Start Omhoog

Seksueel misbruik van kinderen

aard, omvang, signalen, aanpak

Zie twee commentaren:

De Brochure 1 De Brochure 2

 

Seksueel misbruik van kinderen

Seksueel misbruik van kinderen schokt mensen zeer omdat het slachtoffers betreft die weerloos zijn. De meeste mensen krijgen hun informatie over seksueel misbruik van kinderen via de krant of de televisie. De media richten zich vaak op extreme gevallen en dat vertekent het algemene beeld. In de berichtgeving wordt zelden gesproken over de achtergronden van het misbruik, wat de gevolgen zijn voor het slachtoffer en hoe je als ouders kunt voorkomen dat je kind seksueel misbruikt wordt.

Nogal wat ouders maken zich ongerust en zitten met allerlei vragen.

Waarom maken sommige volwassenen misbruik van kinderen? Hoe kunnen ouders en school signalen herkennen die mogelijk wijzen op misbruik? Wat kan de hulpverlening aan steun bieden aan slachtoffers? Wat doen politie, justitie en hulpverlening met de plegers?

U vindt in deze brochure antwoord op deze en andere vragen op basis van feiten die ons uit wetenschappelijk onderzoek bekend zijn. De brochure is geschreven voor volwassenen die privé of via hun werk met kinderen te maken hebben, maar vooral ook voor ouders en jong volwassenen. Het is van belang dat u zo veel mogelijk weet over het onderwerp, zodat u niet onnodig ongerust hoeft te zijn en tijdig risico's kunt onderkennen.

Deze brochure is samengesteld in het kader van het Nationaal Actieplan Seksueel Misbruik van Kinderen van het ministerie van Justitie.

Inhoudsopgave

A  Aard en omvang van seksueel misbruik ...3

Wat is seksueel misbruik van kinderen? ...3
Welk seksueel misbruik van kinderen komt voor? ...3
Hoe vaak komt seksueel misbruik van kinderen voor? ...4
Wat zijn de gevolgen van seksueel misbruik voor kinderen? ...5
Wat zijn de gevolgen van seksueel misbruik op latere leeftijd? ...6
Wie plegen seksueel misbruik van kinderen? ...7
Hoe worden de seksuele contacten voorbereid? ...9
Wat is bekend over jeugdigen die kinderen seksueel misbruiken? ...10

B Signaleren en voorkómen van seksueel misbruik ...13

Waaraan kunnen ouders of verzorgers merken dat een kind seksueel misbruikt is? ...13
Wat is typisch seksueel gedrag van kinderen en wat niet? ...14
Komen onbetrouwbare verhalen van kinderen vaak voor? ...15
Wat kunnen ouders en leerkrachten doen als zij het vermoeden hebben dat een kind misbruikt is? En wat kunnen zij beter niet doen? ...15
Wat kan de hulpverlening aan steun bieden? ...16
Wat kunnen ouders en school doen om seksueel misbruik van een kind te voorkomen? ...17

C De aanpak van plegers van seksueel misbruik ...19

Wat zijn de consequenties van het doen van aangifte? ...19
Wat doet justitie met plegers van seksueel misbruik? ...19
Hoeveel plegers vallen na hun strafweer terug? ...20
Welke rol speelt behandeling van plegers van seksueel misbruik van kinderen? ...21
Waar bestaat de ambulante behandeling uit en wat is het effect?  ...22
Wat is het effect van de tbs-behandeling? ...23
Wat is het 'recht in eigen handen nemen'; wat is het effect? ...24

Om verder te lezen ...26
Waar hulp en informatie? ...27
[Colofon ...29]

[ Blz 3]

A. AARD EN OMVANG VAN SEKSUEEL MISBRUIK

Wat is seksueel misbruik van kinderen?

Onder seksueel misbruik van kinderen verstaan we seksuele contacten van (jong) volwassenen met kinderen jonger dan zestien jaar, die plaatsvinden tegen de zin van het kind of zonder dat het kind deze contacten kan weigeren. Daders zetten het kind emotioneel onder druk , dwingen het of weten door hun overwicht te bereiken dat het zich niet aan de seksuele toenaderingen kan onttrekken.

In Nederland is seksueel contact met een kind beneden de twaalf jaar zonder meer strafbaar. Ook contact met een jongere tussen de twaalf en zestien jaar is strafbaar maar de politie komt volgens het geldende recht alleen in actie als aangifte wordt gedaan en een klacht wordt ingediend door de jongere, de ouders of de Raad voor de Kinderbescherming. Het is immers niet de bedoeling dat een jongen van zeventien die met zijn vriendinnetje van vijftien naar bed gaat, wordt vervolgd. In het belang van de bestrijding van seksueel misbruik is wetgeving in voorbereiding, waarbij zonder klacht tot vervolging kan worden overgegaan. De minderjarige krijgt dan de gelegenheid zijn mening te geven.

Ook strafbaar is de volwassene die seksueel contact heeft met een minderjarige {beneden de achttien jaar) die afhankelijk van hem is: een vader met een dochter of een leraar met een leerling.

Welk seksueel misbruik van kinderen komt voor?

Er is een grote variatie in aard en ernst. De volgende indeling is te maken:

Licht: 
een eenmalig incident van relatief 'onschuldig' karakter zoals betasting van de geslachtsdelen boven of onder de kleding. De dader gebruikt geen dwang, maar het kind ervaart het wel als ongewenst.

Matig:
 eenmalige of meermalige betasting van de geslachtsdelen onder de kleding of masturbatie in bijzijn van het kind. Het kind is in geringe mate afhankelijk van de dader (bijvoorbeeld een jeugdleider). Die oefent geen lichamelijke dwang uit, maar zet het kind wel onder druk of vraagt het om geheimhouding.

Ernstig: 
(pogingen tot) penetratie of wederzijdse masturbatie. Het kind is afhankelijk van de dader. Het misbruik houdt minimaal een jaar aan. De dader gebruikt lichamelijke dwang of psychische manipulatie.

Zeer ernstig: 
meermalig, langdurig seksueel misbruik (penetratie), dat minimaal een jaar aanhoudt. Het kind is afhankelijk van de dader. Die chanteert het kind of gebruikt lichamelijk geweld.

[Blz 4]

Bijna 40% van alle vrouwen heeft vóór hun zestiende levensjaar één of meer negatieve ervaringen met seksueel misbruik.

Hoe vaak komt seksueel misbruik van kinderen voor?

Uit landelijk Nederlands onderzoek blijkt dat ruim vijftien procent van de vrouwen voor het zestiende levensjaar een negatieve seksuele ervaring heeft meegemaakt met een familielid. Iets meer dan de helft van deze slachtoffers is ernstig misbruikt: er waren herhaalde (pogingen tot) verkrachting, er werden andere ingrijpende seksuele handelingen afgedwongen óf er was sprake van verschillende daders. In eenderde van de gevallen betrof het een eenmalige gebeurtenis, bij eenderde deel ging het om meer dan vijfkeer en bij het resterende deel om veel voorkomende gebeurtenissen over een lange periode. 

De daders waren voornamelijk vaders, oudere broers en ooms. Eén procent van de (mede- ) plegers was vrouw. Daarnaast is 24 procent van de vrouwen in hun jeugd geconfronteerd met (meestal eenmalig) seksueel misbruik door iemand die niet tot de familiekring behoorde: een oudere jongen, een onderwijzer, een buurman, de vader van een 'vriendinnetje, een volwassen vriend van het gezin of een onbekende man. In bijna de helft van deze gevallen deed de dader een poging tot verkrachting of dwong het slachtoffer tot masturbatie.

De kans dat een kind dodelijk slachtoffer wordt van een psychopate pleger van seksueel geweld is heel klein.

Als we de gebeurtenissen binnen en buiten de kring van verwanten combineren, blijkt dat bijna 40% van de vrouwen vóór het zestiende jaar een of meer ervaringen met seksueel misbruik heeft gehad. De meest voorkomende leeftijd waarop misbruik vaak voorkomt ligt tussen de acht en twaalf jaar. Naar seksueel misbruik van jongens is in ons land nog geen landelijk onderzoek verricht. Buitenlandse studies tonen aan dat drie tot negen procent van de jongens misbruikervaringen kent, meestal gepleegd door mannen buiten de kring van familieleden.

Het aantal misbruikzaken dat het openbaar ministerie behandelt is de laatste jaren redelijk stabiel. Het gaat om ongeveer 2050 tot 2350 zaken per jaar. Het.aantal zaken waarin de rechter uiteindelijk een beslissing neemt schommelt van 1997 tot en met 1999 tussen de 500 en 550 per jaar voor meerderjarige verdachten en bedraagt circa 135 per jaar voor minderjarige verdachten. 

[Blz 5]

Het aantal zaken waarbij moord en doodslag plaatsvindt is gemiddeld, hoe ernstig ook, nog geen drie per jaar (gerekend tussen 1992 en 2000) .

Wat zijn de gevolgen van seksueel misbruik voor kinderen?

De gevolgen op korte termijn variëren in ernst en kunnen geestelijk of lichamelijk van aard zijn:

1. Kinderen die 'licht' misbruik hebben meegemaakt vertonen vaak geen symptomen. Datzelfde geldt voor kinderen die ernstiger zijn misbruikt maar de veerkracht hebben om zich te herstellen of die door ouders of de niet-misbruikende ouder goed worden opgevangen. Van alle kinderen met misbruikervaring vertoonde volgens verschillende onderzoeken tussen de 21 en 49 procent geen opmerkelijk gedrag in de periode kort na het bekend worden van het misbruik. Maar bij sommigen van hen steken nadelige gevolgen pas vele jaren later de kop op.

2. Kinderen die een 'matige' misbruikervaring hebben opgedaan, zijn vaak in meer of mindere mate van slag. Hun basisgevoel van veiligheid is aangetast. Zij zijn bang voor situaties die lijken op de misbruiksituaties. Bijvoorbeeld, het kind wil niet aangeraakt worden of durft zich tijdens de gymles niet te verkleden. Deze kinderen zijn somber en ontwikkelen zich sociaal gezien langzamer dan normaal.

3. Kinderen die 'ernstig' zijn misbruikt, hebben vaak lichamelijke klachten en letsels en vertonen soms seksueel gedrag dat niet past bij hun leeftijd. Jongens worden vaak brutaal, agressief of overactief. Meisjes daarentegen worden bang, klappen dicht, raken depressief en apathisch en hebben in niemand meer vertrouwen, ook niet in zichzelf. Ze vinden zichzelf slecht, vies en voelen zich schuldig.

Hoe ernstiger en hoe langer het misbruik, hoe ernstiger de klachten

4. Kinderen die 'zeer ernstig' zijn misbruikt, hebben naast bovengenoemde gevolgen ook vaak last van een psychisch trauma. Het waren voor hen immers heel bedreigende ervaringen. Zij hebben nachtmerries, slaapproblemen, paniekaanvallen, problemen met lichaamsbeleving, geheugen- en persoonlijkheidsproblemen.

[Blz 5]

Veel symptomen zijn niet alleen het gevolg van de seksuele contacten, maar hebben ook te maken met andere problemen die het kind belasten: de druk tot geheimhouding die door de dader werd afgedwongen en het gevoel van medeplichtigheid dat het kind werd opgedrongen. Bij seksueel misbruik binnen het gezin zijn er extra nadelige gevolgen als het kind of de jongere misbruikt wordt door de vader en als er sprake is van langdurige en ernstig verstoorde relaties in het gezin, lichamelijke mishandeling, emotionele verwaarlozing door de ouders of een crisis die in het gezin ontstaat nadat het misbruik is uitgekomen.

De gevolgen zijn ook ernstiger als:

het slachtoffer een meisje is

de contacten op jongere leeftijd (jonger dan twaalf jaar) hebben plaatsgevonden

het kind zich moeilijk kon onttrekken aan de seksuele contacten

de pleger een familielid was in plaats van een vreemde

de seksuele contacten vaak plaatsvonden

het misbruik lang aanhield

dwang, chantage of geweld werd gebruikt

bij het misbruik sprake was van penetratie

de ouder(s) het kind onvoldoende hebben gesteund toen het misbruik bekend werd.

Bij de helft tot tweederde van alle kinderen verminderen de symptomen aanzienlijk in het eerste anderhalf jaar na het stoppen van het misbruik. Bij 10 tot 24 procent nemen de symptomen echter toe in die periode.

Wat zijn de gevolgen van seksueel misbruik op latere leeftijd?

Kinderen die zijn misbruikt, kunnen daar ook op volwassen leeftijd nog gevolgen van ondervinden, vooral als er indertijd niet goed op werd gereageerd. Volwassenen die in hun jeugd als incident te maken kregen met licht misbruik hebben geen grote kans op latere problemen.

Volwassenen die in hun jeugd ernstig, langdurig misbruikt zijn kunnen klachten krijgen op vier gebieden:

1. Psychische klachten. 
De angst die het kind als slachtoffer heeft meegemaakt kan zich later uiten in angsten, paniekreacties, depressiviteit en slaapproblemen. Die reacties treden vooral op in situaties die lijken op de vroegere gebeurtenissen. Bijvoorbeeld, er niet tegen kunnen ergens alleen te zijn en bang te zijn achtervolgd te worden.

2. Relationele problemen. 
Een kind dat zich gebruikt en verraden voelt door iemand van wie het afhankelijk was, kan op latere leeftijd anderen nog maar moeilijk vertrouwen. Dat gaat gepaard met gevoelens van machteloosheid, onzekerheid, nietswaardigheid en eenzaamheid. Soms.kan dat leiden tot problemen bij het opvoeden van de eigen kinderen.

3. Seksuele problemen. 
Seksuele toenaderingspogingen van de partner roepen meteen onaangename herinneringen op aan het misbruik. Bij sommigen is sprake van afkeer van partners en aanrakingsangst. Eigen kinderen worden heel angstig gemaakt voor mogelijk misbruik.

4. Gezondheidsklachten. 
Soms ontstaan lichamelijke problemen, zoals hoofdpijn, buikklachten, rugpijn, maagklachten en hyperventilatie. zonder dat daar een aanwijsbare lichamelijke oorzaak voor is.

Wie plegen seksueel misbruik van kinderen?

Seksueel misbruik komt voor in alle milieus, zowel bij de lagere als hogere sociale klasse, bij mensen van alle kerkelijke gezindten en bij autochtone en allochtone Nederlanders. Voor zover bekend uit onderzoek zijn plegers vrijwel altijd mannen. Vrouwen vormen één tot drie procent van alle plegers.

Meestal zijn hun slachtoffers kinderen binnen het gezin, jongens even vaak als meisjes. De helft tot driekwart van deze vrouwen pleegt het misbruik onder druk van een (hun) man die er bij aanwezig is. De meeste vrouwelijke plegers zijn zelf in hun jeugd seksueel misbruikt of verwaarloosd. In 80 tot 95 procent van alle gevallen gaat het om bekenden van het kind. De onbekende 'man in de bosjes' of 'kinderlokker' komt maar zelden voor.

De kinderen zijn doorgaans afhankelijk van de pleger of hebben vertrouwen in hem: een vader, broer, oom, de vriend van moeder, een tante, huisvriend, buurman, Ieraar of jeugdleider. Meisjes blijken vaker door gezins- of familieleden misbruikt te worden terwijl jongens vaker door mannen buiten de kring van verwanten worden misbruikt.

Plegers van seksueel misbruik van kinderen worden wel pedoseksuelen genoemd. Binnen de groep pedoseksuelen zijn drie typen te onderscheiden die aanmerkelijk van elkaar verschillen:

I. Pedofielen

Het gaat om volwassen mannen die zich uitsluitend seksueel aangetrokken voelen tot jongens (of soms meisjes) die nog niet in de puberteit zijn gekomen. Ze hebben steeds terugkerende seksueel opwindende fantasieën en een intense seksuele drang gericht op kinderen. 

[Blz 8]

Naast de.bijzondere seksuele gerichtheid hebben deze mannen ook in het algemeen een voorkeur voor kinderen: ze gaan liever om met kinderen dan met volwassenen, die ze als bedreigend ervaren. Ze 'vallen' op de kinderlijke gestalte, houden van de belevingswereld van kinderen en willen het liefst 'kind met de kinderen' zijn. 

Pedofilie wordt gezien als een gestoorde seksuele gerichtheid die gewoonlijk in de puberteit begint. Over de oorzaak ervan is weinig met zekerheid te zeggen. Pedofielen gebruiken hun overredingskracht om kinderen tot seksuele contacten over te halen. Eigenlijk manipuleren ze hen gewoon. Met deze kinderen hebben ze vaak een langdurige relatie.

Ze vinden dat seks met kinderen moet kunnen en ze voelen zich er dus niet schuldig over. Vaak verzamelen ze kinderpornografie, soms maken ze dat zelf voor eigen gebruik. De relatie met het kind eindigt als het in de puberteit komt: de geslachtskenmerken die zich dan ontwikkelen, maken het kind onaantrekkelijk voor de pedofiel. Er zijn pedofielen die geen uiting geven aan hun seksuele gerichtheid. Zij hebben geen seksuele contacten met kinderen.

II Gelegenheidsplegers

Het betreft mannen (soms vrouwen) die weliswaar een seksuele voorkeur hebben voor een volwassen partner maar die onder invloed van tijdelijke, ingrijpende gebeurtenissen in hun leven seksuele contacten aangaan met (eigen) kinderen of afhankelijke jongeren. Hun leven is uit balans doordat ze bijvoorbeeld een partner moeten missen, huwelijksproblemen hebben of zijn ontslagen. Met die stress-situaties kunnen ze niet omgaan. De seksuele contacten zijn een compensatie. Zij zijn zelden eerder veroordeeld voor seksuele of andere delicten. Hun slachtoffers zijn veel vaker oudere meisjes dan jongens. Vaak gaat het om incestplegers, bijvoorbeeld (stief-) vaders, oudere broers of ooms of om mannen die door hun beroep vaak in contact komen met meisjes. Ze manipuleren het slachtoffer (zie hieronder) en wachten geschikte gelegenheden af voor het misbruik. Soms duren deze situaties jarenlang. Achteraf schamen ze zich en voelen zich schuldig. In gevallen van incest gaat het seksueel misbruik soms samen met ander huiselijk geweld: vrouwenmishandeling en verwaarlozing van de kinderen.

III Antisociale plegers

Het gaat om mannen die niet in staat zijn om (duurzame) liefdesrelaties aan te gaan, zich niet kunnen inleven in de gevoelens van anderen en meestal gewetenloos zijn. Ze zijn vaak al eerder veroordeeld voor seksuele delicten jegens vrouwen en voor andere misdrijven. 

[Blz 9]

Vaak willen.zij met het misbruik hun boosheid op de maatschappij uitdrukken of wraak nemen op een vrouw die hen heeft verlaten of op alle vrouwen. Ze hebben geen seksuele voorkeur voor kinderen maar misbruiken ze omdat ze een gemakkelijke prooi vormen. Ze zoeken een onbekend slachtoffer, misbruiken het eenmaal en gebruiken bij weerstand veel dwang en geweld. Psychopaten, de extreemste plegers, gaan over tot ernstige wreedheden of doden het kind.

De recente maatschappelijke verontwaardiging over plegers van seksueel misbruik is vooral ontstaan na een aantal ernstige misbruikzaken met doding van een kind die door deze daders zijn gepleegd. Dat type dader komt gelukkig heel weinig voor.

Het komt vaak voor dat plegers kenmerken bezitten van meerdere typen. Totnogtoe is er geen biologische oorzaak gevonden voor de neiging om kinderen seksueel te misbruiken. Wel wordt vaak geconstateerd dat zij in hun jeugd in de steek zijn gelaten, een gebrek aan warmte hebben ervaren in het gezin, mishandeld zijn door ouders en zich nooit veilig hebben gevoeld. 40 tot 50 procent van alle plegers is zelf in de jeugd seksueel misbruikt. Later durven zij dan ook geen hechte relaties aan te gaan of blijven zij emotioneel eenzaam, ook al hebben zij een partner.

Hoe worden de seksuele contacten voorbereid?

Plegers bereiden het seksueel misbruik op subtiele wijze voor. Kinderen zijn volgens pedofiele plegers het meest kwetsbaar voor misbruik als ze zich ergens alleen ophouden, nieuwsgierig en goedgelovig zijn, problemen in het gezin hebben, weinig zelfvertrouwen en assertiviteit bezitten, knap zijn en 'uitdagend' gekleed. 

Misbruikers van kinderen buiten het gezin zoeken contact met hun slachtoffers bij scholen, speelplaatsen, amusementsparken, winkelcentra, sportvelden, strand en zwembaden. Zij proberen het kind afhankelijk van hen te maken. Later zorgen ze ervoor welkom te zijn bij het kind thuis. Plegers hanteren speciale strategieën om het kind en zijn ouders te benaderen. Ze bieden het kind aan samen computerspelletjes te spelen, ze geven het cadeautjes, nemen het mee uit of bieden het een lift aan naar huis. Ze vleien het kind door het aandacht en genegenheid te geven of ze bouwen een vertrouwensrelatie op met de ouders om zo oppas te kunnen worden. Zo winnen ze ook het vertrouwen van het kind. 

Het misbruik begint vaak met het betasten of kussen van de geslachtsdelen. Daders voeren daarna heel voorzichtig en subtiel de aanrakingen op en testen op die manier de reactie van het kind op seks. Dwang komt bij vier op de tien meisjes voor en bij twee op de tien jongens. 

[Blz 10]

Daders praten het kind.soms geleidelijk naar seksuele activiteiten toe of vragen het kind hen 'ergens mee te helpen', bijvoorbeeld met uitkleden. Soms proberen daders kinderen meegaand te krijgen door ze om te kopen, 'toevallige' aanrakingen als truc te gebruiken, te praten over seks of naar porno te kijken. 

Plegers die als oppas fungeren, beginnen met praten over seks, bieden het kind aan samen in bad te gaan of manipuleren het door voor te wenden dat ze met seks het kind willen voorlichten of hun liefde willen tonen. Als het kind niet wil of angstig is, houden de meeste daders op en proberen het kind later opnieuw te overreden.

Bij de seksuele contacten die uiteindelijk lukken, gaat het vaak om streling en wederzijdse masturbatie. Bij ongeveer veertig procent van de kinderen of jongeren is sprake van (poging tot) penetratie of orale seks.

De meerderheid van de misbruikers houdt de contacten met een kind in stand door een combinatie van methoden: ze bieden het kind vriendschap, ze drukken het kind op het hart er niet met anderen over te praten, ze stellen het misbruik voor als spel of voorlichting, ze dreigen zich van het kind af te keren als het erover praat of ze zeggen dat het kind medeplichtig is aan het misbruik. 

Een kleine minderheid van de mannen misbruikt een kind één keer om daarna een ander kind te zoeken. De meeste plegers blijken tijdens het misbruik bang te zijn dat hun gedrag uitkomt. Ondanks die angst gaat de helft van hen gewoon door.

Wat is bekend over jeugdigen die kinderen seksueel misbruiken?

Minderjarige verdachten zijn bijna altijd jongens. Als meisjes dader zijn, worden ze meestal verdacht van medeplichtigheid aan het gedrag van jongens. Deskundigen maken onderscheid tussen minderjarige jongens die leeftijdgenoten aanranden en jongens die kleine kinderen misbruiken.

Minderjarigen die leeftijdsgenoten aanranden, komen vaak uit probleemgezinnen en hebben te maken gehad met mishandeling, gebrekkig ouderlijk toezicht en emotionele verwaarlozing. De frustraties, boosheid en onlust -gevoelens die daaruit voortvloeien leiden tot antisociaal gedrag zoals zedendelicten. Vaak worden die in groepsverband gepleegd. Maar ook temperament, aangeboren eigenschappen en culturele verschillen spelen een rol in het ontstaan van antisociaal (seksueel) gedrag. 

Ze beginnen hun 'criminele' carrière vaak als basisscholier met pesten en kleine winkeldiefstallen.In hun puberteit vechten ze met andere jongens en vallen meisjes van dezelfde leeftijd seksueel lastig. Ze komen in aanraking met de kinderrechter vanwege vermogens- , gewelds- en zedendelicten. Als niet wordt ingegrepen, zet dat gedrag zich op volwassen leeftijd voort.

Misbruikers van kleine kinderen zijn vaak ernstig gestoord in hun seksuele ontwikkeling. Zij hebben als kind geen band opgebouwd met hun ouders en missen de sociale vaardigheden om persoonlijke, intieme relaties aan te.gaan met leeftijdgenoten. 

[Blz 11]

Het zijn sociaal geïsoleerde jongens die daarom hun toevlucht zoeken tot contacten met kleine kinderen. Dan kunnen ze gemakkelijk de baas spelen, voelen ze zich veilig en worden ze niet afgewezen. Pas na enige tijd gaan ze experimenteren met seksuele handelingen. Zij maken zich niet of nauwelijks schuldig aan andere delicten. Bij een deel van deze jongens openbaart zich op die leeftijd een pedofiele oriëntatie. In hun kindertijd hebben zij soms seksueel misbruikervaringen meegemaakt.

Zedenvandalisten, die af en toe lichte seksuele grensoverschrijdingen plegen jegens leeftijdgenoten, moeten niet als zedendelinquenten worden beschouwd. Ze plagen meisjes, trekken zwembroekjes omlaag in het recreatiebad en proberen borsten en billen aan te raken. Ze doen dat vooral in groepsverband. Meisjes ervaren dit als irritant, maar ondervinden er verder geen nadelige gevolgen van. Het machogedrag van de jongens hoort bij de experimenteerfase op weg naar de volwassenheid. De kans op herhaling is gering na een berisping door volwassenen of de politie. 

Ook bij seksuele verkenningen tussen kinderen van min of meer gelijke leeftijd is het woord 'misbruik' niet op zijn plaats. Door ouders en leerkrachten wordt wel eens overgereageerd op aanwijzingen van seksspelletjes. De schade die ontstaat door de vaak heftige en aanhoudende reacties van volwassenen is vaak groter dan die van de gebeurtenis zelf. 

(Strafrechtelijk) ingrijpen op jeugdige leeftijd bij ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag voorkomt erger.

Kinderrechters vinden over het algemeen dat jeugdige daders behandeld moeten worden; uitsluitend straffen helpt niet. Ondersteuning van de ouders bij de opvoeding kan helpen herhaling te voorkomen. Hierbij hebben ook de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering een taak. Jonge zedendelinquenten kunnen bijvoorbeeld een 'Taakstraf Seksualiteit' krijgen bij de Rutgers Stichting. een ambulante behandeling bij een hulpverleningsinstelling of een veroordeling tot een Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ}. Vroeger heette dit laatste jeugd-tbs. Veel jeugdige zedendelinquenten krijgen echter alleen maar een gevangenisstraf (jeugddetentie) of een geldboete en worden daardoor niet met hun eigen gedrag geconfron-treerd. Dat kan negatieve gevolgen hebben. Een kwart van de volwassen plegers is al op jonge leeftijd begonnen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vroegtijdig ingrijpen is nodig om later erger te voorkomen.

[Blz 13]

B. SIGNALEREN EN VOORKOMEN VAN SEKSUEEL MISBRUIK

Waaraan kunnen kunnen ouders o/verzorgers merken dat een kind seksueel misbruikt is?

Kinderen zwijgen vaak over seksueel misbruik. Ze schamen zich, voelen zich schuldig of zijn bang dat de pleger en zijzelf het nog moeilijker krijgen als het rnisbruik naar buiten komt. Meestal krijgen ouders argwaan door terloopse opmerkingen van het kind dat er iemand aan hem of haar heeft gezeten of door blauwe plekken en klachten rond vagina, penis en anus. De meest betrouwbare signalen zijn letsel rondom de genitale streken - maar gebruik van geweld komt weinig voor - en een geloofwaardig verhaal van het kind. 

Het verhaal van een kind wordt geloofwaardiger als het een duidelijk verhaal vertelt over 'wat', 'wanneer' en 'waar' het gebeurde, met 'wie' het was en 'hoe' hij het kind overhaalde. Als het kind steeds hetzelfde verhaal vertelt, daarbij iedere keer overstuur raakt en als het zegt dat het geheim moet blijven, dan zijn dat aanwijzingen voor een geloofwaardig verhaal. Er bestaan wel lijstjes met klachten, symptomen en opvallende gedragingen van kinderen die kunnen wijzen op misbruik. Maar die signalen zijn niet specifiek voor seksueel misbruik en kunnen ook het gevolg zijn van andere problemen van het kind, zoals echtscheiding van de ouders, het overlijden van een familielid, klasgenootje of huisdier of problemen op school. 

Hieronder staat zo'n lijstje.

Kinderen die seksueel misbruikt zijn geven daarover lichamelijk en geestelijk signalen af.

Elk signaal op zich betekent niet dat het kind misbruikt is maar bij meerdere signalen moeten ouders en andere opvoeders vragen stellen aan het kind of advies vragen aan een hulpverlener. Het gaat hier om plotselinge gedragsveranderingen van jonge kinderen tot ongeveer tien jaar. 

Slaapproblemen, bang zijn in het donker, nachtmerries, extreme vrees voor 'monsters'.

Verlies van eetlust, eetproblemen, voortdurend buikpijn zonder aanwijsbare reden.

Plotselinge wisselingen in de stemming van het kind: ongelukkig zijn, boos, teruggetrokken gedrag bij een voorheen opgeruimd kind. 

Vrees voor bepaalde mensen of plekken, bijvoorbeeld: het kind wil niet alleen gelaten worden met een oppas, huisvriend of familielid.

Een ouder kind dat doet zoals een jong kind: weer bedplassen, duimzuigen of heel eenkennig worden.

[Blz 14]

Weigeren om over een 'geheimpje' te praten dat het kind met een andere volwassene heeft. 

Praten over een nieuwe, oudere vriend en daar vaak over de vloer komen.

Plotseling over veel zakgeld beschikken.

Niet bij de leeftijd passend seksueel gedrag vertonen (zie verder).

Wat is typisch seksueel gedrag van kinderen en wat niet?

Eerst beschrijven we normale gedragingen van kinderen die niet duiden op misbruik.

Peuters en kleuters (twee tot vijf jaar) zijn nieuwsgierig naar hun eigen lichaam en vooral naar dat van anderen. Ze spelen met hun geslachtsdelen en zijn gefascineerd door bloot, kijken en bekeken worden. Ze vinden het heerlijk om overal -en ook dáár -gestreeld te worden. Dit is de tijd voor stereotype seksspelletjes: doktert je spelen (uitkleden), vadertje en moedertje spelen. Ook 'vieze' woorden (poep, pies, pik, kut) zijn leuk.

Basisschoolkinderen (zes tot twaalf) experimenteren ook met seks en met hun lichaam maar meer in het verborgene. Ze gaan zich schamen. De meeste jongens en meisjes masturberen voor het twaalfde jaar, dat wil zeggen dat ze hun eigen geslachtsdelen aanraken en strelen. De helft van alle kinderen doet vóór het twaalfde jaar seksuele spelletjes met een ander kind. Het gaat daarbij om doktert je spelen, elkaars genitaliën bekijken of betasten, 'vrijen', of 'vrijen nadoen'. Deze spelletjes worden meestal positief of neutraal beleefd. Ouders reageren echter meestal afkeurend of verontrust voorzover ze ervan op de hoogte zijn.

In het begin van de puberteit (elf tot dertien) spelen bij jongeren vooral de lichaamsveranderingen een rol. Het overgrote deel van de jongeren heeft op deze leeftijd seksuele fantasieën, jongens meer dan meisjes. Meisjes masturberen minder vaak en minder meisjes hebben ervaring met tongzoenen en strelen dan jongens. 

Pas later, rond veertien, vijftien jaar, zoeken jongens en meisjes persoonlijker contact met elkaar. Een op de drie zestienjarigen heeft ervaring met geslachtsgemeenschap. Vlak voor hun achttiende verjaardag heeft ongeveer de helft van de jongeren hun eerste geslachtsgemeenschap. Een klein deel van de jongeren geeft te kennen dat zij homoseksuele verlangens hebben of heeft al eens met een seksegenoot gevreeën.

De hier beschreven seksuele uitingen zijn normaal en duiden niet op seksueel misbruik. Alleen seksueel gedrag dat in het geheel niet past bij het ontwikkelingsstadium van het kind, kan een aanwijzing zijn dat er misbruik in het spel is. Voorbeelden hiervan zijn: niet bij de leeftijd passend 'seksueel' spel, dwangmatig seksueel gedrag, extreem veel masturberen, erg vaak tonen van geslachtsdelen, bij herhaling praten over seks, niet bij de leeftijd passende kennis over seks en seks in tekeningen.

[Blz 15]

Komen onbetrouwbare verhalen van kinderen vaak voor?

Nee, verreweg de meeste kinderen kunnen betrouwbaar vertellen wat hun is overkomen, als ze de goede vragen krijgen. Neem ze dus serieus. Onder bepaalde omstandigheden vertellen kinderen echter verhalen over seksueel misbruik die niet of slechts voor een deel kloppen. Dat kan het gevolg zijn van:

het onder druk zetten van het kind door de opvoeder (bijvoorbeeld in de strijd om het ouderlijk gezag in echtscheidingszaken)

een verkeerde uitleg van een onschuldig incident door het kind of de opvoeder

liegen van het kind vanwege schaamte- en schuldgevoelens, angst voor straf of bedreiging, onwil een geheim prijs te geven, hoop op een beloning of de wens de werkelijke dader te beschermen

fantasieën van het kind, uit eigen initiatief, uit wraak of omdat andere kinderen ook fantaseren

het verwarren van fantasie en werkelijkheid (bij zwakbegaafde kinderen)

gebrekkige geestelijke vermogens: een slecht geheugen, een lage intelligentie en gevoeligheid voor suggestie.

Neem verhalen van kinderen over seksueel gedrag serieus.

Wat kunnen ouders en leerkrachten doen als zij het vermoeden hebben dat een kind misbruikt is? En wat kunnen zij beter niet doen?

Luister naar wat het kind uit zichzelf wil vertellen. Stel open vragen en geen sturende of suggestieve vragen. Vraag naar het wat, wanneer en wie en niet naar het waarom. Vraag hoe het kind zich voelde bij lichamelijke aanrakingen

stel geen vragen op een beschuldigende of veroordelende manier

zeg dat het kind er zelf niets aan kon doen

concludeer echter niet overhaast dat het kind misbruikt is op basis van weinig of onduidelijke informatie van het kind

raak niet overstuur en als dat toch gebeurt, belast het kind daar dan niet mee: er hoeft bij nader inzien niets gebeurd te zijn of het gaat om iets onschuldigs dat u, uw kind of een ander verkeerd begrijpt

ondervraag het kind niet voortdurend: kleine kinderen zijn ontvankelijk voor suggestie en voelen op den duur aan wat je wilt of denkt te gaan horen

vertel het kind dat je gaat helpen om er iets aan te doen en dat je hiervoor.zelf ook hulp gaat vragen aan iemand die er verstand van heeft (het komt immers vaker voor)

[Blz 16]

bespreek je vermoeden niet meteen met buren, vrienden of kennissen; dan ontstaat al snel een beschuldigende roddel

vraag advies bij een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), de zedenpolitie of een Bureau Jeugdzorg waarvan de Raad voor de Kinderbescherming deel uit maakt (zie rubriek Waar hulp en informatie?). Zij kunnen u advies geven en kunnen ook een onderzoek instellen waarin zij nagaan of er inderdaad sprake is van seksueel misbruik.

Deze aanwijzingen gelden natuurlijk ook voor vertrouwenspersonen van het kind buiten het gezin: de huisarts, de buurvrouw of de mentor van school.

Wat kan de hulpverlening aan steun bieden?

Allereerst kan de huisarts, de psycholoog of de pedagoog nagaan of het kind schade heeft ondervonden. Bij eenmalige, lichte misbruikervaringen is geen sprake van lichamelijke en emotionele schade en hoeven ouders niet ongerust te zijn. Bij ernstig misbruik praat bijvoorbeeld een hulpverleenster van het Bureau Jeugdzorg of de RIAGG met het kind over de misbruikervaringen en over de angsten, onzekerheden, verwarring en eventuele schuld die het kind daarbij - uiteraard onterecht - voelt. Het uiten van die gevoelens onder deskundige begeleiding kan helpen bij het verwerken van de ervaringen en de schade beperken. 

Uiteraard betrekt de hulpverlener één of beide ouders bij de behandeling en adviseert hoe deze het beste kan omgaan met het kind. Het kind moet weer vertrouwen in volwassenen krijgen. 

Bij misbruik door de vader krijgen naast het kind vaak beide ouders hulp. De moeder krijgt steun omdat ze zich in een moeilijke positie bevindt: ze wil haar dochter steunen maar haar man misschien niet kwijt. De vader kan door de rechter een behandeling opgelegd krijgen. Tijdens die behandeling leert hij om openlijk de volle verantwoording voor het misbruik op zich te nemen. Dat is zeer belangrijk voor het verwerkingsproces van het kind.

[Blz 17]

Wat kunnen ouders en school doen om seksueel misbruik van een kind te voorkomen?

Seksuele vorming en voorlichting kunnen het beste thuis én op school gegeven worden. Dit kan misbruik helpen voorkomen. Door goede informatie over seksualiteit en seksueel misbruik zal een kind hopelijk eerder een misbruiksituatie herkennen en inschatten. De toegenomen aandacht voor seksueel misbruik heeft het voorlichtingsverhaal van ouders en leerkrachten sterk beïnvloed: zij leren kinderen om 'nee' te zeggen tegen ongewenst (seksueel) contact. Maar een al te eenzijdige nadruk op de negatieve en gevaarlijke kanten van seks draagt niet bij aan een gezonde, positieve seksuele ontwikkeling. 

Natuurlijk is het goed dat kinderen en jongeren leren om in seksueel contact de grenzen van zichzelf en anderen te respecteren. 

Leer jonge kinderen regels over seksueel gedrag.

Het is ook belangrijk dat kinderen eigen keuzes leren maken op seksueel gebied. Je kunt met hen praten over relaties en seks in het algemeen en de prettige kanten van lichamelijkheid en intimiteit. Kinderen mogen immers ook 'ja' zeggen tegen de dingen die ze zelf lekker en spannend vinden. Zo zullen ze hun eigen verlangens en gedrag op seksueel gebied als normaal en vanzelfsprekend leren accepteren.

Leer kinderen die nog te jong zijn voor uitgebreide voorlichting een paar gedragsregels: 

"Als iemand je aanraakt waar jij dat niet wilt, moet je echt gewoon 'nee' zeggen en weglopen. Je kunt dan het beste iemand om hulp vragen." 

"Er zijn maar een paar mensen die je bloot mogen aanraken." 

"Eerst thuis vertellen waar je naar toe gaat." 

"Als je er niet over praat, kan niemand je helpen." 

Leer kinderen dat ze nooit iets geheim hoeven te houden als ze daar in de war of verdrietig van raken. Leer kinderen ook de meest gangbare woorden voor geslachtsdelen, anders kunnen ze - indien nodig - niet onder woorden brengen wat ze hebben meegemaakt. Ouders zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het beschermen van hun kinderen en het melden van misbruik.

[Blz 19]

C. DE AANPAK VAN PLEGERS VAN SEKSUEEL MISBRUIK

Wat zijn de consequenties van het doen van aangifte?

Slachtoffers doen heel vaak geen aangifte van seksueel misbruik. Ze worden daarvan weerhouden omdat ze zich schamen, bang zijn voor bedreigingen, een band hebben met de dader of omdat hun ervaringen niet zo ernstig zijn. Voor een kind kan een aangifte belangrijk zijn omdat daarmee duidelijk wordt dat het niets fout heeft gedaan, dat de dader de enige schuldige is en dat er maatregelen worden genomen om herhaling te voorkomen. Gevoelens van wraak en boosheid van een ouder zouden echter bij een aangifte nooit de overhand mogen hebben want dat is niet in het belang van het kind.

Een aangifte kan echter ook nadelen hebben. Een kind moet verhoord worden door de zedenpolitie en hoewel zo'n verhoor zorgvuldig en 'kindvriendelijk' wordt afgenomen, is het belastend om tegen een vreemde te moeten vertellen over het misbruik, zeker als de dader iemand is op wie het kind gesteld is: een vader, oom of oudste broer. 

De hele rechtsgang is tijdrovend en de uitkomst onzeker. Het is vaak lastig voor de politie en de officier van justitie om het bewijs rond te krijgen want het is het woord van de verdachte tegen dat van het slachtoffer en er is vrijwel nooit een getuige bij het misbruik aanwezig geweest. Als er te weinig bewijs is, zal de officier van justitie van vervolging afzien of wordt de verdachte door de rechtbank vrijgesproken. Dat is teleurstellend voor het slachtoffer en de ouder(s) .

Als ouders twijfelen of ze aangifte moeten doen, kunnen ze zich laten adviseren door de zedenpolitie of een AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; zie rubriek Waar hulp en informatie?) .Een gesprek met de zedenpolitie betekent niet dat ouders de zaak uit handen geven. Aangifte is daarna niet verplicht.

Met de zedenpolitie of het AMK kan ook worden gesproken over hulp, begeleiding en behandeling en over de manier waarop het slachtoffer materiële en immateriële schade van de dader vergoed kan krijgen.

Wat doet justitie met plegers van seksueel misbruik?

Als de officier van justitie het misbruik niet zo ernstig vindt of onvoldoende bewijs heeft, kan hij de zaak seponeren, dat wil zeggen: de verdachte niet verder vervolgen. Bij ernstige feiten legt de rechtbank een boete, een taakstraf of een gevangenisstraf op. De gemiddelde duur van de gevangenisstraf is, na een forse toename tussen 1985 en 1995, nadien in totaal vrij constant gebleven, te weten ongeveer 530 dagen. De duur van straffen voor incest / ontucht met kinderen 'onder gezagsverhouding' is sinds 1994 fors toegenomen, namelijk van 367 dagen naar 583 dagen, terwijl de gemiddelde duur van gevangenisstraf voor overige zedendelicten met minderjarigen afnam.

[Blz 20]

Soms legt de rechter een voorwaardelijke gevangenisstraf op, maar verbindt daar een voorwaarde aan, bijvoorbeeld een contactverbod, een psychotherapeutische behandeling of begeleiding door de reclassering. Bij zeer ernstige vormen van misbruik waar een straf van minimaal vier jaar voor staat,  kan de rechter tbs (terbeschikkingstelling) opleggen. Dat doet hij als blijkt dat de pleger vanwege een psychische stoornis niet of verrninderd toerekeningsvatbaar was en als de kans op herhaling groot is.

 Tbs houdt in dat de dader wordt behandeld in een beveiligde psychiatrische (tbs- }kliniek net zolang totdat hij weer veilig in de samenleving kan terugkeren. Het gaat meestal om pedoseksuelen met een persoonlijkheidsstoornis. Als de behandeling aanslaat zal de dader zijn vrijheid stukje bij beetje terugkrijgen: eerst wandelverlof dan weekendverlof,later proefverlof en uiteindelijk voorwaardelijk en definitief ontslag. 

Berucht zijn de berichten over terbeschikkinggestelden die tijdens hun proefverlofweer een ernstig misdrijf pleegden. Het zijn uitzonderingsgevallen maar dat risico valt niet geheel uit te sluiten. De terbeschikkinggestelden moeten immers, indien verantwoord, weer worden voorbereid op de terugkeer in de maatschappij. De meesten plegen na hun vrijlating niet opnieuw seksuele delicten.

Hoeveel plegers vallen na hun strafweer terug?

Veel mensen denken dat de daders van seksueel misbruik na hun straf vrijwel altijd en meteen terugvallen in hun oude fout. Dat is niet waar. Nederlandse cijfers over de recidive ontbreken, maar uit buitenlandse onderzoeken kan worden afgeleid hoe vaak daders die niet worden behandeld hun oude gedrag weer oppakken:

Binnen vijf jaar na detentie valt vier procent van de incestplegers terug in de oude fout. Van de pedoseksuelen, gericht op meisjes buiten het gezin, recidiveert dertien procent en van de pedoseksuelen die jongens buiten het gezin misbruiken 21 procent. Vijftien jaar na de detentie zijn die recidive-percentages verdubbeld. De percentages geven een ondergrens aan, omdat lang niet al het misbruik bij de politie wordt aangegeven. 

Plegers recidiveren eerder en vaker als ze:

uitsluitend seksuele interesse in kinderen tonen (pedofielen)

als minderjarige al afwijkend seksueel gedrag hebben vertoond

voorheen niet-seksuele misdrijven hebben gepleegd

onbekende slachtoffers kiezen

jongens als slachtoffer kiezen

een antisociale persoonlijkheid hebben of psychopatisch zijn

problemen hebben met het aangaan van liefdesrelaties met volwassenen

met leeftijdgenoten omgaan die hun afwijkende levensstijl steunen.vinden dat seksueel contact tussen volwassenen en kinderen niet schadelijk is

gemakkelijk toegang hebben tot potentiële slachtoffers. 

Hoe meer van deze kenmerken een pleger bezit, hoe groter de kans op recidive.

[Blz 21]

Plegers van seksueel misbruik recidiveren na gevangenisstraf minder dan over het algemeen wordt gedacht

Welke rol speelt behandeling van plegers van seksueel misbruik van kinderen?

De samenleving heeft er belang bij dat de pleger niet meer terugvalt in zijn oude fout.  Gevangenisstraf helpt daarbij, zo lang als die duurt. Maar hoe lang de straf ook is, eens komt de pleger vrij en vormt dan weer een risico voor de samenleving. Daarom is behandeling tijdens of na de detentie of in plaats van detentie zinvol als daardoor terugval wordt voorkomen of de kans erop wordt verkleind. Probleem is echter dat veel plegers van seksueel misbruik hun misdrijf ontkennen of minder ernstig voorstellen, zodat ze weinig trek hebben in een behandeling. Veel van hen hebben een duwtje in de rug nodig om in behandeling te gaan. Wanneer deze mannen worden opgepakt, kan de rechter dat duwtje geven. Daarvoor bestaan een aantal wettelijke mogelijkheden. Zo kan de man de keuze worden voorgelegd om een ambulante behandeling te volgen in ruil voor een (gedeeltelijke) voorwaardelijke veroordeling. 

Daderbehandeling houdt in dat iemand zich laat behandelen door bijvoorbeeld een psycholoog of een psychiater. 

Daderbehandeling is voor een slachtoffer zeer belangrijk, vooral als de pleger een bekende is en na een eventueel uitgezeten strafweer terugkomt in het gezin of de kennissenkring van het slachtoffer. Van veel incestslachtoffers hoeft de de dader niet zo nodig gestraft te worden, zolang het misbruik maar ophoudt. Ze houden ook meestal van hun vader, oudere broer of oom en zitten niet te wachten op gevangenisstraf voor een familielid. In die gevallen zou een daderbehandeling heel zinvol kunnen zijn. Maar hoe is de praktijk?

Nu wordt slechts eenderde van alle daders behandeld: 30 procent van de veroordeelden krijgt een ambulante daderbehandeling, 5 procent wordt binnen een tbs-inrichting behandeld. De resterende 65 procent krijgt een 21.gevangenisstraf of een andere straf opgelegd zonder te worden behandeld. Dat laatste gaat veranderen: binnenkort kunnen in een aantal gevangenissen misbruikplegers worden behandeld.

[Blz 22]

Waar bestaat de ambulante behandeling uit en wat is het effect?

Zedendelinquenten die zich van de rechter moeten laten behandelen, kunnen terecht bij poliklinieken van tbs-instellingen, sommige reclasseringsinstellingen, enkele RIAGG's en een paar andere instellingen. Volledige 'genezing' van pedofilie is echter meestal niet haalbaar: vaak blijft het verlangen naar seks met kinderen bestaan. 

Tijdens de behandeling leren ze herhaling te voorkómen door controle over het eigen gedrag aan te leren. Daarom wordt deze behandeling terugval-preventietraininggenoemd. Besproken wordt hoe ze risicovolle situaties kunnen herkennen die voorheen tot misbruik leidden, wat voor smoezen en goedpraterij ze gebruikten voor het misbruik en hoe ze voortaan moeten reageren op stress en tegenslag. Ze leren zich in te leven in het slachtoffer en de verantwoordelijkheid voor het misbruik op zich te nemen. 

Ook de risicofactoren die kenmerkend zijn voor een bepaalde pleger worden doorgenomen: zijn seksuele voorliefde voor kinderen, zijn onvermogen om een relatie met een volwassene aan te gaan of het ontbreken van innerlijke remmingen om seksueel contact met kinderen te hebben. 

De behandeling duurt meestal tussen de zes maanden en een jaar. In die tijd wordt twintig tot veertig keer met de dader gesproken. Uit ervaring is gebleken dat veel mannen vroegtijdig met de behandeling stoppen als ze daartoe niet verplicht worden. Daarom is er een stok achter de deur: wie voorwaardelijk is veroordeeld en voortijdig met de behandeling stopt, moet alsnog zijn straf uitzitten.

In geval van incest worden in het ideale geval de dader (vader), het slachtoffer en de moeder apart behandeld. Als de behandeling van de dader aanslaat, kan hij met zijn vrouwen zijn kind worden geconfronteerd. Als dat mogelijk en gewenst is, kunnen ze met elkaar worden verzoend. 

Buitenlands onderzoek toont aan dat een behandeling het aantal mannen dat weer terugvalt verlaagt. Het effect van de behandeling is het grootst bij incest-plegers, minder groot bij pedofielen en kleiner bij antisociale plegers.

[Blz 23]

Wat is het effect van de tbs-behandeling?

Ruim een kwart van alle ex-terbeschikkinggestelde zedendelinquenten pleegt binnen vijf jaar na de behandeling opnieuw een seksueel delict. Bij elf procent gaat het om een ernstig seksueel delict, waarvoor een straf langer dan zes maanden wordt opgelegd. De recidivepercentages voor seksueel geweld tegen kinderen zijn echter zeer klein, zelfs 0% bij de groep waarvan de tbs is beëindigd in de jaren 1989- 1993. Ook hier geldt dat de percentages in werkelijkheid hoger zullen zijn omdat lang niet alle delicten worden aangegeven of omdat de dader onbekend blijft.

Behandeling kan het recidivepercentage aanzienlijk verlagen

Ongeveer twintig terbeschikkinggestelde zedendelinquenten zitten levenslang vast in een tbs-kliniek omdat hun agressieve seksuele gedrag volgens behandelaars onveranderlijk is en zij een hoog recidivegevaar vormen.

Helpt 'chemische castratie'? Er zijn hormonen en medicijnen die de seksuele fantasieën kunnen verminderen. Het toedienen van deze geneesmiddelen wordt chemische castratie genoemd. Lustremmende medicatie is slechts zinvol bij een klein deel van de plegers van seksueel misbruik van kinderen. Het gaat dan om pedofiele mannen die geobsedeerd zijn door seks met kinderen en daar last van hebben. De medicatie dempt hun allesoverheersende fantasieën en maakt hen beter toegankelijk voor de behandeling. 

Chemische castratie pakt echter de achterliggende oorzaken van het misbruik niet aan; de medicijnen vormen dus slechts een hulpmiddel bij de behandeling. Voor de meeste pedoseksuele plegers is chemische castratie ongeschikt: zij vervallen niet in hun oude fout omdat ze afwijkende seksuele fantasieën hebben maar vooral omdat hun leven opnieuw uit balans raakt en ze niet weten hoe ze daarmee moeten omgaan.

[Blz 24]

Wat is het 'recht in eigen handen nemen'; wat is het effect?

Seksueel misbruik van kinderen maakt bij de betrokken ouders en buurtbewoners sterke emoties los. De boosheid van sommigen richt zich op de pleger en de overheid die - naar hun mening - de kinderen onvoldoende bescherming biedt tegen herhaling. Deze burgers hebben hun vertrouwen in de effectiviteit van Justitie en reclassering verloren. Ze nemen daarom het recht in eigen handen door mensen die veroordeeld zijn voor seksueel misbruik van kinderen, of die daarvan worden verdacht, op hardhandige wijze duidelijk te maken dat de buurt hen liever kwijt dan rijk is. Het maakt veel buurtbewoners daarbij niet uit of het om seksueel getinte aanrakingen ging of om een brute verkrachting: "ze moeten van onze kinderen afblijven." De reacties van het publiek, soms gevoed door diverse media, staan lang niet altijd in verhouding tot de mate waarin de belangen van het kind zijn geschaad.

Volkswoede tegen plegers - hoe begrijpelijk ook - werkt averechts en verhoogt juist de kans op recidive.

Sinds 1996 zijn 26 gevallen van eigenrichting geregistreerd. Het gaat om vernieling van de woning of de auto of mishandeling van de pleger of verdachte. Er zijn daarbij twee doden gevallen. De huidige volkswoede tegen plegers van seksueel misbruik - hoe begrijpelijk die ook is - werkt averechts en leidt juist niet tot het verminderen van herhaling. Als iets recidive in de hand werkt dan is het wel de massale afkeer die pedoseksuelen momenteel ten deel valt. Daardoor raken plegers in een isolement, waardoor hun gedrag vaak alleen maar extremer wordt.

Voorkomen moet worden dat slachtoffers onverhoeds met 'hun' dader worden geconfronteerd. Daarom worden slachtoffers of hun ouders door het openbaar ministerie geïnformeerd wanneer de dader van een ernstig pedoseksueel delict met proefverlof gaat of in vrijheid wordt gesteld. Die informatie wordt alleen verstrekt als het slachtoffer daarom heeft gevraagd. Ook bij de politie is bekend wanneer een pedoseksuele dader weer vrijkomt.

Als dat nodig is, bijvoorbeeld omdat onrust in de buurt wordt verwacht, stelt het openbaar ministerie de burgemeester in kennis van de vrijlating. Deze informatie wordt alleen verstrekt over daders van ernstige pedoseksuele en gewelddadige delicten. Men gaat ervan uit dat een gestrafte die weet dat.de politie op de hoogte is van zijn vrijlating, minder snel in herhaling zal vervallen. 

[Blz 25]

Het openbaar ministerie en het bureau Slachtofferhulp zijn beschikbaar om vragen van het slachtoffer of de ouders te beantwoorden en hulp te bieden. In 2000 openden in veel arrondissementen politie en het openbaar ministerie een gezamenlijk loket, waar slachtoffers informatie kunnen krijgen over het verloop van een strafzaak. Als politie, gemeente, hulpverlening en reclassering contact houden met elkaar, met de ex-gedetineerde en met de ouders van de slachtoffers, zullen buurtbewoners waarschijnlijk veel minder snel tot eigenrichting overgaan.

[Blz 26]

Om verder te lezen

Bakker, Hilde. 
Voorzichtig met angst.
Over seksueel misbruik van kinderen. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn I NIZW, 2000. 54 pag. ISBN: 9050508510, f 12,50. Verkrijgbaar bij NIZW Uitgeverij, telefoon 030-2306607. Voorlichting gericht op volwassenen die dagelijks met kinderen te maken hebben, zoals leerkrachten, sportdocenten of begeleiders van kinderclubs.

Commissie Seksueel Misbruik Jeugdigen. 
Handelen bij vermoeden van seksueel misbruik van kinderen en jeugdigen
. Assen: Van Gorcum/Dekker & Van de Vegt. 1994. Verkrijgbaar via boekhandel. Richtlijnen over het handelen bij (het vermoeden) van seksueel misbruik met onder meer belangrijke instanties, voor zowel opvang als contactpunten jeugdigen.

Delfos, M. 
Dat nare gevoel: seksuele voorlichting over seksueel misbruik.
Bussum: Trude van Waarden Produkties, 1999.34 pag. ISBN: 9075564260, f 17.50. Verkrijgbaar via de boekhandel. Voorlichting over seksueel misbruik gericht op meisjes en jongens uit de bovenbouw van de basisschool en aan het begin van de middelbare school. Achterin is informatie opgenomen die meer gericht is op volwassenen.

Delfos, M. 
Blijf van me aft Over seksueel misbruik bij meisjes. Bussum: Trude van Waarden Produkties, 1999. ISBN 9063861133, f 19.90 (in herdruk)
en 
Blijf van me aft Over seksueel misbruik bij jongens. Bussum: Trude van Waarden Produkties, 1996. ISBN 9063861141, f 19.90. Voor kinderen van 6 -12 jaar. Verkrijgbaar via de boekhandel.

Directie Preventie, Jeugd- en Sanctiebeleid van het Ministerie van Justitie i.s.m. Slachtofferhulp Nederland. 
Seksueel Geweld, 1998. 
Aan bod komen: Wat valt onder seksueel geweld, hulpverlening aan slachtoffers, de rol van de politie en het openbaar ministerie, de terechtzitting, straat- en contactverbod, schadevergoeding, kosten van een gerechtelijke procedure en tot slot een aantal adressen en telefoonnummers.

Directie Preventie, Jeugd- en Sanctiebeleid van het Ministerie van Justitie.
Draaiboek voor de aanpak van Huiselijk Geweld, november 2000

Beide te bestellen bij: (uitsluitend schriftelijk): Ministerie van Justitie, Directie Preventie, Jeugd- en Sanctiebeleid, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag.

[Blz 27]

Doef, S. van der. 
Kleine mensen, grote gevoelens: kinderen en hun seksualiteit. Amsterdam: Ploegsma, 1994.95 pag. ISBN: 9021671611, f 26.90. Verkrijgbaar via de boekhandel.
Geschreven in samenwerking met de Rutgers Stichting. Per leeftijdscategorie wordt de seksuele ontwikkeling beschreven. Er wordt verteld wat je als opvoeder kunt verwachten en hoe je er het beste mee om kunt gaan.

Ministerie van Justitie. 
De bestrijding van seksueel misbruik in Nederland: tactsheet december 1996. Den Haag: Directie Voorlichting van Justitie, 1999.
Volledige tekst beschikbaar via Internet. URL [die niet meer werkt]: http://www.minjust.nl/a_beleid/FACT/cfact2.htm. 

Moerings, M. van en B. Swier. 
Recht rond zedendelicten. Handboek voor de (juridische) hulpverlening. Alphen aan de Rijn: Samsom, 1997. 368 pag. ISBN: 9042201703, f 53,-. 
Verkrijgbaar via de boekhandel. Dit boek geeft antwoord op juridische vragen waar (hulpverleners van) slachtoffers van zedendelicten tegen aanlopen. Het boek is voor niet-juridisch geschoolden heel toegankelijk geschreven.

Waar hulp en informatie?

De Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK's) zijn centrale instanties waar kindermishandeling kan worden gemeld of advies kan worden ingewonnen. 
Er zijn veertien regionale kantoren. Zoek voor de adressen in het telefoonboek onder: Noord Holland: Alkmaar; Friesland: Leeuwarden; Groningen: Groningen; Drenthe: Assen; Overijssel: Almelo; Gelderland: Arnhem; Flevoland: Lelystad; West- en Midden-Brabant: Breda; Oost-Brabant: Helmond; Zuid-Holland en Zeeland: Rotterdam; Urnburg Zuid: Maastricht; Noord- en Midden-Limburg: Venlo.
Of bel het Infocentrum Kindermishandeling van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW): telefoon (030) 2306560. Ook voor adressen en telefoonnummers van de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling.

De Bureaus Jeugd- en Zedenpolitie van de Regiopolitie. Zie telefoonboek voor adres en telefoonnummer in uw regio.

Bureaus Jeugdzorg 
De nieuwe Bureaus Jeugdzorg hebben verschillende vormen van jeugdhulpverlening in huis: de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ), de zorg voor jeugdige licht verstandelijk gehandicapten (jeugd -LVG) en de jeugdbescherming (gezinsvoogdij en jeugdreclassering) .Per provincie is er één Bureau Jeugdzorg. De RIAGG's (Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg) hebben een afdeling jeugdhulpverlening, die ook in sommige Bureaus Jeugdzorg deelneemt.

[Blz 28]

Bij de Stichting Ambulante Fiom (individuele hulpverlening en preventie van seksueel geweld): telefoon (073) 6128821 zijn de adressen van de lokale vestigingen van de Fiom verkrijgbaar.

Telefonische meld- en hulpfijnen:

Kindertelefoon: 0800 04 32 (elke dag, ook op zon- en feestdagen: van 14.00- 20.00 uur).

Korrelatie: 9030) 233 13 35  (hulplijn) (teksttelefoon voor doven: (030) 276 30 30).

Meidentelefoon: (035) 624 22  04.

Meldpunt seksueel misbruik: 0900 899 84 11 (20 cent per minuut) .

Landelijk Duro Slachtofferhulp: (030) 234 01 16, geeft de adressen van de lokale vestigingen van de Duro's Slachtofferhulp.

Kinderrechtswinkel: landelijk bureau (020) 626 00 67, geeft adressen van lokale vestigingen. 

Overzichten van regionale hulpverleningsinstanties voor slachtoffers en plegers zijn verkrijgbaar bij de telefonische hulpdienst Korrelatie en bij de informatielijn van ThansAct. Korrelatie is op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur en van 19.00 tot 22.30 uur bereikbaar op nummer (030) 233 13 35.
De informatielijn van ThansAct is dagelijks tussen 9.00 en 12.30 uur geopend op nummer (030) 230 06 66.

Rutgers Stichting
Er zijn in regiokantoren in Amsterdam, Arnhem, Eindhoven, Utrecht, Groningen, Rotterdam en Den Haag. Ze bieden hulp aan actuele of voormalige slachtoffers van seksueel misbruik en voeren de Taakstraffen Seksualiteituit voor jeugdige seksuele delinquenten.

[Blz 29]

Colofon

Februari 2001

Tekst: Prof.Dr.J .Frenken
Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en Nederlandse Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek (NISSO)
Postbus 9022, 3506 GA Utrecht

De titels van de wetenschappelijke publicaties waarop deze brochure is gebaseerd, zijn te vinden op de Internetsite: http://www.rutgersnissogroep.nl/  of verkrijgbaar bij het Informatie- en Documentatiecentrum van het NISSO, Oudenoord 182, 3513 EV Utrecht, telefoon: (030) 2304010; fax: (030) 2342458; e-mail: nisso@nisso.nl 

Cijfers in deze brochure zijn afkomstig van: WODC/ OMDATA

Dank aan de collega's uit verschillende beroepsgroepen die informatie aandroegen en verbeteringen van de tekst voorstelden.

Vormgeving en fotografie: Plano-Design, Den Haag

Druk: Drukkerij Artoos, Rijswijk

Exemplaren van deze brochure zijn gratis te bestellen bij:

Ministerie van Justitie 
Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid
Afdeling Informatie, Voorlichting en Publiciteit
Postbus 20301
2500 EH Den Haag

fax: (070) 37079 16

2001 Ministerie van Justitie
Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid
Postbus 20301
2500 EH Den Haag

Start Omhoog