Essay # 36Disinformatie door de mediaDisinformatie of desinformatie is het verspreiden van onjuiste informatie, simpel gezegd ‘informatieve misleiding’. Disinformatie kan op allerlei gebieden aan de orde zijn.
Overigens is niet iedereen het er over eens dat het slecht gesteld is met de kwaliteit van de pers. Zo schrijft Frank van Vree, hoogleraar journalistieke cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, dat er goede argumenten zijn voor de stelling
Volgens Van Vree en geestverwanten van hem is de disinformatie-problematiek blijkbaar zelf een vorm van disinformatie. Ze wijzen daarbij onder andere op de opvallend positieve uitkomsten van een Trouw-enquete over de tevredenheid onder burgers over de betrouwbaarheid van de media. Toch lijkt het moeilijk om disinformatie als probleem grotendeels weg te verklaren als weinig meer dan een fata morgana, en dat zullen wij hier dan ook niet doen.
|
(1)
Effectbejag | |
(2)
Hetzes | |
(3)
Propaganda |
We staan bij elke vorm wat uitgebreider stil.
Sinds de opkomst van de commerciële tv-zenders lijken ook de publieke omroepen gevoeliger geworden voor de kijkcijfers. De verdieping lijkt ‘uit’, veel te saai en ‘intellectueel’. Zo schrijft Egbert Dommering
"De programma’s rondom de verkiezing van de Grootste Nederlander laten zien hoezeer de kwaliteit van het openbare debat in Nederland achteruit is gegaan."
(NRC, 20-21 november 2004, Infotainment en het verraad der intellectuelen)"In het zich al weken voortslepende programma onder dezelfde titel, dat als een succesvol programma-format uit het buitenland is komen overwaaien, hebben wij allerlei gerenommeerde intellectuelen kandidaten zien verdedigen als Spinoza, Erasmus, Michiel de Ruyter, Rembrandt, Willem Drees en Willem van Oranje. Maar dus ook Pim Fortuyn.
In de finale zaten onze gerenommeerden weer bijeen voor de camera en zij mochten nog eenmaal hun zegje doen ten bate van de op de short list overgebleven historische helden. In 30 seconden deden deze tot intellectuele dwergen in een entertainmentprogramma gereduceerde hoogleraren, politici en opiniemakers hun best. Leuk debat, maar Pim bleef voor liggen. (...)
De laatste weken hebben de gerenommeerden van alles en nog wat over de vrijheid van meningsuiting beweerd, maar ik heb te weinig gehoord dat de vrijheid van meningsuiting dient om een rationeel openbaar debat van zaken van openbaar belang gaande te houden (...)
(Er is) de gestaag voortschrijdende trend van informatie naar infotainment. Een programma als de Allergrootste Nederlander is er een voorbeeld van. Maar de intellectuelen doen mee, want de nieuwe tijden vragen om een popularisering van cultuurgoederen. Andere vormen zijn het verdwijnen van reflectie en debat uit de publieke omroep. Ook in een crisistijd komt een tv-rubriek als NOVA niet verder dan een een-tweetje tussen twee persoon die geselecteerd zijn op twee contrasterende stereotiepe standpunten. Het moet kort en liefst spannend zijn. Het moet ‘voor of tegen’ zijn, een wedstrijdje net als bij een quiz. Infotainment dus. Er wordt er weinig intellectueel kapitaal gestoken in wat het ankerpunt van het publieke debat zou moeten zijn."
De publieke omroepen lijken zo langzamerhand beheerst te worden door dezelfde soort oppervlakkige ‘emotiecultuur’ als de commerciële zenders. De kwaliteit van de berichtgeving wordt hierdoor aangetast, en daardoor treedt automatisch een vorm van disinformatie op.
Tom Rooduijn schrijft in deze context:
"Achttien jaar geleden beschreef Neil Postman in Amusing ourselves to death hoe de verweving van commercie, nieuws en amusement het media-aanbod domineerde en het publiek op den duur geestelijk zowel als materieel berooide. Postmans werkelijkheid speelde zich elders af – en gold hier niet als verontrustend. Drie jaar na publicatie van het boek begon de commerciële televisie in Nederland. Inmiddels is veel ingehaald: gossiprubrieken staan in vrijwel alle media, het onderscheid tussen informatie en entertainment is diffuus geworden."
(Trivialisering, NRC, 1 april 2004)
Filosoof en onderwijsinnovator Huib Schwab formuleert het als volgt:
"De vrije pers werd altijd als iets wezenlijks gezien voor de democratie, omdat de pers de burgers informeerde, de macht controleerde, en een platform bood aan afwijkende meningen. Zo was het vroeger, maar nu niet meer. Het gaat nu vooral om koop- en kijkcijfers."
(Yoram Stein, Mediaparasieten, Trouw, 3-9-2004)
Martine Borgdorff signaleert deze ontwikkeling eveneens in de serieuze media:
"Een roddel promoveren tot de status van nieuws is inmiddels een beproefde methode. Om de nieuwsgierigheid van het publiek te bevredigen, kijk- en oplagecijfers te vergroten en zodoende de adverteerders te behagen; om de krantenkolommen in de zomerse komkommertijd te vullen of om domweg meer geld te verdienen. (...)
(De lat komt steeds lager te liggen, Trouw, 21 juli 2004)"Ook bij de zogeheten kwaliteitspers is de verdergaande trivialisering van het nieuws te zien. (...)
En ook zonder directe nieuwsaanleiding is er meer aandacht voor roddels dan voorheen. Oud-Privé-medewerker en Boulevard-presentator Albert Verlinde heeft een column in NRC Handelsblad, Trouw heeft een wekelijkse rubriek 'Zij van de Showbizz', de Volkskrant doet aan societynieuws en zelfs het statige NOS Journaal brengt steeds vaker ‘leuke items’. De serieuze media worden geïnspireerd door het succes van programma’s als 'RL Boulevard' en 'Shownieuws', waarnaar ook Nova-publiek en NRC-lezers met plezier blijken te kijken. (...)
Zo komt de lat steeds wat lager te liggen. Waar voorheen een duidelijke grens werd getrokken tussen vaststaande feiten en nieuws-van-horen-zeggen, is die nu een stuk minder eenduidig. Een topambtenaar die in een park betaalde homoseks met minderjarigen heeft? Patrick Kluivert die zich misdraagt? Overspel van een David Beckham? De familieruzies van prinses Margarita? Het houdt ook de serieuze media vaker bezig, al dan niet gelegitimeerd door de ‘maatschappelijke betekenis’ van de zaak. Dat van de genoemde voorbeelden op het moment van publiceren en zelfs achteraf moeilijk is vast te stellen wat waar was, wordt voor lief genomen."
Sjoerd de Jong heeft het over een "angstig respect" voor de low culture (De waarheid liegen, NRC, 27-7-2004)
Kuitenbrouwer stelt zelfs dat er een taboe op relativeren bestaat:
"Vroeger gold het vermogen tot relativeren als een goede eigenschap. Ik hoor het mijn ouders zeggen: ja, dat was een leuk persoon, geestig, intelligent, relativerend. De zaken ruim zien, breed georiënteerd zijn, zodat je dingen met elkaar in verband kunt brengen, oog hebt voor (weer zo’n nostalgisch begrip) de betrekkelijkheid van een en ander. Dat is niet meer zo. Wij leven in een cultuur waarin alles hevig, intens en absoluut is. Voor het moment. Het volgende moment zijn er weer andere dingen hevig, intens en absoluut. Wie geneigd is tot relativeren, heeft dan al twee hevige intense, absolute gebeurtenissen kapotgemaakt, zoals je door melk en wijn te mengen beide bederft."
(Zoom in, zoom uit, HP/De Tijd, 25-4-2003)
Chris van der Heijden brengt het verschijnsel in verband met maatschappelijke ontwikkelingen sinds de jaren ’60:
"Niet langer bepaalt een kleine, invloedrijke groep wat belangrijk is, nee belangrijk is wat de aandacht trekt. Dat gaat zelfs zover dat aandacht en betekenis in toenemende mate parallel lijken te lopen. Vandaar het belang dat alom gehecht wordt aan kijkcijfers, oplagen, bezoekersaantallen en andere feiten die van publieke aandacht getuigen."
(Het leven hangt van kletskoek aan elkaar, Vrij Nederland, 29-5-2004)
Filosoof en socioloog Eric Corijn van de Vrije Universiteit Brussel en co-auteur van het boek Populisme betoogt dat
"de representatieve democratie langs de traditionele partijlijnen door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen – ontzuiling, depolitisering, commercialisering en massamedia, in het bijzonder televisie – fundamenteel van karakter is veranderd. De stijl van politiek bedrijven die daar op aansluit, is het populisme (...)
"De stijl kenden we, maar de absoluut nieuw is de dominante rol van de televisie daarin."
Het plaatst serieuze politici voor een "verscheurend dilemma", zegt hij. "Als ze niet in de massamedia komen, krijgen ze geen stemmen en bestaan ze niet. En als ze wel aan meedoen, worden ze in een format van spelletjes, verkleutering en oneliners geperst waarmee ze hun standpunten geweld aandoen."
(Joop Meijnen, Strijden tegen ‘doodgravers’ Europa: Populisten lijken terrein te winnen bij de Europese verkiezingen, NRC, 10-6-2004)
Willem Breedveld tot slot haalt twee rapporten aan over de rol van de media die allebei stellen dat media en politiek onderworpen zijn aan dezelfde "medialogica" :
"Deze logica brengt met zich mee dat er snel en aan de lopende band nieuws geleverd moet worden, liefst in hapklare brokken waarin in één oogopslag duidelijk is wie de winnaars zijn en wie de verliezers, wie de daders en wie de slachtoffers. Deze medialogica zou er vervolgens verantwoordelijk voor zijn dat de democratie is gaan verschuiven naar een mediacratie. Of zoals de Belg Elchardus zegt: een drama-democratie."
(De waan van de dag, Trouw, 31-12-2003)
Een groot publiek smult kennelijk van sensationele berichten en de media spelen daar steeds vaker op in. Aandacht voor incidenten kan zo ook worden opgeblazen tot ware hypes.
Bas Heijne stelt in Het Margarita-Effect (NRC, 28-2-2004):
"Sinds in Nederland vooral in trefwoorden wordt gedacht, blijkt de grens tussen verbeelding en werkelijkheid uiterst vaag. Er gebeurt iets, er is onmiskenbaar iets aan de hand – en vervolgens slaat de verbeelding op hol. Bij ieder incident worden bijpassende grote woorden gezocht.
Tot nu toe fungeert vooral de journalistiek als aanjager – zinloos geweld, tomeloze politieke corruptie, eerwraak, fundamentalisme en dreigend terrorisme – voor iedere nare gebeurtenis een kapstok te zijn, waardoor opnieuw duidelijk wordt gemaakt dat Nederland (en de rest van de wereld) op het punt staat ten prooi te vallen aan algehele chaos en anarchie, of juist aan fundamentalistisch totalitarisme.
Je moet het niet wagen vraagtekens te zetten bij die instant-emoties; je wordt direct ziende blind verklaard, een struisvogel, een nuttige idioot, een Chamberlain, of, minstens zo erg, een lakei van het establishment. Kijk maar, je ziet dat er toch echt iets aan de hand is?
(... J)e voelt aan alles dat er ook sprake is van een neiging tot hysterische uitvergroting. Ik noem het maar het Margarita-effect: reële incidenten worden het onderwerp van ongeremde speculatie en een magneet voor alle obsessies van de tijdgeest. Wie het waagt twijfels te uiten over de ernst van de zaak, wordt onmiddellijk om zijn oren geslagen met de weinig onmiskenbare feiten die de oorsprong van alle rumoer vormen."
Ook Cornald Maas signaleert:
"TV-makers pompen op, vergroten uit, geven grote betekenis aan zaken die niet zo veel betekenis hebben. Zo dragen ze bij aan een klimaat dat verstikkend is en soms nodeloos kwetsend voor moslims. En op zijn minst presenteren zij ons, juist in een periode waarin er behoefte is aan rust en zinnige analyse, een nogal gechargeerde versie van de werkelijkheid."
(TV-makers vervalsen de werkelijkheid, NRC, 24-2-2004)
Bastiaan Bommeljé maakt zich al evenzeer zorgen om de vervaging van de grens tussen feit en fictie:
"De afstand tussen de ‘kwaliteitspers’ en de ‘populaire pers’ is nooit eerder zo gering geweest. Niemand kan nog serieus beweren dat de media in Nederland ‘linkse’ bolwerken van de ‘intelligentsia’ zijn. Integendeel: het zijn steeds meer speerpunten van de algehele maatschappelijke concurrentie in holle clichés, radicale middelmatigheid, schaamteloze behaagzucht en debiliserende sensatiedrift."
(Nederland staat helemaal niet in brand, NRC, 17 november 2004)
Socioloog Peter Vasterman promoveerde op 12 februari 2004 op het onder werp mediahypes aan de Universiteit van Amsterdam. In een interview met Merel Thie formuleert hij het als volgt:
"Een hype is een mediabrede nieuwsgolf die het gevolg is van een zichzelf versterkend proces waarbij nieuws niet alleen vervolgnieuws genereert, maar ook maatschappelijke gevolgen, die ook weer nieuws opleveren."
(Media worden bij een hype vaak eenzijdig: Socioloog Vasterman over ‘nieuwsgolven’, NRC, 2-1-2004)
De noodzakelijke ingrediënten daarvoor zijn:
een sleutelgebeurtenis, zoals bijvoorbeeld rond de dood van Meindert Tjoelker in 1997. En | |
een gezaghebbend persoon die die gebeurtenis koppelt aan een thema dat leeft in de samenleving. Bij Meindert Tjoelker gebeurde dat toen Cees Bangma diens dood omschreef als 'zinloos geweld’. |
Daarna kan de hype losbarsten. Vasterman concludeerde dat na een aangrijpend incident de ‘nieuwsdrempel’ voor soortgelijke incidenten wordt verlaagd.
"Straatgeweld komt dan sneller op de voorpagina".
Daardoor ontstaat het beeld dat de incidenten steeds vaker voorkomen. Belangengroepen en politici voelen zich dan geroepen om te reageren. En, zegt Vasterman, mensen gaan denken: hee, dat heb ik ook.
"Dat zag je bijvoorbeeld bij de Bijlmerramp. Na elke publicatie over gezondheidsklachten als gevolg van een mogelijk giftige lading van de Boeing, meldden zich nieuwe mensen met klachten. Enige tijd na de sleutelgebeurtenis laten de statistieken dan een daadwerkelijke stijging zien."
En:
"Uit mijn onderzoek blijkt dat tijdens een hype, journalistieke normen minder worden nageleefd. Zo kan er een verkeerd beeld van de werkelijkheid ontstaan omdat incidenten eerder de krant halen. En in hypes wordt de berichtgeving vaak onzorgvuldiger. Als de opwinding groter is, daalt de kritische waarneming. Er wordt meer gebruik gemaakt van anonieme bronnen en de neiging om geruchten te melden is groter. En ten derde, doordat de sleutelgebeurtenis in een vroeg stadium gelabeld wordt, wordt het moeilijk om nog naar andere verklaringen te kijken. Journalisten hebben de zeer menselijke eigenschap te zoeken naar bevestiging van wat zij al denken."
In een artikel van Hanan Nhass voegt Vasterman hier nog aan toe:
"In het geval van Murat D. ontbreken harde feiten. Media konden daardoor het incident gemakkelijk ophangen aan de mislukte integratie en de Turkse cultuur van geweld en eerwraak, een thema dat nu speelt. Vervolgens gaan de journalisten op zoek naar deskundigen die dat verhaal kunnen bevestigen. Deskundigen die wat anders zeggen, dat de moord niet per se eerwraak hoeft te zijn en misschien wel niets te maken heeft met de integratie van allochtonen in Nederland, komen niet aan bod."
(De journalist is steeds meer een aanjager, Trouw, 12-2-2004)
En:
"Een soortgelijk effect zag je ook nadat de Eper incestzaak in de jaren tachtig actueel werd. Het aantal meldingen van seksueel misbruik steeg en ook politici gingen mee in de waan van de dag."
In sommige gevallen gaan hypes over in ware hetzes. Anneke Smelik, Hans van der Veen en Thomas Mertens storen zich zo aan
"de opeenstapeling van meninkjes, hartenkreten en oprispingen. Mensen geven hun kijk op gebeurtenissen ten beste zonder zich ook maar even de tijd te gunnen na te denken over het effect van hun woorden. (...)
(Stop cynisme in de media, NRC, 17-12-2004)"Nog erger dan deze hijgerige meninkjesjagerij is de cynische toon die menig artikel en debat domineert. Het lijkt in Nederland, vooral onder columnisten en commentatoren, een sport te zijn om zo grof en vuilgebekt mogelijk te zijn. En dus schilderde columnist Theo van Gogh moslims steevast af als ‘geitenneukers’, betitelt Volkskrant-boegbeeld Jan Blokker een Tilburgse imam als ‘achterlijk en belachelijk’ en portretteert HP/De Tijd burgemeester Cohen als ‘de laatste softie’.
Lachen? Nou, nee, eigenlijk niet.
Het mag misschien niet stoer zijn om te ageren tegen grove taal maar we doen het toch. Omdat we oprecht zijn over de tendens van elkaar afzeiken en kritiseren.
Cynisme leidt tot versterking van de wij-tegen-zij-cultuur. De ander wordt niet langer beschouwd als gesprekspartner, maar als kop van Jut."
Mohammed Benzakour zegt in dit verband:
"Moslims mogen in de krantenkolommenen actualiteitenrubrieken langdurig blootgesteld worden aan ideologisch geconditioneerde simplificaties en verdachtmakingen, terwijl onder luid applaus parlementair goedgekeurde moslimvreters de eigen pathologische preoccupaties onafgebroken kunnen botvieren. Vrijheid van mening heet dat."
(Het zijn geen normale tijden, en daarom blijft het stil aan de moslimkant, NRC, 1 & 2 mei 2004)
Journalisten gaan meestal niet zo ver dat ze expliciet aanzetten tot haat en geweld, hoewel ook dit fenomeen voorkomt. De nazi’s hadden zo hun antisemitische krant Der Stürmer en in Rwanda bestond een radiozender (RTLM) die opriep tot genocide (Rob Vreeken. Pers schuldig aan genocide?, De Volkskrant, 3-11-2003) .
In individuele gevallen, zoals dat van popster Michael Jackson of wethouder Rob Oudkerk zijn de gevolgen trouwens al rampzalig genoeg. Huib Schwab vergelijkt de affaire-Oudkerk zelfs met een Griekse tragedie (Yoram Stein, Affaire-Oudkerk is Griekse tragedie, Trouw, 21-1-2004)
Het ligt voor de hand dat journalisten bewust of onbewust hun politieke visie op de wereld laten doorklinken in hun verslaggeving. Zolang er voldoende objectiviteit wordt betracht en een verscheidenheid in interpretaties gegarandeerd wordt, hoeft dit geen probleem te vormen. Het wordt echter anders als bepaalde feiten niet gemeld of juist overbelicht worden, omdat dit in het belang van een bepaalde partij, politieke stroming of machthebber is.
Een recent voorbeeld is de berichtgeving rond de oorlog in Irak. Onder zowel voorstanders en tegenstanders van deze oorlog is sprake geweest van disinformatie.
De New York Times gaf op 26 mei 2004 bijvoorbeeld publiekelijk toe dat
"verschillende nieuws-makende reportages tussen 2001 en 2003 over Saddam Hussein's massavernietigingswapens onjuist en onvoldoende geverifieerd waren geweest"
(Marc Chavannes, Waarom bent u er zolang ingetrapt? The New York Times vereffent Irak-rekeningen en oogst kritiek, NRC, 25-5-2004).
Volgens The American Prospect is er overigens sprake van een zwarte lijst van het Witte Huis en het Pentagon waarop nauwkeurig wordt bijgehouden welke journalisten geneigd zijn tot volgzaamheid en welke tot scherpe kritiek (Marco Visscher in Ode, juni 2003)
J.H. Sampiemon van NRC Handelsblad noemt het taalgebruik van George W. Bush in dit verband "Orwelliaans", toen deze in zijn State of the Union-verklaring letterlijk zei:
"Vanavond heb ik een boodschap voor de mannen en vrouwen die de vrede zullen bewaren. De leden van Amerika’s strijdkrachten."
De boodschap was dat de oorlog onherroepelijk en snel naderbij kwam – oorlog die volgens Bush vrede is. (J.A.A. van Doorn, Orwell’s nachtmerrie, HP/De Tijd, 27 juni 2003)
Werd er door Pim Fortuyn en zijn aanhang tot voor kort vaak gerept over een Linkse Kerk die de Nederlandse media in zijn greep zou houden, in de VS is er in ieder geval sprake van een ruk naar rechts in de media, in de vorm van Fox News, een 24 uur per dag uitzendende nieuws-tv-zender. Fox News werd in 1996 opgericht door mediamagnaat Rupert Murdoch. Ook is er het fenomeen van de conservatieve talk-radio (Menno de Galan, We hebben onze vuist gebald in een wespennest, NRC Magazine, oktober 2003).
Anderzijds werd redacteur Alain Hertoghe van de Franse katholieke krant La Croix op straat gezet doordat hij in zijn boek La Guerre à Outrance wees op de eenzijdige Franse verslaggeving rond de oorlog in Irak. Zo werden de leiders van de coalitie consequent omschreven als "gewelddadig, imperialistisch, fundamentalistisch en onredelijk" (Franse journalist raakt baan kwijt door Irak-boek, Trouw, 30-12-2003
Ook Al-Jazeera is niet altijd objectief, zegt Joris Luyendijk:
"Talkshows hebben disproportioneel vaak anti-Westerse invalshoeken en nemen veel te weinig tijd om de in het Midden-Oosten zo welig tierende complottheorieën overtuigend te weerleggen. Ook zit er te zelden een analist die het Westerse of Amerikaanse standpunt nuchter neerzet. Hoe beïnvloedt de greep van de zionisten op de Westerse politiek het Amerikaanse moederland? Kijk vanavond naar ‘Meer dan één mening’"
(Televisie is Propaganda: Hoe de Arabische satellietkanalen de publieke opinie steunen, NRC, 29-9-2001)
Er is een aantal voorstellen gedaan om de kwaliteit van de berichtgeving van de media te verbeteren. Daarbij past overigens direct al een nuancering. Gemakshalve wordt steeds weer van ‘de media’ gesproken, maar in feite is dit natuurlijk een abstractie voor alle mogelijke kranten, tijdschriften, tv-programma’s, radioprogramma’s, etc. Kritiek op ‘de’ media kan dus moeilijk op alle individuele informatieve kanalen of journalisten slaan, zoals o.a. Frits van Exter van Trouw en H.J.A. Hofland van NRC-Handelsblad benadrukken.
Er worden in het maatschappelijk debat minstens vier benaderingen voorgesteld:
(1) Genoegen nemen met de ontwikkelingen | |
(2) Regulering door de overheid | |
(3) Zelfregulering door de journalistiek zelf | |
(4) Het uitbreiden van de verslaggeving naar de gewone burgers |
Deze mogelijkheid wordt slechts incidenteel genoemd. Zo schrijft Chris van der Heijden:
"Een werkelijke democratische samenleving kan tegen een dergelijke ontwikkeling moeilijk bezwaar aantekenen. Het is immers conform haar principes: de meerderheid bepaalt. Die doet wat ze wil en de minderheid mag blij zijn als er voor haar een plekje overblijft. Dit laatste is, gelukkig, het geval.
(Het leven hangt van kletskoek aan elkaar, Vrij Nederland, 29-5-2004)"Je hoeft niet naar Idols te kijken, over Mabel te lezen, je hoeft Rambo IV niet te zien, er verschijnen genoeg boeken over de betekenis van het vroege christendom in het Romeinse Rijk, de kennistheorie van Kant of het seksuele leven van de slak in de sloot van Maartensdijk om je niet verplicht te voelen mee te doen.
De veelgehoorde conclusie op basis van voorgaande constateringen dat de wereld naar de verdommenis gaat (...) lijkt dan ook overdreven. In ieder geval is het zinloos. Laat mensen vooral Idols kijken, Mabelgaten, Margarita volgen. Zolang maar niet iedereen er toe gedwongen wordt."
Het is denkbaar dat de media in hoge mate gecontroleerd worden door de overheid, maar dit bergt een groot gevaar in zich, namelijk dat de vrijheid van meningsuiting of persvrijheid wordt aangetast.
Een recent voorbeeld wordt gemeld door journaliste Lilli Gruber die in een belangenconflict raakte met Berlusconi zodat ze ontslag nam, na 20 jaar voor de RAI te hebben gewerkt. Ze schrijft
"Het belangenconflict van premier Silvio Berlusconi heeft geleid tot een homogenisering van het denken ten dienste van de meerderheidsregering, zoals dat nog nooit eerder het geval is geweest. (...)
(Bas Mesters, Berlusconi schaadt Italië, NRC, 12-5-2004)"De pogingen tot censuur waren aan de orde van de dag. Toen ik in het journaal de wet-Gaspari over de hervorming van het radio- en televisiesysteem heb omschreven als ‘de bediscussieerde wet-Gaspari’ ben ik zeer hard tot de orde geroepen door mijn hoofdredacteur. En dat terwijl ik niet eens de term discutabele, maar bediscussieerde gebruikte voor een wet die nota bene zelfs door de president van Italië Carlo Azeglio Ciampi was teruggestuurd naar het parlement, omdat hij ongrondwettelijk was.
Als zo’n woordje al tot problemen leidt, kun je je voorstellen dat er dagelijks over veel meer pogingen tot censuur strijd is gevoerd. Het meest recente voorbeeld vertel ik met een glimlach, omdat het van een onbegrijpelijke stupiditeit is. Toen Berlusconi in het journaal sprak over Italianen die op vredesmissie in het buitenland zijn, noemde hij als voorbeeld Oost-Timor. Helaas was die al vier jaar geleden afgerond. Deze blunder mocht niet worden uitgezonden en is weggesneden."
Er zijn trouwens wel maatregelen van de overheid denkbaar die juist positief kunnen uitwerken voor de persvrijheid. Althans wel volgens Martijn van Dam, kamerlid voor de PvdA:
"De politiek heeft veel te lang koudwatervrees gehad als het om de geschreven pers gaat (...) Ook het beleid van staatssecretaris Van der Laan van mediabeleid getuigt daar volgens Van Dam nog van. (...)
(Lex Oomkes, Overheid moet kranten durven steunen, Trouw, 24-2-2005)"Het is net als bij het innovatiebeleid. Daar steunen en verleiden we ondernemers met bijvoorbeeld fiscale kortingen. Zonder die vorm van staatssteun zou het innovatiebeleid slecht van de grond komen. Waarom zouden we dergelijke staatssteun niet kunnen bieden bij voor onze democratie zulke wezenlijke zaken als kranten?
Ik zie niet in waarom de politiek niet over steun zou kunnen nadenken als we wel omroepen voor radio en televisie subsidiëren. Dat de onafhankelijkheid van de pers daarmee in gevaar komt, is echt een achterhaald idee. (...)
Maar steun is niet het eerste waar Van Dam aan denkt. Hij wil naar een vorm van toezicht, waarbij concerns wat uit te leggen hebben als er een titel wordt geschrapt: 'De dagbladenmarkt is een heel speciale markt, waar alleen een bedrijfseconomisch geïnspireerd toezicht als van de NMa niet voldoet. Ik wil er naartoe dat het Commissariaat van de Media straks een veel breder toezicht kan gaan houden'."
Staatssecretaris Medy van der Laan zelf benadrukt met name dat zowel pers als politiek er baat bij zou hebben als er in het publieke debat een grotere veelzijdigheid van meningen te horen is:
"Het lijkt wel of de media, en dus de journalisten, min of meer dezelfde waarden en normen hanteren. Of ze allemaal met hetzelfde vingertje in dezelfde richting wijzen.
(Vergroot de concurrentie van de moraal, NRC, 15-9-2004)"We moeten niet alleen kijken naar kwaliteit, maar ook naar pluriformiteit. Daarbij gaat het doorgaans om economische concurrentie. Maar het zou ook moeten gaan om de concurrentie van de moraal, om de competitie van opinies. Ik vind dat de media bij uitstek een platform zijn waarop verschillende meningen tegen elkaar ten strijde trekken. Waar de veelzijdigheid van ons land, met al zijn culturen, verschillende achtergronden, perspectieven en belangen, goed tot haar recht komt."
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bracht 2 februari 2005 een advies uit:
"Nieuwsvoorziening, opinievorming, amusement en kunst en cultuur – dat zijn de functies die de media moeten vervullen. Niet amusement, maar nieuws, achtergrond en opinie horen vooral bij de publieke omroep thuis.
(Stel functies centraal in mediabeleid, Trouw, 3-2-2005)(...)
"In het publieke bestel kunnen wat de WRR betreft daarom zowel publieke als private organisaties programma’s uitzenden. Pas als een van de functies niet goed aan bod komt, moet de overheid ingrijpen.
Wordt deze manier van beleid maken toegepast op de publieke omroep, dan zal de nieuwsvoorziening, zoals het NOS-journaal, in handen blijven van een onafhankelijke, met publiek geld gefinancierde organisatie. Maar opinievorming, achtergronden en debat horen meer thuis bij maatschappelijke organisaties, aldus de WRR. Er moeten nieuwe toetredingseisen voor het bestel komen, ook voor de bestaande omroepen. (...)
De WRR bepleit één instituut dat erop let of alle functies nog aan bod komen. (...)
De omroepen vinden dat de WRR te weinig vanuit de ‘werkelijkheid van gebruiker en samenleving’ denkt, meldden ze in een gezamenlijke verklaring. Wel onderschrijven ze de grondgedachte dat het beleid zich moet concentreren op de maatschappelijke functies van de media."
Minister Donner van justitie stelt dat de journalistiek onzorgvuldig te werk gaat
(Citaten: Donner: Correcte weergave nieuwsfeiten niet meer vanzelfsprekend, Trouw, 4-5-2004):
"Door sensatiegericht te schrijven over twisten, maatschappelijke dreigingen en falende overheden, wakkert de journalistiek angst en achterdocht in de samenleving aan. (...),
en:
"Berichtgeving schept een eigen wereld die de echte kan verdringen en zo reputaties kan maken of breken, levens kapot kan maken, mensen kan verhogen of ten val brengen, de maatschappelijke ontwikkeling kan bepalen en bron kan zijn van onrust en oorlog."
Handelen op basis van zulke onjuiste berichtgeving zou zorgen voor:
"toenemende tegenstellingen in de samenleving, waardoor solidariteit verzwakt, angst en onzekerheid groeien en de sturing door de overheid steeds moeilijkheid wordt."
Maar Donner voegt hier aan toe:
"Wat de overheid omwille van de persvrijheid nog niet heeft gedaan, moet de pers zelf doen (...) Zo’n zelfregulering zou moeten bestaan uit het bewustzijn van de eigen verantwoordelijkheid. Ook moeten journalisten niet schromen om, wanneer nodig, publiekelijk verantwoording af te leggen.
Een vorm van zelfregulering betreft de goede afhandeling van klachten. Merel Thie geeft aan hoe je in Nederland je recht kunt halen als je vindt dat je door media beschadigd bent (Voor correctierubriek is nu vergrootglas nodig, NRC, 25-2-2005):
De raad voor de journalistiek beoordeelt klachten schriftelijk en houdt soms hoorzittingen. Het aantal klachten stijgt. Vorig jaar moesten er extra zittingen worden ingelast. In totaal deed de raad toen 100 uitspraken (in 2003 waren dat er 70). De raad kan geen sancties opleggen. | |
Bij de rechtbank kan op een aantal gronden bezwaar worden gemaakt tegen een onrechtmatige publicatie. Bijvoorbeeld omdat die onnodig grievend of beledigend is, of omdat er onjuiste of misleidende feiten in staan. | |
Sinds 2002 zendt de VARA het programma De leugen regeert uit; over ‘halve waarheden en tegenstrijdigheden in de media’. Het eerste seizoen werd het uitgezonden rond elf uur ’avonds, nu staat het op prime time geprogrammeerd; om half negen op vrijdagavond. Gemiddeld keken in 2004 ongeveer 400.000 mensen. | |
Verschillende kranten hebben de afgelopen jaren hun correctierubrieken uitgebreid en laagdrempeliger gemaakt. Deze krant [NRC] kreeg er twee nieuwe rubrieken bij over de werkwijze van de krant. De lezer schrijft, de krant antwoordt waarin de hoofdredactie lezersbrieven beantwoordt en een rubriek waarin buitenstaander Piet Hagen de verslaggeving beoordeelt. |
Communicatiewetenschapper Otto Scholten vindt de trend dat media hun eigen functioneren onder de loep nemen, moet worden voorgezet. Bijvoorbeeld door de oprichting van een ‘nieuwsmonitor’, een onafhankelijk, wetenschappelijk instituut dat onderzoek doet naar het functioneren van de media:
"Dat moet leiden tot zelfregulering, waarbij media tegelijk beter moeten worden in zelfkritiek. Scholten ziet heil in deze aanpak. Angst dat de onderzoeken met een welwillende glimlach in de bureaula verdwijnen, heeft hij niet.
'De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor uitglijers in de media. Ook bij journalisten zelf. Dat past in de huidige maatschappelijke ontwikkeling van verantwoording afleggen. Geen krant of nieuwsprogramma kan het zich permitteren helemaal niets met kritiek te doen.(...)'."
(Martine Borgdorff, Een onmogelijke opgave, Trouw, 14-5-2004)
Scholten heeft ook eenvoudiger tips om de objectiviteit van de media te vergroten. Kranten moeten bijvoorbeeld maar eens kritisch naar hun medewerkersbestand kijken.
"Het wemelt van de columnisten in de media. De columnistenziekte noem ik dat. En die columnisten worden in tv-programma’s weer opgevoerd als deskundige. Pure gemakszucht. Als al die ruimte en zendtijd gebruikt zou worden voor feitenonderzoek, zou de kwaliteit van de journalistiek al met sprongen omhoog gaan. Daar is geen onderzoeksinstituut voor nodig."
Alexander von Schmidt benadrukt het belang van normen als redelijkheid en fatsoen:
"Mensen die willen spreken of schrijven in de media, moeten begrijpen dat dat op redelijke en fatsoenlijke wijze moet. Natuurlijk mag je een heel andere mening hebben dan een ander, maar dat is geen reden om die ander af te branden. De opvatting van de ander mag uiteraard bekritiseerd worden, maar dan met zo objectief mogelijke argumenten die de discussie verder helpen (en dus niet met subjectieve beledigingen die de discussie uitsluiten).
(Krant geen vrijplaats voor frustratie of hetze, Trouw, 5-5-2004)"De media kunnen een belangrijke bijdrage leveren door duidelijk uit te dragen waar ze voor staan. Kranten kunnen aan hun lezers duidelijk maken dat zoiets als een opiniepagina voor het bevorderen van rationele discussies over actuele vraagstukken is en dat onfatsoenlijke brieven en reacties niet worden geplaatst, omdat een krant niet een vrijplaats is voor persoonlijke frustratie of het voeren van hetzes."
PvdA-leider Wouter Bos bepleit zogeheten Slow Journalism:
"Gewoon iets meer tijd nemen om kwaliteit te bieden om van die kwaliteit te genieten"
(Media en Politiek houden elkaar in de houdgreep, Trouw, 4-2-2005)
Het internet biedt iedereen met een pc + aansluiting en een gezond verstand de mogelijkheid om meningen te ventileren en individueel of collectief tegenwicht te bieden tegen vigerende opvattingen of de waan van de dag. Te denken valt aan de zogeheten weblogs maar ook aan websites zoals Tegenwicht (met weblog), of de links georiënteerde Indymedia.nl. John Lloyd noemt in dit verband het begrip "civic society" – burgers die zich samen verantwoordelijk voelen voor hun samenleving (De verbeelding wordt door media geclaimd, NRC, 9-7-2004)
Er bestaat overigens wel wantrouwen tegen internet. Zo meent Robert McHenry, oud-hoofdredacteur van de Encyclopaedia Brittanica :
"Het is nu eenmaal zo dat internet die een aansluiting neemt onmiddellijke toegang verschaft tot alle informatie maar ook tot alle desinformatie, tot alle weloverwogen oordelen maar ook tot alle dwaze vooroordelen die de mensheid tot dusverre heeft weten te digitaliseren. Wij, de gebruikers die niet uitsluitend online maar ook in de wereld leven, moeten op de één of andere manier dan maar door deze terabytes aan gegevens waden en de ene soort van de andere zien te onderscheiden."
(Het slagveld van de waarheid, NRC, 24-12-2004)
Laurens Mommers, verbonden aan het centrum voor recht in de informatiemaatschappij van de Universiteit Leiden schetst een ander beeld:
"Broodje aapverhalen zijn van alle tijden, en verschijnen ook nog steeds met enige regelmaat in dagbladen. Via geen ander medium dan via internet kan zo’n gerucht of sage zo gemakkelijk worden ontkracht. Voor bijna elk verzonnen verhaal dat op het wereldwijde web circuleert, vindt men de weerlegging inclusief ontstaansgeschiedenis gemakkelijk terug."
(Internet is geen vals medium: Het is informatief en ontkracht broodje-aap-verhalen, NRC, 11-1-2005)
Weblogs oftewel blogs zijn logboeken die mensen (bloggers) op internet bijhouden met hun persoonlijke opmerkingen waar iedereen kennis van kan nemen.
Paul Belien wijst op het zogeheten Rathergate dat door middel van weblogs aan het rollen is gegaan:
"Centraal staat de invloedrijke journalist Dan Rather, al vele jaren presentator van het actualiteitenprogramma 60 Minutes op de tv-zender CBS. Rather presenteerde op 8 september documenten die hem door een ‘zeer betrouwbare bron’ waren toegespeeld. Uit die documenten bleek dat president George W. Bush zich begin jaren ’70 tijdens zijn dienstplicht in de Nationale Garde aan zijn verplichtingen had onttrokken. Bovendien zou hij daarbij van hogerhand zijn beschermd. De papieren waarmee Rather zwaaide waren, zo hield hij de kijkers voor, officiële documenten uit die periode. Andere media namen dit nieuws over. CBS en 60 minutes hebben immers een uitstekende reputatie.
(‘Rathergate’ en de oude media, NRC, 7-10-2004)"Maar al een paar uur later schreven bloggers op internet dat dit niet waar kón zijn. Mensen die alles wisten van typemachines in de jaren ’70 constateerden dat het lettertype op de papieren die Rather toonde, dertig jaar geleden niet bestond op typemachines. Ook werden er in de documenten superscripts (boven de regels geplaatste tekens) gebruikt die in de vroege jaren ’70 in die vorm evenmin voorkwamen.
Rather hield vast aan zijn scoop en deed de bloggers af als amateurs. Een woordvoerder van CBS noemde ze denigrerend "kerels thuis die in hun pyjama stukjes schrijven" – heel wat anders dan de professionele journalisten van CBS.
Op internet gingen steeds meer bloggers zich ermee bemoeien en vervolgens sijpelde dit door in de traditionele media.
Uiteindelijk wist heel Amerika dat het om valse documenten ging. Alleen Rather bleef het tegendeel volhouden, tot ook CBS op 20 september gedwongen werd te erkennen dat de documenten vals waren en dat de zender zich had laten misleiden."
Volgens Marc Chavannes (Drukte rond de dorpspomp, NRC, 10-1-2005) nam het aantal Amerikanen dat een persoonlijk weblog bijhoudt met 58 procent toe tot 8 miljoen. Volgens een onderzoek van het Pew Internet en American Life Project lezen 32 miljoen Amerikanen (een kwart van alle internetgebruikers) weblogs. Chavannes stelt:
"De gevolgen voor traditionele kranten en omroepmedia zijn nog niet te overzien. Wel is duidelijk dat de politiek gemotiveerde bloggersbrigade de klassieke journalistiek niet alleen tot verantwoording dwingt, maar ook in diskrediet brengt."
Er zijn dus volop manieren om tegenwicht te bieden aan disinformatie.