaats van innerdirectedness

Kinneging keert zich tegen de romantiek, die hij (terecht) als een kind van de verlichting beschouwt. Maar de romantiek is juist de noodzakelijke kritiek op het te optimistische denken van de verlichting. De romantiek heeft het positieve mensbeeld van de verlichting gecorrigeerd. De romantiek biedt wat Kinneging mist: een sceptisch mensbeeld gecombineerd met het bewustzijn van de noodzaak van een oneindige zoektocht naar de waarheid. Het romantische (en moderne) denken biedt geen schijnzekerheden, maar vraagt naar een moeilijke zoektocht naar de waarheid. En grote verworvenheid van de romantiek is dan ook de Ironie. Kinneging kent geen ironie, en tegenover de romantiek stelt Kinneging schijnwaarheden, schijnzekerheden en een gesloten wereldbeeld.

Kinneging schrijft dat zijn nieuwe boek (Geografie van Goed en Kwaad) het werk is van een “bekeerling”. Vroeger geloofde Kinneging naar eigen zeggen nog in de verlichting en de romantiek, maar nu is hij christen geworden. Ik geloof graag, dat het winst-georienteerde denken van de VVD (Kinneging is ex-VVD’er) bij de liberale leden tot een gevoel van existentiële leegte lijdt. Jammer dat Kinneging als gevolg van deze leegte een fundamentalistisch christendom zoekt en blijkbaar niet geïnteresseerd is aan een geseculariseerd en geïndividualiseerd christendom dat niet in oppositie staat tot de Verlichting, maar in het verlengde ligt van Verlichting en Romantiek.

2. Afshin Ellian, hoogleraar Sociale cohesie in Leiden

Ellian is afgebeeld op de website van de Burke-stichting, samen met Bart Jan Spruyt. Op die foto overhandigt Bart Jan Spruyt het eerste exemplaar van zijn boek  De toekomst van de stad aan Ellian. Jan Blokker noemt Ellian (en Cliteur) als eredonateurs, die “jaarlijks aanzitten aan het Edmund Burke Diner”.

Ellian spreekt zeer stigmatiserend over de islam:  

“De islam is een structurele wantoestand die al ruim veertienhonderd jaar alle aspecten van opvoeding, cultuur, economie, politiek en omgangsvormen overheerst. [....] Het lijkt op de pest: waar de islam ook komt overheerst armoede, gebrekkige ontwikkeling, analfabetisme, onderdrukking, corruptie, frustratie en vooral geweld.” [3]

Een geliefd scheldwoord van Ellian ( net als van Cliteur) voor zijn vijanden is “nihilist”. Ellian en Cliteur veronderstellen, dat “de“ multiculturalisten geen waarden en normen hebben. 

Zou men mij een nihilist noemen, dan ben ik het daarmee niet helemaal oneens, en ik zeg er dan bij: ik ben een nihilist MET normen en waarden; alleen geloof ik niet dat deze normen en waarden ergens objectief bestaan. Net als Camus geloof ik diep in de absurditeit van het menselijk bestaan, en met Camus vind ik daarom een revolterende houding, die op menselijke solidariteit gebaseerd is, noodzakelijk. Deze houding kan zich nergens op beroepen dan een serieuze, zich zelf steeds opnieuw in vraag stellende subjectiviteit 

(deze houding  kan trouwens ook potentieel gevaarlijk worden, namelijk wanneer de revolterende probeert een ideale nieuwe wereld te bouwen).

Afshin Ellian over solidariteit: 

“Maar waarom moeten mensen eigenlijk solidair zijn? [...] Op wiens bevel (of welke god) is solidariteit gefundeerd?” [4]  

Mijn antwoord: Er is geen bevel tot solidariteit, en je hebt er geen god voor nodig. Juist omdat er geen god is, moeten wij mensen met elkaar solidair zijn. Achter elke solidariteit is het bewustzijn te vinden, dat niemand uit zich zelf flink, getalenteerd, succesvol enz. is. Als het je goed gaat, heb je altijd veel hulp en solidariteit van anderen ervaren. Je hebt geluk gehad, en dat wens je anderen ook. Volgens mij. 

Volgens Ellian is solidariteit met “armen en zwakkeren” (zoals bijvoorbeeld door minister Van Ardenne bepleit) niets anders dan “het aaien van slaven” [5] .

Ellians afwijzing van religie en solidariteit, zijn gelijktijdig (staats-)mysticisme en zijn (pseudo-)Nietzscheaanse roofdiermentaliteit zijn huiveringwekkend.

Ellian is een polemist - en dat is prima. Maar Ellian overschrijdt de regels van de fatsoenlijke polemiek als hij  in zijn column In de Vrije Republiek Amsterdam (NRC, 9 juli 2005) - in de naam van Desmond Tutu - burgemeester Cohen de menselijke waardigheid ontzegt. Ellian heeft niets, maar ook helemaal niets gemeen met Tutu en diens verzoeningsgezindheid. 

Hoe haalt Ellian het in zijn hoofd, Tutu te misbruiken om Cohen te denigreren? Het Ubuntu-principe betekent, dat men zelfs een moordenaar kan en moet vergeven (om zo de gemeenschappelijke menselijke waardigheid te herstellen). Ellian gebruikt Ubuntu, om Cohen de menselijke waardigheid te ontzeggen. 

. 

3. Paul Cliteur, hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap in Leiden

[volgens Cliteurs curriculum vitae op de site van de Universiteit Leiden is hij Lid Raad van Advies van de Edmund Burke Stichting]

Cliteurs radicale verlichtingsdenken schijnt volledig te verschillen van Burke-collega Kinnegings afkeuring van de verlichting. Toch is dit niet zo. De kern van Cliteurs conservatisme is de decadentiekritiek (boektitel Tegen de decadentie), en met zijn ultra-strenge, bijna absurde decadentiekritiek (zelfs minister Donner valt volgens hem onder de noemer van decadentie!) is hij volledig in overeenstemming met Kinneging. 

Bovendien keurt ook Kinneging de technologische vooruitgang niet af, die de verlichting heeft gebracht, Kinneging heeft zelfs op de omslag van zijn boek Geografie van goed en kwaad voor de afbeelding van een moderne natuurwetenschapper gekozen. De vernieuwingen in de moderne natuurwetenschap zijn ondenkbaar zonder de filosofische en maatschappelijke vooruitgang. 

En ten slotte wijst ook Cliteur, net als Kinneging, de verlichting af, wat haar kritische gehalte betreft. Uit zijn boeken wordt duidelijk welk verlichtingsmodel hij prefereert: een autoritaire verlichting. Hij geeft de uitspraak van een verlichte absolutist, van Frederik de Grote, - namelijk dat iedereen op zijn eigen manier zalig moet kunnen worden - de voorkeur voor Kants echt verlichtte, niet alleen verlicht-absolutistische essay Beantwortung der Frage was ist Aufklärung. [6]

Cliteur heeft gelijk, dat Frederik de Grote de islam naast het christendom min of meer gelijkberechtigd liet gelden, en in die zin een positief voorbeeld kan zijn (“ Frederik wilde alle religies op voet van gelijkheid met elkaar behandelen”) maar juist in dat opzicht is Cliteur zelf geen opvolger van Frederik. 

 “God houdt niet van vrijzinnigheid” zegt Cliteur (titel van een bundeling van zijn columns). Maar het is niet God, die niet van vrijzinnigheid houdt, het is Cliteur zelf. Cliteur: 

“[...] de vraag is wat er van Jezus overblijft wanneer men hem de goddelijke status ontzegt. Als u het  mij vraagt: niet veel. Als wijsheidsleraar slaat Jezus een pover figuur wanner we hem verlijken met Boeddha, Socrates, of zelfs met Albert Schweitzer of Mahatma Gandhi”. [7] 

Zonder hier verder op in te gaan (de genoemde personen zouden aan een wijsheidscompetite met Jezus niet mee willen doen), wil ik alleen maar erop wijzen, dat Albert Schweitzer toch wel een volgeling is van de heel praktische leer van het christendom. 

Kinneging, Ellian en  Cliteur keuren de open samenleving af. Kinneging, omdat hij terug wil naar een hiërarchische patriarchale wereld, Ellian en Cliteur, omdat zij een autoritair monocultureel liberalisme nastreven. 

Karl Popper besluit zijn belangrijk boek The Open Society and its Enemies (een boek dat Kinneging meent met een schampere opmerking in een voetnoot te kunnen afdoen) met de woorden:

“We can never return to the alleged innocence and beauty of the closed society. Our dream of heaven cannot be realized on earth. [...] we cannot return to a state of implicit submission to tribal magic. [...] the more we return to the heroic age of tribalism, the more surely we do arrive at the Inquisiton [...] . There is no return to a harmonious state of nature. If we turn back, then we must go the whole way- we must return to the beasts. [...] But if we wish to remain human, then there is only one way, the way into open society. We must go into the unknown, the uncertain and insecure [...]” [8]  

“Moed moet”, zegt Kinneging terecht. Juist de open samenleving vergt burgermoed. Deze burgermoed kan vooral ontstaan in een samenleving die een basis van materiële zekerheid schept. De monoculturele samenleving die de Burke-stichting bepleit, schept 

“materiële onzekerheid en compenseert deze via de suggestie van culturele en morele zekerheid” (Dick Pels).

4. Aanstormend burkiaans talent bij de Leidse opleiding Duitse taal en cultuur: Jerker Spits

Over Jerker Spits heeft Eric Krebbers van De Fabel van de illegaal een uitstekend artikel geschreven, zie hiervoor < http://www.gebladerte.nl/11148f73.htm >.

Spits bestrijdt volgens Krebbers alles wat progressief en democratisch is. In Duitsland publiceert Spits in nieuw-rechtse bladen als Junge Freiheit en Sezession, die de conservatieve revolutie weer tot leven willen wekken. Hij prijst de "moed" van Geert Wilders, "de hoop van veel migratietegenstanders" en schenkt veel aandacht aan de opvattingen van voormalig Burke stichting-voorzitter Bart Jan Spruyt.

Het Duitse Oberverwaltungsgericht oordeelde in 1997 en 2001 dat Spits’ publicatie-orgaan Junge Freiheit zich keert tegen het principe van democratie en het verbod op discriminatie. Naast neutralere artikelen publiceert het blad volgens het gerechtshof veel racistische en antisemitische stukken, waarin ook denigrerend over holocaust-slachtoffers gesproken wordt. Spits heeft meer dan 50 artikelen gepubliceerd in Junge Freiheit.  

Noten. 

Klik op het nummer om terug te keren naar de tekst. 

[*1] Bart Top, Religie en verdraagzaamheid, p. 29. 

[*2] Religie en verdraagzaamheid, p 23.

[*3] Wie is die vrolijke ketter? In: Brieven van een Pers, p. 227.

[*4] De ondraaglijke leegte van Wouter Bos, In: Brieven van een Pers, p 134 f. 

[*5] Maria, Agnes en de rest, NRC 17/18 september 2005. 

[*6] Moderne Papoea’s p 20. 

[*7] God houdt niet van Vrijzinnigheid, p 305. 

[*8] The open society and its enemies, p 200f.

 

 

  Start Omhoog