Nu lezen we in het AD van 11 juni 2015: 'Steeds meer bewijs dat pedofilie al in baarmoeder ontstaat' - Door: Peter
Schong:
“Pedofielen hebben een grote kans linkshandig te zijn, vaste oorlellen te hebben en een open gehemelte. Deze kleine lichamelijke afwijkingen ontwikkelen zich gelijktijdig tijdens de zwangerschap. Dat bewijst volgens wetenschappers dat pedofilie zich al in de baarmoeder ontwikkelt.”
“Onderzoekers van de University of Windsor in Canada onderzochten 140 patiënten van een psychiatrisch ziekenhuis die verontrustend of verboden seksueel gedrag vertoonden.”
"De bevindingen suggereren dat kindermisbruikers al in een vroeg stadium herkend kunnen worden, voordat ze een misdaad begaan.”
“De onderzoekers constateerden dat pedofielen vaak ook lichamelijke afwijkingen hebben als een open gehemelte, een kromme pink, een derde teen die langer dan de tweede is of een grote afstand tussen de grote en de tweede teen.”
Het onderzoek
Laten we het oorspronkelijke artikel maar eens raadplegen. Dit is:
“Minor Physical Anomalies as a Window into the Prenatal Origins of Pedophilia”, by Fazio, Rachel L., Dyshniku Fiona, Murray Michelle E., Lykins Amy D., & Cantor James M.; Archives of Sexual Behavior; Jun 10 2015.
Het gehele artikel staat
hier: http://link.springer.com/article/10.1007/s10508-015-0564-7/fulltext.html
en, beter leesbaar, hier:
https://www.ipce.info/library/journal-article/minor-physical-anomalies-prenatal-pedophilia
De eerste zin van het AD-artikel klopt al niet. In het onderzoeksrapport zelf wordt linkshandigheid juist niet, en zelfs licht negatief, gecorreleerd bevonden met ‘pedofilie’. Dat gehemelte wordt in het artikel inderdaad vermeld als positief correlerend met ‘pedofilie’. De pink en de tenen worden daar juist vermeld met een negatieve correlatie met dezelfde groep. Slordig dus.
Een zeer korte samenvatting is aan dit betoog toegevoegd.
Cruciaal is de redenering van de onderzoekers:
Omdat bepaalde anomalieën al vroeg in de baarmoeder ontstaan, en omdat ze correleren met “pedofilie” (en minder met andere seksuele oriëntaties), moet dus “pedofilie” (en misschien ook andere seksuele oriëntaties) ook al vroeg in de baarmoeder ontstaan.
Hier is wel iets over te zeggen
De onderzoeksgroep is veel te klein (140 personen, waarvan slechts 24 'pedofielen') om welke algemene conclusie dan ook te mogen trekken. Ook is de onderzoeksgroep verre van aselect, dus al even ongeschikt voor algemene conclusies. Die conclusies gaan over "pedofielen", maar de onderzoeksgroep bestaat uit veroordeelde
patiënten die verplicht in behandeling zijn - en dan nog alleen de blanken die goed Engels spraken.
'Snelheidsovertreders' zijn niet gelijk aan 'automobilisten', 'vreemdgaanders' niet aan 'gehuwden'. Een gevoel (pedofilie) is niet gelijk aan een veroordeelde daad (pedoseksualiteit).
Niet iedereen die een dergelijke daad verricht, heeft ook zulke gevoelens, terwijl de mensen met deze gevoelens voor het overgrote deel dergelijke daden helemaal niet verrichten en dit ook helemaal niet willen.
Ook de controlegroep deugt niet. Deze bestaat uit de andere 116 blanke
patiënten uit dezelfde kliniek, ook veroordeelden.
De tabellen laten ons zien dat meerdere van de gevonden anomalieën niet alleen gevonden zijn bij de subgroep ‘pedofielen’, maar in vrijwel gelijke percentages bij de twee andere groepen. Om een voorbeeld te noemen: de stand en de asymmetrie van de oren, te zien in Tabel 1.
Deze en andere eigenschappen, hier anomalieën, laten dus vrijwel geen verschil zien tussen de drie subgroepen, dus zeggen niets over de ‘pedofielen’ en de ‘efebofielen’. Ze laten iets zien dat voor alle drie de subgroepen geldt, dus niets over ‘pedofilie’.
Misschien zeggen ze iets over wat alle drie groepen met elkaar gemeen hebben, namelijk het veroordeeld zijn, dus misschien iets over een gebrek aan zelfbeheersing – de schrijvers spreken van ‘antisociale trekken’ – en misschien iets over het hersengebied waar de zelfcontrole geregeld wordt. Over ‘pedofilie’ in het algemeen mag men hier niets uit concluderen.
Dan gaat men de gegevens over de lichamelijke anomalieën, naar men zegt in de baarmoeder ontstaan, vergelijken met de gepleegde daden, in de volwassenheid gepleegd, en ja, men vindt dan correlaties. Er zit echter nogal een flink tijdje tussen de baarmoeder en de volwassenheid: opgroeien, opvoeding, opleiding, gezin, samenleving, cultuur, karaktervorming ... Allemaal factoren die invloed hebben of op zijn minst kunnen hebben. Die correlaties zijn dan nietszeggend, of in elk geval niets verklarend. Geen van deze overvloed aan mogelijk werkzame factoren is zelfs maar genoemd in het onderzoeksrapport.
Wat kan er wel opgestart worden in de baarmoeder?
De biologie leert ons dat een embryo het leven begint … als een meisje, dat wil zeggen: met vrouwelijke hormonen. In de baarmoeder worden later ook de mannelijke hormonen aangelegd. Afhankelijk van het DNA, de gids van het embryo, gaat een meisje later ook mannelijke hormonen ontwikkelen, in mindere of meerdere mate dan, en haar vrouwelijke hormonen behouden. Bij de jongen vindt een proces van de-feminisering plaats, waarin de vrouwelijke hormonen (min of meer) worden afgebroken en de mannelijke hormonen
(meer of minder) worden aangemaakt.
Dan wordt de baby verwelkomd als
| een jongen (met ook nog iets van de vrouwelijke hormonen) of als |
| een meisje (met ook nog iets van de mannelijke hormonen). |
Van mannelijke hormonen wordt aangenomen dat zij mannelijk gedrag oproepen, van vrouwelijke dat zij vrouwelijk gedrag oproepen. Dit laatste wordt doorgaans gezien als vooral sensitief en zorgzaam, terwijl de man vooral geneigd is zijn gezin en zijn territorium te verdedigen. Allebei de neigingen zijn heilzaam voor de kinderen, dus voor het voortbestaan van de soort, het sterkste motief in de evolutie.
Er worden dus jongens geboren met een relatief sensitieve en zorgzame aard. Dus zijn er in elke mensengemeenschap wel mannen met die aard. Zij kunnen zich in het bijzonder aangetrokken voelen door kinderen, van hen houden en zelfs in seksuele zin naar hen verlangen. Zij voelen liefde voor kinderen – in het Grieks heet dit ‘pedo-filie’.
Wat met de geboorte gegeven is, zijn mogelijkheden en neigingen – geen daden, geen gedrag. Een baby kan talent hebben meegekregen voor muziek (of kunst of wiskunde), maar tussen de geboorte met deze aanleg en de prestaties, de daden, van de beroemde violist (of dichter of ingenieur) is het nog een lange weg te gaan. Tal van (on)mogelijkheden, kansen, invloeden – en de eigen keuzen – zal de baby op zijn of haar pad vinden. Niemand kan het vioolspel, de poëzie, de uitvinding of het winnen op het voetbalveld voorspellen.
In een scherp contrast hiermee gaat het onderzoek waar we het hier over hebben er van uit dat daden in de volwassenheid veroorzaakt zijn en dus voorspeld – hier vooral ook: voorkomen – kunnen worden op grond van fysieke processen en eigenschappen in de vroege baarmoeder. Het neurobiologische model brengt ons op wonderlijke paden.
In dit onderzoek wordt eerst verondersteld en dan geconcludeerd dat de hier werkzame factoren diep in het brein verankerd liggen, zelfs al vanaf de vroegste tijd in de baarmoeder – dus dat het hier gaat om geaardheid, dus niet om keuzen, dus niet om eigen verantwoordelijkheid.
Hier dachten de rechters toch anders over. Alle mensen in deze steekproef zijn veroordeeld op grond van hun daden, waarvoor ze dus verantwoordelijk werden geacht; vanwege zelf gekozen daden dus, niet vanwege gedrag dat automatisch veroorzaakt is door factoren. Zo denkt ook de samenleving erover.
De samenleving …
… wil schade aan kinderen voorkomen. OK, maar dan toch niet door mensen met asymmetrische oren (enz.) te dwingen tot een psychiatrische behandeling.
Evenmin door mensen met pedofiele gevoelens – en eventueel ook daden - te gaan behandelen als een machine die automatisch gedrag veroorzaakt op grond van prikkels en andere factoren.
Het oogt mij dan toch beter om eens met hen te gaan praten als met een medemens, begiftigd gevoelens, maar ook met redelijkheid en geweten, dus aanspreekbaar op de eigen verantwoordelijkheid. Is daar soms hulp bij nodig, biedt die dan aan, niet door ‘ongewenst gedrag uit te doven’, maar door te helpen groeien naar zelf-verantwoordelijk handelen, en
wel in en met de samenleving.
Veroordeel mensen niet om hun oren, maar ook niet om wat zij voelen; kijk naar wat zij doen en laten. Als dat proces van sublimeren goed verloopt, dan krijgt de samenleving prima ouders, onderwijzers, coaches en zo meer die blij zijn met een plekje onder de zon. De kinderen worden dan niet beschadigd; ze worden liefdevol bejegend en verzorgd.
|