Start Weblog Inhoud Wat is nieuw English

Tegenwicht Opiniestuk # 42

Mensen en andere dieren

Op weg naar grote veranderingen

When a human kills an animal for food, he is neglecting his own hunger for justice.

Isaac Bashevis Singer

Zelfs tegenstanders van de biologische evolutietheorie erkennen dat de mens een dier is. Een speciaal dier, door zijn intelligentie, zelfbewustzijn, taal, cultuur, e.d., maar hoe dan ook een dier.

We delen allerlei lichamelijke kenmerken met talloze andere diersoorten, zoals dat ons lichaam is opgebouwd uit cellen die zijn ‘geprogrammeerd’ door erfelijk materiaal, of dat we voedsel, water, zonlicht en zuurstof nodig hebben om te overleven, of dat we gebruik maken van geslachtsgemeenschap om ons voort te planten, en onze jongen zogen, of dat we zintuigen hebben, een zenuwstelsel en een motorisch apparaat. 

Ook psychisch komen we in veel opzichten overeen met dieren, zeker met andere zoogdieren. Zo kennen we pijn en genot, en gevoelens zoals angst, verdriet, vreugde en liefde. Net als andere dieren kunnen we associatief denken in beelden en ook onze intelligentie en ons gebruik van werktuigen kent belangrijke parallellen in de dierenwereld. Mensapen en dolfijnachtigen lijken zelfs een vorm van zelfbewustzijn te vertonen.

Het grote twistpunt is dan ook niet zozeer of mensen dieren zijn en van alles met andere dieren gemeen hebben, maar vooral wat dit in morele zin zou moeten impliceren voor onze houding tegenover mededieren.

Respect voor andere soorten

Eén van de antwoorden op deze vraag komt uit de traditioneel christelijke hoek. Wij mensen maken net als andere dieren onderdeel uit van een goddelijke schepping (we vormen er de ‘kroon’ op), en we hebben de taak om die schepping zoveel mogelijk in stand te houden. Dit impliceert vooral een verantwoordelijkheid voor de soorten die God geschapen heeft. Het is de bedoeling dat die niet uitsterven en dat er meer dan voldoende exemplaren van de afzonderlijke soorten in leven blijven.

Een vergelijkbare houding zie je bij natuurbeschermingsorganisaties zonder specifiek religieuze achtergrond. De natuurlijke verscheidenheid aan soorten is ook voor hen ontzagwekkend en kostbaar en verdient daardoor eerbied. Wat eenmaal verdwijnt, komt immers nooit meer in die vorm terug. 

Stel dat we dit criterium van natuurbescherming hanteren, hoe brengen wij mensen het er dan vanaf? Over het algemeen niet zo best. Veel diersoorten lopen ernstig gevaar, door een keur aan menselijk wangedrag zoals overbevissing, jacht op beschermde dieren, illegale handel in exotische dieren, milieuvervuiling, overbevolking en de ontbossing van regenwouden.

Last van milieuvervuiling

Als God ooit rekenschap komt vragen aan de mens als rentmeester, dan zal Zijn oordeel vermoedelijk niet al te gunstig uitvallen.

Natuurbescherming is niet hetzelfde als dierenbescherming

Een tweede houding komt er op neer dat je niet zozeer kijkt naar natuurbehoud, maar naar de belangen van concrete individuele dieren. Deze dierenbescherming komt in de praktijk lang niet altijd overeen met natuurbescherming. Dat wil zeggen dat zelfs waar de mens zijn uiterste best lijkt te doen om soorten te beschermen, dit funest kan uitpakken voor individuele dieren.

Allereerst richt natuurbescherming zich primair op het overleven van hele soorten, zodat wanneer het weer goed lijkt te gaan met een bepaalde diersoort, de leden daarvan geen consideratie meer hoeven te verwachten van natuurbeschermers. Dit zien we momenteel bijvoorbeeld bij de walvissen en zeehonden: doordat deze voorheen ernstig bedreigde diersoorten weer sterk groeiende, gezonde populaties vertonen, is er volgens velen geen principieel bezwaar meer tegen het beperkt, gecontroleerd hervatten van de jacht. Zelfs jonge dieren hoeven in principe niet meer gespaard te worden als het je uitsluitend om de soort te doen is.

Dit geldt al helemaal voor zwakkere dieren die vanuit een biologisch oogpunt geen bijdrage meer kunnen leveren tot de soort en de genenpool in theorie zelfs kunnen aantasten als ze in leven blijven en zich voortplanten. Zo pleitten biologen er enkele jaren geleden voor dat er gestopt zou worden met de opvang van zieke zeehonden in Pieterburen, aangezien de soort allang weer hersteld was en het vanuit natuurbeschermingsoogpunt volgens hen geen zin meer had om juist zwakkere dieren er bovenop te helpen.

Voorts is er ook nog het absurde fenomeen dat menselijk natuurbeheer zélf tot grote problemen voor de betrokken dieren kan leiden. We kennen in Nederland wat dit betreft bijvoorbeeld het geval van de Oostvaardersplassen:

"Jaren geleden besloot Staatsbosbeheer hier enkele tientallen wilde heckrunden, konikpaarden en edelherten los te laten die door te grazen het moerasgebied aantrekkelijk zouden maken voor de vogels. Inmiddels leven er meer dan 3000 van deze grote grazers en woedt volop de discussie of het tijd wordt om een deel af te schieten of de prikpil te geven, om te voorkomen dat ze de hongerdood sterven. Staatsbosbeheer verzet zich daar fel tegen: verhongering is gewoon de wijze waarop de natuur de sterke exemplaren selecteert. Maar de Oostvaardersplassen zijn niet een stukje Afrika in de polder. Het is een park met een hek eromheen. Wat nou oernatuur - de dieren kunnen niet eens het voedsel achterna. Ze zijn neergezet op een plek waar ze niet meer thuishoren , waardoor we nu voor een onmogelijke keuze staan tussen verhongering en de kogel."  
(
Echte natuurbescherming gaat verder dan korenwolven en heckrunderen, Trouw, 16 september 2005)

In dit geval was minister Veerman zelf overigens tegen de diervriendelijke oplossing van de prikpil, want 

"geboortebeperking als beheersmaatregel gaat in tegen het principe van natuurlijke selectie en werkt daardoor verstorend op de natuurlijke ontwikkeling van de populatie." 
(Zie 'Sterfte van dieren natuurgebied niet nodig', Arjen Schreuder, NRC 13 juli 2005)

En Staatsbosbeheer redeneerde: 

"Er zijn relatief veel dieren gestorven, maar de populaties zijn als geheel niet in gevaar gekomen. Een noodscenario zoals bijvoeren was dus niet nodig." 
(Arjen Schreuder: We moeten leren van de natuur af te blijven: Door natuurlijk beheer verhongeren dieren in de Oostvaardersplassen; NRC, 13 juli 2005)

Faunabescherming

Vaak pakt natuurbescherming trouwens wel goed uit voor de betrokken individuele dieren. Zo meldt een berichtje in het NRC van 15 juni 2004 dat 200 vrijwilligers in twee jaar tijd 45.000 padden, boomkikkers en salamanders verkeerswegen overgezet hebben, om te voorkomen dat de dieren door het verkeer werden doodgereden.

Bovendien hebben we in Nederland Stichting De Faunabescherming ( < http://www.faunabescherming.nl/ >  ), een dierenbeschermingsorganisatie die zich richt op de belangen van in het wild levende dieren. Ondanks alle nadruk van natuurbeschermers op de belangen van soorten, blijven sommigen zich gelukkig toch inzetten voor individuele dieren in het wild.

De stichting draagt alternatieven voor de jacht aan. Zo probeert zij er alles aan te doen om het welzijn van in het wild levende dieren te verbeteren, bepleit zij een zo spoedig mogelijk verbod op alle vormen van plezierjacht en een verbetering van de wetgeving.

(Zie ook: Natuurbescherming versus dierenbescherming)

Het individuele dier

De Faunabescherming is een dierenbeschermingsorganisatie die opkomt voor belangen van individuele dieren. Anders dan bij organisaties voor natuurbehoud gaat het haar dus niet primair om het behoud van soorten, maar om het welzijn in de psychologische zin, een begrip dat alleen betrekking kan hebben op concrete dieren en niet op de abstractie van een diersoort.

In het Westen hebben we wat dit betreft een extra grimmige traditie, namelijk de invloedrijke ‘wetenschappelijke’ theorie dat dieren geen gevoel of subjectieve ervaringen hebben. Het is de erfenis van René Descartes die dieren als een soort robotjes beschouwde 

(Zie: http://www.animalfreedom.org/paginas/column/titusrivas9.html en 
Het spook van Descartes; Peter Henk Steenhuis, Trouw 20 juli 2004.)

Ook tegenwoordig zijn er nog invloedrijke voorstanders van de hoofdmoot van deze theorie, zoals de Nederlandse biopsycholoog Bob Bermond, die stelt dat alleen mensapen en dolfijnachtigen bewustzijn hebben en dat de rest van de dierenwereld geen subjectieve gevoelens of gedachten kent 
( < http://www.animalfreedom.org/paginas/column/pijnlijden.html > ).

Als dieren niets kunnen ervaren, geen subjectieve ervaringen hebben, dan kan er ook helemaal geen probleem meer zijn als je dieren gebruikt voor menselijke doeleinden. Dierenbescherming (in een andere betekenis dan natuurbehoud) slaat dan ook meteen nergens meer op.

Ook al werd de theorie eeuwenlang aangehangen door veel westerse intellectuelen, er zijn van oudsher gelukkig maar weinig ‘gewone’ mensen geweest die er echt in mee gingen. Het is een akelig voorbeeld van de manier waarop de wetenschap volledig de plank mis kan slaan en daardoor niet meer maar juist beduidend minder inzicht in de werkelijkheid verschaft dan men daarvoor al had.

Al snel na haar formulering werd de theorie van dieren als gevoelloze robots ontmaskerd als een rationalisatie, als een vrijbrief om alles met dieren uit te kunnen spoken wat je met mensen juridisch gezien niet mag doen. Elk respect voor het individuele dier als meer dan een knappe lichamelijke machine kon voortaan immers achterwege blijven. Mensen konden dieren in het vervolg bijvoorbeeld zonder gewetensbezwaren levend opensnijden voor experimentele doeleinden.

Sinds de opkomst van de biologische evolutietheorie van Charles Darwin is het ook voor de meeste natuurwetenschappers bizar geworden om te ontkennen dat dieren gevoelige wezens met subjectieve ervaringen zijn. We stammen namelijk zelf af van dieren en het is erg onwaarschijnlijk dat we alleen lichamelijk aan hen verwant zijn.

Overigens betekent het onderkennen van de geestelijke overeenkomsten tussen mensen en andere dieren niet dat men een materialistisch wereldbeeld moet aanhangen. Als je er van uitgaat dat er een onstoffelijke menselijke ziel bestaat, vind je het alleen maar waarschijnlijker dat zoiets ook bij dieren voorkomt. 

Zodra men erkent dat dieren een innerlijk leven hebben, van onder meer gevoelens en verlangens, dan moet je ook erkennen dat ze belangen hebben die geschaad of gediend kunnen worden. Je kunt ze dan in ieder geval niet langer uitsluitend behandelen als objecten, omdat ze op de eerste plaats subjecten zijn. Dieren die meer zijn dan gevoelloze robots hebben er daarom recht op dat we rekening met hen houden.

Bio-industrie versus biologische veeteelt

Macaber genoeg zie je in het Westen sinds de 20e eeuw juist dat de oude tendens om dieren te herleiden tot zielloze dingen alleen maar is toegenomen. Gedreven door economische motieven, zijn er zo allerlei takken van bio-industrie ontstaan, dat wil zeggen vormen van intensieve veehouderij waarin dieren zoveel mogelijk moeten produceren tegen zo min mogelijk kosten. Dit komt onder andere neer op een zo klein mogelijke behuizing, en zo min mogelijk aandacht voor de behoeften van dieren om hun natuurlijke gedrag te vertonen.

Hierbij maakt men gebruik van allerlei nieuwe technieken die de afstand tussen boeren en hun dieren vergroten. Je hebt tegenwoordig bedrijven met vele duizenden productiedieren die hun hele leven op stal blijven en tot het moment dat ze naar het slachthuis worden vervoerd nooit het zonlicht te zien krijgen. 

Naast de minimale leefruimte en het gebrek aan mogelijkheden om natuurlijk gedrag te vertonen, worden de dieren ook nog zonder verdoving blootgesteld aan pijnlijke ingrepen zoals het afbranden van snavels bij kippen of de castratie van jonge biggen. Moederdieren worden in de meeste gevallen al snel na de geboorte gescheiden van hun jongen.

De landbouwhuisdieren zijn vaak kreupel als ze uiteindelijk naar het abattoir moeten en ook tijdens hun laatste reis wordt er totaal geen rekening gehouden met stressvolle ervaringen of natuurlijke behoeften, zodat ze soms hele dagen onderweg zijn met een overvolle vrachtwagen of boot, zonder voedsel of water. Ook het doden is een routinehandeling waar regelmatig fouten bij worden gemaakt; het is onvermijdelijk dat dieren tijdens de laatste fase van hun leven in paniek raken door de akelige geluiden, geuren en beelden die ze opvangen.

Kortom, dieren worden volkomen beroofd van hun natuurlijke waardigheid in de bio-industrie. Hun leven is één voortdurende fysieke en psychische kwelling en elke vorm van zinvol contact met andere dieren of mensen ontbreekt.

Peter Singer:

"De stallen hebben veel weg van fabrieken. De hele productiemethode is erop gericht van levende dieren machines te maken die tegen zo laag mogelijke kosten graan omzetten in vlees of eieren." 
(Peter Singer: Legkip blijkt nu toch niet zo voordelig. (De Volkskrant, 29 september 2005)

Het is niet verwonderlijk dat mensen die dierlijke producten uit de bio-industrie gebruiken zich medeschuldig voelen aan de ellende van de productiedieren, en op zoek gaan naar boeren die hun dieren in elk geval een minder onplezierig leven gunnen. 

Wat dit betreft zijn er grofweg twee soorten alternatieven: scharrelproducten en biologische producten. 

Scharreldieren worden doorgaans grootschalig gehouden, hoewel ze iets meer bewegingsvrijheid hebben en in sommige gevallen naar buiten kunnen. 

Biologische producten worden echter onder omstandigheden geproduceerd die lijken op die van boerderijen uit de tijd voor de opkomst van de huidige intensieve veehouderij. De dieren komen buiten, hebben voldoende ruimte en veel meer mogelijkheden om hun natuurlijke gedrag te vertonen en om zinvolle interacties met andere dieren aan te gaan.

Bij de knuffelkoeien in Voorst


 

Moreel gezien lijkt de keuze dus erg gemakkelijk: als je vlees of zuivel wil gebruiken, kun je je het beste richten op biologische producten. Helaas blijkt dit in de praktijk een stuk ingewikkelder te liggen, omdat biologische producten in verhouding flink duurder zijn dan producten uit de bio-industrie. Zo meldt Kees de Vré:

"Gemiddeld is de prijs van biologische voeding vijftig procent hoger. Uit onderzoek van TNO blijkt dat om een redelijk marktaandeel – zo’n 15 procent – te realiseren biologisch maximaal twintig procent duurder zou mogen zijn dan de gangbare variant. Lagere verkoopprijzen kunnen gerealiseerd worden door een hoger volume. De boeren aarzelen met omschakelen omdat de Nederlandse klant niet snel genoeg toehapt. En die hapt niet snel genoeg toe omdat hij de prijs te hoog vindt. De prijs is weer te hoog omdat het volume niet groot genoeg is. Het passeren van dit omslagpunt is de drempel waar de sector tegen aanhikt." 
(Prijs is achilleshiel van biologisch product; Trouw, 15-11-2003)

Paul Ingenbleek (Beloon biologisch boeren met subsidie, Trouw, 8 november 2003) schreef al eerder:

"De vraag dringt zich (...) op of alle kosten alleen op de consument afgewenteld moeten worden. Veel van de voordelen van milieu- en diervriendelijkheid zijn immers voordelen voor de samenleving als geheel. En terwijl veel mensen tijdens enquêtes positief staan tegenover milieu- en diervriendelijke productie, laten ze in de winkel de duurdere producten met keurmerk links liggen.

(...) Een (...) voorstel is een toeslag voor dierenwelzijn op alle producten. Zo’n oplossing ligt sterk in de bestaande denktrant waarbij extra kosten uiteindelijk door de consument betaald worden. Producten (...) krijgen daarbij een bepaalde prijs van handelaren en slachthuizen, die vervolgens weer een prijs krijgen van de voedingsmiddelenindustrie, die weer betaald wordt door de supermarkt. De supermarkt berekent de prijs uiteindelijk door aan de consument. Dit prijsmechanisme werkt prima wanneer er uitsluitend waarde wordt gecreëerd voor de individuele consument. Wanneer er echter ook waarde wordt gecreëerd voor de samenleving als geheel, voldoet deze structuur niet meer. Immers: waar in deze keten betaalt de samenleving de prijs voor maatschappelijke waarde?

Een nieuwe strategie zal gepaard moeten gaan met nieuwe beloningsmechanismen. (...)

Een in het oog springend idee is ‘Adopteer een kip’, waarbij mensen een bedrag overmaken voor het welzijn van een kip. 

De extra kosten voor milieu- en diervriendelijke productie worden hier niet betaald tijdens het winkelen, maar eerder, hetgeen mogelijk beter in overeenstemming is met de wijze waarop veel mensen zich in hun rol van consument en verantwoordelijke burger gedragen."

Adopteer een kip

Een berichtje van 14 november 2003 in Trouw (Nederlanders adopteren duizenden kippen) signaleert overigens dat de actie Adopteer een Kip een succes was: 

"[De diervriendelijke organisatie] Biologica noemt onder anderen nieuwslezeres Loretta Schrijver, minister van Landbouw Veerman, de hele SP-fractie in de Tweede Kamer, presentatrice Astrid Joosten en het VVD-Tweede-Kamerlid Erica Terpstra [als deelnemers]."

Los van de prijskwestie, wordt de consument ook nog eens verkeerd ingelicht. Zo waarschuwde de onderwijsminister Van der Hoeven in november 2003 

"voor een misleidend lespakket van de vleessector dat op meer dan 2000 scholen circuleert. Dieren die in de praktijk in krappe hokken zitten, zaten in het lespakket lekker ruim in een dik pak stro. (...)"

Bovendien zou al het kippenvlees van AH 

"uitgebreid worden gecontroleerd op het welzijn van de dieren.  Bij navraag blijkt dit niets voor te stellen: zo garandeert Albert Heijn dat niet meer dan 16 tot 24 (vlees)kippen per vierkante meter worden gehouden. Dat is minder dan een A4-tje per kip en precies het aantal kippen dat al in de bio-industrie wordt gehouden per vierkante meter. Ook op tv wordt de consument doodgegooid met kretologie als ‘effe checken’ en dan weet je dat het goed zit.

Deze inhoudsloze kreten van de vleessector werpen hun vruchten af. Veel consumenten associëren vlees met een PVE-IKB keurmerk (‘extra gecontroleerd’) als diervriendelijker vlees terwijl in werkelijkheid dit vlees vaak niet eens voldoet aan de wettelijke minimale huisvestingseisen voor de bio-industrie. (...)

Alle partijen, veehouders, slachterijen, vleeshandelaren en winkelbedrijven, hebben belang om hun product zo positief mogelijk af te schilderen. Dat deze misleiding zich op grote schaal voordoet is dan ook niet verwonderlijk, wel zeer verwerpelijk en schadelijk voor echte diervriendelijke initiatieven. Hoe meer consumenten rekening willen houden met dierenwelzijn, hoe aantrekkelijker deze misleiding wordt en dus hoe meer vleesleveranciers deze consumenten zullen misleiden met valse dierenwelzijnsclaims.

De overheid dient in dit verband orde te scheppen in de keurmerkenchaos. Zij kan door de consument worden gezien als degene die met een onafhankelijke beoordeling kan laten zien wat de consument echt voor keuze heeft. Zo heeft de EU al voor het Eko-keurmerk in de biologische landbouw wettelijk vastgelegd waar alle veehouders in heel Europa aan moeten voldoen om dit keurmerk te verkrijgen. Hierdoor kan de consument met veel meer vertrouwen een biologisch product aanschaffen.

Naast betrouwbare keurmerken is de laatste jaren door de wetenschap een beoordelingskader ontwikkeld om aan het dierenwelzijn in de verschillende huisvestingssystemen een rapportcijfer te geven. Deze zogeheten ‘dierenwelzijnsindex’ is klaar voor de praktijk. (...)

De overheid zou met deze wetenschappelijk onderbouwde beoordeling een duidelijke lijn kunnen brengen in de keurmerkenchaos door te verplichten dit rapportcijfer op de vleesverpakking te vermelden."

(Sjoerd van de Wouw, Verplicht rapportcijfer op vlees; Trouw, 18 november 2003)

Rampen

Ondertussen is het imago van de bio-industrie gelukkig wel steeds slechter aan het worden onder het grote publiek, onder meer door de meedogenloze manier waarop men epidemieën heeft bestreden.

Marianne Thieme, lijsttrekker van de Partij voor de Dieren verklaart wat dit betreft: 

"Een ramp als de vogelpest droeg bijvoorbeeld bij aan het bewustzijn van dierenleed." 
(Romana Abels, Burger loopt warm voor dieren, de politiek niet; Trouw, 2 augustus 2003)

Miljoenen gezonde dieren zijn wreed en bruut afgeslacht om de financiële belangen van de intensieve veehouderij veilig te stellen. Preventieve inentingen werden verboden omdat het vlees van gevaccineerde dieren niet verkocht zou worden.

Rinus Vermuë schrijft:

"Oude boeren kunnen vertellen dat ook vroeger mond- en klauwzeer voorkwam. Er gingen wat dieren dood, de sterkere dieren overleefden de ziekte. Maar Nederland heeft, met de EU, gekozen voor zero-tolerance en non-vaccinatie, om zo een grotere markt te kunnen bedienen. De EU heeft zich echter volledig verkeken op de beheersbaarheid van een zo besmettelijke ziekte, en stuurt nu als offers zijn dieren naar de ovens." 
(MKZ en de holocaust; Filosofie Magazine, 01-4)

Ook hobby- en biologische dieren zijn de dupe geworden van de maatregelen. De ophokplicht heeft er al toe geleid dat sommige biologische boeren gestopt zijn met hun boerenbedrijf en hun dieren naar het slachthuis hebben gebracht.

Onderzoeker Jeroen van Rooijen schrijft:

"Met het doden van hobbykippen heeft men brave mensen tot crimineel gedrag aangezet, vereenzamende bejaarden in het nauw gedreven en veel leed aangericht." 
(Hobbykippen liever toch maar niet, Trouw, 30 augustus 2005) 

Opgehokt

(Zie ook: http://dierenrechten.blogspot.com/2005/12/wat-zal-er-gebeuren-als-er-toch-weer.html )

Terugdringen van structureel dierenleed

De gedachte dat de bio-industrie moreel gezien echt onverkoopbaar is, wordt door zeer veel mensen gedeeld. Respect voor individuele dieren valt nu eenmaal totaal niet rijmen met de manier waarop deze in de intensieve veeteelt worden behandeld. Zelfs Minister Veerman erkent dat de bio-industrie uiteindelijk zal moeten verdwijnen.

Acties van het zogeheten Dierenbevrijdingsfront zijn in feite een reactie op de absurditeit dat er nog steeds op grote schaal sprake is van bio-industrie en aanverwante dieronvriendelijke verschijnselen zoals pijnlijke of dodelijke dierproeven, terwijl het voor de meeste mensen allang duidelijk is hoe moreel verwerpelijk dit alles is. 

Hoewel de acties niet altijd even goed doordacht zijn en daardoor zelfs negatief kunnen uitpakken voor de betrokken dieren, handelt het DBF in elk geval vanuit de legitieme idee dat het uit moet zijn met het structurele onnodige leed dat mensen andere dieren aandoen. Een beruchte actie als die van Volkert van der G. past niet in de morele code van het DBF en staat daarmee op zichzelf (De moord op Pim Fortuyn).

 

Proefdier

Overigens zijn voorstanders van bio-industrie niet alleen goed in de misleiding van consumenten over de misstanden die onlosmakelijk aan bepaalde producten verbonden zijn, maar ook in disinformatie over hun tegenstanders:

"De bio-industrie heeft zich tot dusver van een weinig scrupuleuze kant laten zien: gebruikmakend van misleiding en laster, stelselmatig proberend het voor te stellen of haar tegenstanders, afgezien van een handjevol wereldvreemde idealisten, uitsluitend uit fanatieke activisten bestaan. Deze dankbaar voorstellend als geestverwanten van een werkelijk gevaarlijke illuminé à la Volkert van dr G." 
(Rudy Kousbroek, Beschamend dat Europa de gruwelijke gevolgen van de bio-industrie miskent; NRC, 21 mei 2005)

Zie ook: 

Rudy Kousbroek, Kunst tegen martelen van varkentjes; NRC 22 november 2005; en 

Rudy Kousbroek, Een goede Partij voor de Dieren is automatisch een goede partij voor de mensen; NRC 3 april 2004. 

Maar hoe nu verder? Biologische veeteelt betekent hoe dan ook een grote verbetering voor landbouwhuisdieren, en mensen die per se vlees willen blijven eten, zouden tenminste voor biologische producten moeten kiezen. Maar ook aan biologische veeteelt kleeft uit de aard der zaak veel dierenleed. De dieren worden vroeg of laat een keer geslacht en bij zuivelproductie worden de meeste jonge mannetjesdieren gedood omdat ze geen functie hebben voor het productieproces.

Webcongres [NRC]: Wie geen biologisch vlees eet mag niet klagen over de bio-industrie; NRC 21 januari 2006. 

Titus Rivas schrijft:

"Er moeten bijvoorbeeld altijd weer nieuwe kalveren en kuikens geboren worden en alleen de vrouwelijke dieren zijn hiervan commercieel gezien interessant, een paar fok-mannetjes daargelaten. Als men alle dieren in leven zou moeten houden, zou dat ongetwijfeld betekenen dat een veeboer binnen de kortste keren failliet zou gaan." 
(Titus Rivas. Diervriendelijke zuivelconsumptie?, Vega!, 2004, http://www.animalfreedom.org/paginas/column/titusrivas8.html )

Ethisch gezien weegt het genoegen dat mensen kunnen beleven aan dierlijke producten niet op tegen de geschonden belangen van individuele dieren. Consequent doorgeredeneerd betekent dit feitelijk dat we allemaal vegetariër moeten worden, en liefst ‘zelfs’ veganist, omdat we dan ook niet meer medeschuldig zijn aan het doden van jonge mannelijke dieren in verband met de zuivelproductie.

Het wordt de consument overigens steeds gemakkelijker gemaakt om smakelijk vegetarisch of veganistisch te leven, doordat er steeds meer nieuwe vleesvervangers en sojaproducten op de markt komen.

Een rechtvaardiger orde

Dieren en mensen kunnen op individueel niveau veel aan elkaar hebben, zeker in het geval van vertrouwde huisdieren zoals honden en katten. Mensen zullen dieren echter steeds minder moeten beschouwen als een soort gebruiksvoorwerp. Dieren zijn subjectieve wezens met gevoelens en verlangens en we dienen hun individuele belangen te eerbiedigen.

Respect voor dieren betekent ook dat je hun belangen vertaalt in rechten en dat je die rechten vervolgens ook gaat beschermen. Bert Stoop maakt duidelijk wat je onder rechten moet verstaan in dit verband:

"Dieren komen onderling voor zichzelf op, maar hebben zelf niets met rechten. Het concept ‘rechten’ is uitgevonden door de mens en wordt door geen enkel ander wezen gehanteerd. Waarom spreken we dan wel van dierenrechten? Het antwoord is simpel: dierenrechten zijn mensenrechten en zijn er om de mens grenzen te stellen. Je zou de rechten die grenzen stellen aan de omgang van mensen met andere diersoorten ‘dierenrechten’ kunnen noemen. Wanneer we geen grenzen stellen aan de mens in de omgang met dieren in de vorm van rechten, dan kunnen we ook geen juridische aanspraken doen wanneer we vinden dat andere mensen de grens overschrijden.
Dieren zijn kwetsbaar ten opzichte van de mens, die meer macht heeft. Mensen die de belangen van dieren schenden zouden door andere mensen voor het gerecht moeten kunnen worden gedaagd om zich te verantwoorden en eventueel te worden gecorrigeerd." 
(Bert Stoop: Waarom hebben dieren rechten? http://www.animalfreedom.org/paginas/opinie/dierrechtnodig.html )

Stoop stelt daarbij vrijheid centraal:

 

"Dat vrijheid een grondrecht is, is een zaak die zo fundamenteel is en zo voor de hand ligt dat we geneigd zijn dit over het hoofd te zien. Men gaat er letterlijk aan voorbij. Ten onrechte, want voorbijgaan aan grondrechten is immoreel, ook als het gaat om dieren.

Net zoals de ene mens de ander geen eis kan stellen aan de invulling daarvan, moet het dier vrij gelaten worden om deze in te vullen met haar natuurlijke gedrag, ook wanneer dit op een dwangmatige (instinctieve) manier lijkt te gebeuren.

De invulling is irrelevant voor haar rechten. Ook irrelevant is dat dieren met ons niet over het concept kunnen communiceren. Het recht op vrijheid is als het ware een gegeven of een principe. (...) 

De mens is in wezen een diersoort. Net als mensen hebben dieren een bewustzijn en intelligentie. Het is alleen minder ver ontwikkeld en we noemen het anders. Dit wil overigens niet zeggen dat de mens op een hoger plan staat, het betekent alleen dat de mens meer macht heeft dan het dier. Vergelijkbaar met de positie van kinderen ten opzichte van volwassenen. 

Het dier is helaas nauwelijks bij machte om ons duidelijk te maken in hoeverre het onder menselijk handelen te lijden heeft. Je kunt ook omgekeerd stellen dat mensen nauwelijks in staat zijn om de signalen van het dier over zijn lijden op te vangen. 

De boodschap hiervan is dat we op geen enkele grond kunnen verdedigen dat de mens meer grondrechten dan een dier heeft. Het dier heeft evenveel recht op vrijheid." 

(Bert Stoop: Vrijheid is een grondrecht voor dieren http://www.animalfreedom.org/paginas/opinie/vrijheid.html )

Officieel is er overigens al wetgeving om dieren te beschermen, maar in de praktijk blijkt die zeer slecht te worden gehandhaafd. Zo stelt Dirk Boon, buitengewoon hoogleraar van de juridische faculteit van de Universiteit van Utrecht:

"Als er iets mis is met een dier, moet je de grootst mogelijke moeite doen om een politieagent, of zelfs een inspecteur van de Dierenbescherming, zover te krijgen dat hij optreedt." 
(Titus Rivas: Wetgeving ter bescherming van dieren: vooralsnog een wassen neus.)

Verder schrijft Boon in een recent stuk in Trouw:

"De welzijnsproblemen bij dieren zijn de laatste veertig jaar kwalitatief en getalsmatig sterk toegenomen. In Nederland worden 150 miljoen dieren gehouden, bijna tien per Nederlander. Met het welzijn van het overgrote deel van deze dieren is het slecht gesteld. De voornaamste problemen zijn te vinden in de houderij van productiedieren, waar op dit ogenblik circa 125 miljoen dieren aanwezig zijn. 

Dier in mensensamenleving

De intensieve veehouderij moet als een doodlopende straat worden beschouwd. Zij heeft de betrokken veehouders geen duurzame, economische positie verschaft, het landschap is vernield, het mestprobleem is nog altijd groot, er moet diervoeder worden geïmporteerd uit verre buitenlanden dat geproduceerd is op een oppervlakte die zes keer zo groot is als het Nederlandse landbouwareaal, en het dierenwelzijn blijft onverminderd slecht. Er bestaat een constant spanningsveld tussen producenten en consumenten, terwijl iedereen schoon genoeg heeft van de uitbraak en bestrijding van besmettelijke dierziekten de laatste jaren." 
(Dirk Boon, Dierenactivisten zijn geen terroristen; Trouw, 22 oktober 2003)

Speciësisme

Het voorgaande kan men in verband brengen met een vorm van discriminatie tegenover (niet-menselijke) dieren die in de ethiek inmiddels bekend staat als het speciësisme. Enkel doordat een dier geen mens is, maar tot een andere diersoort behoort, wegen zijn belangen minder zwaar en hoeven we er ook geen punt van te maken als ze geschaad worden.

Een van de beroemdste tegenstanders van deze achterstelling van dieren, is de Australische ethicus Peter Singer. In zijn standaardwerk Animal Liberation vergelijkt Singer de discriminatie op soort met de onderdrukking van slaven.

In de woorden van Erno Eskens: 

"Dieren die pijn voelen of plezier beleven, hebben belangen redeneert Singer. Deze belangen moeten meegewogen worden in de beslissingen die wij als mens voor de dieren maken. Hieruit volgt dat het eten van varkens, kippen en koeien ongepast is, vindt Singer, omdat er voldoende ander voedsel beschikbaar is; voedsel dat zonder leed geproduceerd kan worden. In Animal Liberation maakt Singer een vergelijking tussen de onderdrukking van dieren en de eerdere onderdrukking van slaven. De slaaf wordt gediscrimineerd op basis van zijn huidskleur, het dier wordt achtergesteld op grond van het feit dat hij tot een andere soort behoort. Het eerste heet racisme, het tweede noemt Singer ‘speciësisme’. " 
(Slaven en andere dieren, Filosofie Magazine, 02-1)

Ook de Amerikaanse filosoof Tom Regan staat bekend om zijn pleidooi voor de rechten van dieren. 

"De consequenties van de gelijkberechtiging van dieren zijn ingrijpend, erkent Regan. Het vegetarisme is er een van." 
(Patrick Meershoek, Geen bio-industrie en dierentuin dicht; Het Parool, 23 mei 2005).

In Nederland kennen we de bekende hoogleraar Paul Cliteur. Hij schreef het boek Darwin, dier en recht en stelde o.a. samen met de Stichting Varkens in Nood een Universele Verklaring voor de Rechten van het Productiedier op. Hij stelt: 

"Net zoals je geen drilboor op een mens mag zetten, omdat je weet dat een mens gevoelig is voor pijn, zo mag je ook dieren niet laten lijden"

Overigens voeren tegenstanders, zoals Andreas Kinneging, wel eens aan dat het toekennen van rechten aan dieren, kan leiden tot een devaluatie van de positie van de mens: 

"Als er weinig verschil is tussen mens en dier kun je ook zeggen: ‘mensen zijn ook maar dieren, dus maak ze maar af, wat maakt het uit.’ De consequenties van dit denken hebben we gezien in de 20e eeuw." 
(Yoram Stein, Dierenrechten invoeren betekent spelen met vuur; Trouw, 2 maart 2005)

Dit soort redeneringen zijn echter precies tegengesteld aan de gedachte van dierenrechten. 

Verder hoor je wel eens dat rechten ook altijd plichten veronderstellen, maar men vergeet dan dat ook zuigelingen en demente bejaarden rechten hebben, ook al kunnen ze niet aan plichten beantwoorden. De symmetrie gaat dus al niet op bij mensen en kan daarmee ook geen goed criterium vormen voor het al dan niet invoeren van rechten voor dieren. De Italiaanse ethica Paola Giovetti zegt hierover:

"Traditioneel wordt het onderscheid tussen mens en dier verdedigd met de verwijzing naar de rationaliteit van de mens, iets waarover dieren niet zouden beschikken. (...) 
Volgens de doctrine van de mensenrechten is rationaliteit juist uitgesloten als grond voor onderscheid. We kennen mensenrechten toe aan alle menselijke wezens, of ze nu Einstein zijn of geestelijk gehandicapt, of ze nu volwassen zijn of nog een kind. Superieure cognitieve kenmerken, zoals dat heet, mogen moreel geen verschil maken." 
(Thijs Broer, De tol van vlees eten; Vrij Nederland, 7 juni 2003)

Tot slot willen sommigen rechten uitsluitend toekennen aan zelfbewuste dieren zoals mensapen (chimpansees, gorilla’s, orangoetans en bonobo’s) of dolfijnachtigen. In feite is dat al net zo raar als het voorbehouden van rechten aan wezens die plichten kunnen vervullen.

Zoals de Engelse filosoof Jeremy Bentham meer dan twee eeuwen geleden al schreef:

"Eens komt de dag waarop ook de rest van de dierlijke schepselen die rechten verwerven die ze tot nu toe door tirannie zijn onthouden. De Fransen hebben al ontdekt dat het zwart van een huid geen reden is om een mens zonder pardon aan de wreedheid van de folteraar over te leveren. 

Eens zal erkend worden dat ook het aantal benen, de beharing van de huid of de lengte van het heiligbeen niet voldoende is om een wezen met gevoel aan een vergelijkbaar lot over te laten. Wat is er dan nog dat de ‘onoverkomelijke grens’ kan markeren? Het vermogen van de rede, of misschien het spraakvermogen? Maar een volwassen paard of hond is een onvergelijkbaar rationeler en communicatiever dier dan een zuigeling van een dag, week of maand. En zelfs als dit niet het geval was, wat zou dat dan uitmaken?

De vraag is niet: ‘Kunnen ze denken?’ of ‘Kunnen ze praten?’ maar: ‘Kunnen ze lijden?’"

Communicatief ...

(Jeremy Bentham, An Introduction to the Principles of Morals and Legislation, 1789).

Omschakelen

Sociaal economisch gezien zijn het vooral de boeren en andere direct betrokkenen bij de veeteelt die hun dagelijkse routines op den duur helemaal zullen moeten omgooien. De veranderingen betreffen niet alleen de eigen consumptie, maar de hele levensstijl.

Veganistisch filosoof Titus Rivas zegt hierover: 

"Mensen die hun veganisme funderen op ethische overwegingen, beschouwen alle beroepen die iets te maken hebben met het gebruik van dieren voor o.a. voedsel, kleding, vivisectie en spektakels als immorele beroepen, omdat deze in strijd zijn met dierenrechten. We willen daarom dus ook dat deze beroepen uiteindelijk bij de wet verboden worden. (...) 

Zo utopisch als het nu nog kan lijken, is het criminaliseren van beroepen die nu ten onrechte als eerbaar beschouwd worden nu ook weer niet. Allerlei activiteiten die dieren schaden zijn nu al verboden en het gaat er slechts om de lijst van typen onwettige handelingen uit te breiden zodat talloze beroepen automatisch verboden worden. Dit betekent wel dat bij een gezonde morele progressie van de mensheid allerlei beroepen uiteindelijk zullen moeten verdwijnen. 

Titus Rivas

In memoriam: |
de hierboven afgebeelde hond.
Het formaat klopt niet, de sfeer wel. 

Familiebedrijven zullen moeten sluiten of om moeten schakelen naar (uitsluitend) akkerbouw. Duizenden en duizenden personen zullen werkloos worden. Tradities van boerenclans en dergelijke zullen opeens meer lijken op verhalen over roofridders dan op een erfenis waar men echt trots op mag zijn. Een heleboel mensen zal daardoor in de sociale, financiële en psychologische problemen belanden. We kennen dit verschijnsel al op kleinere schaal ten gevolge van plagen zoals de varkenspest en mond- en klauwzeer.

Het zou daarom uiterst kortzichtig zijn om mensen, die net als echte beulen generaties lang het vuile werk hebben gedaan, te stigmatiseren en demoraliseren. Zij en hun voorouders zijn niet schuldiger dan allen die van hun ‘diensten’ gebruik hebben gemaakt. Vanuit een realistisch perspectief beschouwd, zijn ze niet eens veel schuldiger dan de meesten van ons, die immers in bijna alle gevallen pas na hun 18e veganist zijn geworden en tot dat moment niet in hongerstaking zijn gegaan. Ook wijzelf hebben dus vuile handen. Zelfs een gewezen christen als ik denkt in dit verband aan de bijbelpassage: ‘Wie zonder zonden is, werpe de eerste steen!’.

We moeten veetelers en andere dierenbeulen binnen de speciësistische wereld waarin we leven voldoende perspectief geven op werk en maatschappelijk aanzien, zodat ze nooit terugvallen in hun oude fouten. Dat kan alleen door ze met een schone lei te laten beginnen en de eerste lichting werkverlaters ruim schadeloos te stellen. We kunnen bepaalde beroepen alleen met succes criminaliseren als we niemand met een kater laten zitten."

(Titus Rivas: De verdwijning van immorele beroepen, Gezond Idee!, 50, 2001.)

Rivas anticipeert in een ander stuk overigens op het bezwaar dat het verdwijnen van beroepen die draaien om diergebruik neerkomt op een teloorgang van eeuwenlange tradities:

"Wij mensen hebben andere dieren waarschijnlijk vanaf het eerste begin dat we als soort bestonden, gebruikt voor onze eigen doeleinden. Maar dit geldt ook voor de omgang met andere mensen. Vanaf het eerste begin hebben mensen over elkaar geheerst. Het is een onhoudbare mythe dat blanke mannen de eerste mensen waren die oorlog voerden, plunderden, brandstichtten, slaven hielden, vrouwen verkrachtten, mensenvlees aten, kinderen misbruikten, of werklieden uitbuitten. Al deze verschijnselen komen ook structureel voor onder natuurvolkeren en bij de grote niet-westerse beschavingen. Er bestaan dus zeer veel ‘rijke’ tradities van onmenselijkheid jegens medemensen.

Als iemand meent dat diergebruik vanwege het traditionele karakter behouden moet blijven, moet hij of zij dat ook vinden van het gebruiken van mensen. Zoals niet-westerse dictators expliciet benadrukken, is het dan kwalijk als eeuwenoude tradities van uitbuiting en onderdrukking van medemensen opeens doorbroken en afgeschaft worden.

Helaas zijn er echt lieden die het hier vanuit het zogeheten culturele relativisme mee eens zijn. Dit is een stroming die stelt dat geen enkele cultuur superieur is aan een andere cultuur of delen daarvan. Een westerse humanist mag volgens deze stroming daarom geen absolute morele oordelen vellen over een andere culturele traditie.

Aanhangers hiervan moeten in ieder geval consequent zijn. Als zij tegen de afschaffing van tradities zijn waarbij dieren systematisch worden gekweld of uitgebuit, dan moeten zij ook tegen de afschaffing van vergelijkbare tradities zijn die mensen treffen. Het gaat namelijk in beide gevallen om tradities als maatstaf. Om dan te zeggen dat het in het ene geval om mensen gaat en in het andere geval om dieren verheldert niets. Want daarmee erken je dat er nog andere morele maatstaven een rol moeten spelen dan alleen de vraag of een verschijnsel traditioneel is. Morele maatstaven die belangrijker zouden zijn dan respect voor tradities, zoals het principe ‘andere mensen geen kwaad doen’.

Aangeven dat bepaalde handelingen traditioneel zijn in een bepaalde cultuur, zegt nog niets over de morele waarde van deze handelingen. Dat geldt voor de slavernij, voor de jacht, voor zuivelproductie en voor uitbuiting.
Misschien kunnen we daarom de eerstvolgende keer dat iemand treurt om de teloorgang van speciësistische tradities, maar het beste verwijzen naar de ‘tragische’ afschaffing van traditionele gladiatorenspelen, openbare executies, slavenhandel, kinderarbeid, vrouwenbesnijdenis of één van die andere schitterende gebruiken waarvan medemensen al zoveel respectabele millennia lang het slachtoffer worden."

(Titus Rivas: Diergebruik als traditie. Gezond Idee!, 49, 2001.)

Als wij mensen echt willen luisteren naar ons geweten, zal de wereld er ook voor andere dieren heel anders uit gaan zien.

Nog enkele links bij dit stuk:

Titus Rivas: 

De ontkenning van onrecht: existentiële angst als basis voor de miskenning van dierenleed

Veganisten als pioniers van dierenemancipatie
 

Bert Stoop: 

De centrale betekenis van vrijheid voor rechten en respect: http://www.animalfreedom.org/paginas/opinie/centrale_betekenis.html ;

Krompraat over stress bij vervoer varkens naar slacht. http://dierenrechten.blogspot.com/2006/01/krompraat-over-stress-bij-vervoer.html 
 

Organisaties voor dierenrechten- en belangen: http://www.animalfreedom.org/paginas/informatie/overzicht.html 
 

Geschiedenis van het westers vegetarisme: http://www.xs4all.nl/~jeroenvu/gwv/index.htm
 

Anticontra, tijd voor realiteit - over bioindustrie, varkens, antibiotica, milieu, voeding:
http://anticontra.wordpress.com
 

Nog enkele artikelen, later toegevoegd:

Wees goed voor het dier en voor jezelf, Peter Singer* , NRC Handelsblad 17 juni 2006
Niet alleen de westerse landen maar ook China en India brengen steeds vaker dieren onder in grote boerenbedrijven. Daarmee wordt het dierenleed in de wereld alsmaar groter.
Als consumenten hebben wij de macht - en de morele plicht - om onze steun te onthouden aan agrarische methoden die wreed zijn voor dieren en slecht voor onszelf.
 

Gebruik minder proefdieren en tel uit je winst, Frank Wassenberg, Trouw 29 november 2006
Na een daling is het aantal dierproeven gestegen tot zo’n 630.000 per jaar. Nederland moet en kan een voortrekkersrol spelen bij het proefdiervrij testen.
[...] Doel en middel worden door elkaar gehaald, wanneer we de dierproef noodzakelijk noemen. [.. P]roefdiervrij onderzoek bestaat wel degelijk.
 

Bio-industrie moet veranderen; Kleinschalig boeren lost veel op, Hans van der Lugt, NRC Handelsblad 2 december 2006
De Tweede Kamer praat binnenkort over afschaffing van bio-industrie. Boeren wijzen op de gevaren: Als de bio-industrie wordt afgeschaft, stort de export van vlees in elkaar.
Het is tijd dat de burger ook als consument een keuze maakt.
[... W]e moeten ons niet achter de internationale markt verschuilen en niets doen.
 

"M", het Maandblad van de NRC van december 2006 geeft een uitvoerige rapportage over4 de bio-industrie, genaamd "De Kippenmoord".
 

Lijstduwer - Een moslim bij de Dierenpartij, dat gaat prima; Mohammed Benzakour;

Trouw 27 oktober 2006
Hoe kan een moslim op de kieslijst staan van een partij die ritueel slachten afwijst? Zo vreemd is dat niet, de islam is diervriendelijker dan men denkt.
 

"Sentimenteel" zei de geit ... "Hypocriet" zei de kat - Tegenwicht weblog # 124 - 20 december 2009 
"Als huiskat hoorde ik, de Tegenwicht kat, mijn baas alsmaar zorgelijk mompelen "och, die geiten ...". Dus ging ik op pad naar de nabijgelegen kinderboerderij. Ik sloop bij de geiten naar binnen en vroeg wat er aan de hand was."
Met "Lees meer".

 

Start Weblog Inhoud Wat is nieuw English